DE ONTMOETING | 3. DE NOODLOTTIGE REIS
En dan is het de volgende ochtend. In het kamp zijn ze al wakker, want alles lijkt in rep en roer. Sinne knijpt met haar ogen en rekt zich uit om Omaria van zich af te schudden. Het kost haar moeite. Ze beweegt richting de ingang (wat slechts een tentflap is) waar Tonio haar vervolgens bijna onder de voet loopt. Hij ziet er gealarmeerd uit, heeft grote geschrokken ogen en maakt een haastige indruk.
"Rustig, Tonio! Wat is er aan de hand, jongen?" Hij wijst naar buiten en begint stotterend uit te leggen.
"Ze... ze... komen me halen. Sinne, ze komen me halen!" Het is duidelijk dat hij niet mee wil.
"Wie komen je halen, Tonio? Ga even zitten en leg het me rustig uit." Maar Tonio is niet van plan te gaan zitten. Hij ziet eruit alsof hij op het punt staat het op een lopen te zetten en voorlopig niet meer achterom te kijken.
"Tonio! Je moet me even iets meer vertellen, ik kan je zo niet helpen!" zegt Sinne met nadruk in haar stem.
"Ze hebben de leeftijdsgrens verlegd naar twaalf jaar Sinne. Ze willen alle weeskinderen onder de twaalf meenemen naar het internaat! Ik wil niet Sinne, ik wil bij jou blijven! Laat me alsjeblieft bij jou blijven!"
Sinnes keel vernauwt zich en ze slikt haar opkomende angst weg. Waarom zouden ze van de een op de andere dag deze regel aanscherpen? Ze begrijpt er niets van. Wat is er zo urgent dat dit niet kan wachten en het er zo radicaal doorgeduwd moet worden?
Sinne steekt voorzichtig haar hoofd naar buiten en ziet een enorme chaos voor zich. Opvliegend zand doordat er legerwagens het kamp inrijden. Ze proberen kinderen in de laadbakken te zetten, maar meer dan eens verzetten deze zich en krijsen luidkeels. Hier en daar staan volwassenen te praten met de soldaten. Er zijn genoeg mensen die kinderen van familie of vrienden in huis hebben genomen en ze nu niet willen laten gaan.
In de wandelgangen wordt er gefluisterd over dit internaat. Het zou er niet lichtzinnig aan toegaan en doen denken aan een heropvoedingskamp. Sinne hoeft niet lang na te denken. Tonio gaat er voor geen goud heen, over haar dode lichaam! Ze beseft dat ze geen tijd meer heeft om uitgebreide plannen te maken. Het is erop of eronder. Ze wil Tonio vannacht nog mee zien te krijgen naar Omaria. Zijn tekening van de raket geeft haar een sprankje hoop, een begin van een plan. Tot die tijd moet hij zich ergens verstoppen, maar waar?
Tonio komt met de oplossing. Hij wil zich aan de grens verstoppen, waar ze zijn moeder hebben gevonden toen ze haar tocht naar water maakte. Het is gevaarlijk, maar hij heeft daar een plekje ontdekt achter een richel van stenen. Achter die richel zit een grot verstopt die onzichtbaar is voor het kamp, tenzij je over de richel klimt. Een volwassene komt niet op dit idee. Destijds hebben ze hem daar ook niet gezien. Hij is ervan overtuigd dat het een goede plek is en dat hij tegen middernacht weer terug het kamp in kan sluipen.
Sinne gruwelt van het idee, maar kan ook niets beters verzinnen. Ze laat haar schouders zakken en knikt 'ja'. Laten we hopen dat Tonio gelijk heeft en dat hij het daar kan volhouden. Maar hoe moet hij daar nu komen zonder gezien te worden?
Er klinkt een luide fluit in het kamp en de legerleiding roept alle soldaten bijeen. Er is blijkbaar iets aan de hand. Sinne ziet het gebeuren vanuit het kijkgat van de tent. Een aantal soldaten vlakbij is druk aan het gebaren en staat met de rug naar hen toe. Dat maakt dit het uitgelezen moment, denkt Sinne.
"Nu!" roept ze verstikt. "Je moet gaan! Rol hier onder het zeil door", en Sinne wijst naar de achterkant van de tent, "en probeer zo snel mogelijk bij je verstopplek te komen. Zorg dat je hier na zonsondergang weer bent. Wees voorzichtig. Ik hou van je! Ga!" en ze drukt snel een kus op zijn voorhoofd.
Gehaast rolt hij onder het zeil door en verdwijnt uit het zicht.
"Houd je taai, Tonio", prevelt Sinne voor zich uit en ze maakt zich klaar voor wat ongetwijfeld een vervelende ontmoeting gaat worden.
En dat wordt het. De kampleiding moet er zelfs bij geroepen worden, want men wist zeker dat ze Tonio naar binnen hadden zien lopen. Zou 'men' de buren zijn, vraagt ze zich teleurgesteld af.
Ze kijkt beteuterd (voor zover mogelijk) en probeert vriendelijk en schijnbaar bereidwillig uit te leggen dat ze Tonio die dag nog niet gezien heeft. Hij staat altijd vroeg op en zij is net pas wakker geworden. Ze heeft geen idee.
Dan komt op een gegeven moment de ondervraging tot een einde, ondanks frustratie aan de andere kant. Ze kunnen haar het joch moeilijk laten uitspugen, denkt ze sarcastisch. Ze druipen met woedende gezichten af. Ze is verplicht hem aan te geven zodra hij zich meldt, is de afscheidstekst. Natuurlijk. Dat zal ze doen. Ze ziet heus ook wel in dat het beter voor hem is op het internaat... en nog meer van die onzin. Ze spint haar verhaal met de gebruikelijke retoriek van plicht en protocol. Precies wat ze willen horen. Ze kan altijd het toneel nog op, denkt ze bij zichzelf, en ondertussen maakt ze zich zorgen.
Dat de mannen in haar tent stonden was geruststellend op een bepaalde manier. Ze hadden Tonio nog nergens gevonden. En nu moet ze haar plan B gaan uitdenken, al valt er weinig uit te denken. Het is eerder een soort 'op hoop van zegen'-scenario, zoals eerder die dag.
Op dit moment kan ze niets anders doen dan wachten. Wachten op Tonio's terugkomst. En zo gaat Sinne een lange en zenuwslopende dag tegemoet.
Als ze later op de avond, rond middernacht, gerommel achter bij de tent hoort, slaat haar hart een slag over. Hij is terug! Helemaal onder het vuil, dat wel, maar in levenden lijve. Sinne valt hem om de hals zonder ook maar enig geluid te maken. De tentwanden zijn dun en de buren zouden alles kunnen horen. Ze kan daarom het plan niet hardop met hem bespreken.
Het valt haar zwaar om hem de brief te overhandigen die ze vanmiddag geschreven heeft. Het is onpersoonlijk en raar om het zo te doen, vooral nadat hij een hele dag alleen in een koude, natte grot heeft gezeten. Ze besluit achter hem op het bed te gaan zitten, terwijl ze de brief uit de envelop haalt, openvouwt en hem in handen geeft. Zo kan ze hem de hele tijd vasthouden en weet hij dat hij niet alleen is. Het licht komt van de kaars naast zijn bed. Gelukkig heeft Tonio goede ogen.
'Mijn lieve Tonio, je zult wel doodmoe zijn van het weglopen voor de soldaten en het moeten schuilen vandaag. Het spijt me zo dat ik er niet beter voor je kon zijn. Het is me duidelijk dat ik je hier in het kamp niet goed kan beschermen en we kunnen je niet zomaar twaalf toveren. Helaas! Dus heb ik een ander idee. Daarvoor heb ik van jou een paar dingen nodig. Ten eerste een flinke portie fantasie en zin in avontuur! Ik weet dat na alles wat je hebt meegemaakt je koppie er waarschijnlijk niet naar staat, maar ik beloof je dat het de moeite waard zal zijn.
Ik heb iets bij de envelop gestopt. Je bijzondere tekening van de raket. Hopelijk geeft deze tekening jouw fantasie het zetje dat het nodig heeft, want we gaan een droomwereld betreden. Jij en ik samen. De wereld heet Omaria. Ik ben er zelf al vaak geweest en vind het er fantastisch! Het is een wereld waar je kunt vliegen, tijd naar je hand kunt zetten, waar sprookjesachtige natuur en dieren je omringen en waar je vrij bent. Er zijn wel wat raadsels rondom Omaria die ik ook nog niet allemaal heb opgelost, maar met je onderbuikgevoel kom je ver. Geloof me!
De sleutel is om hier graag weg te willen en open te staan voor deze reis. Mijn verlangen naar vrijheid werd op een avond zo sterk, dat er als het ware een deur openging. Eerst dacht ik nog dat ik het zelf verzonnen had, maar het blijkt dat Omaria al een poosje bestaat. Ik vermoed dat iedereen erheen mag reizen, maar niemand op het idee komt. Jij nu wel, samen met mij lieve Tonio! Je hebt het jezelf al makkelijk gemaakt door het ontwerp van je voertuig klaar te hebben. Je kunt deze raket daar met enkel je gedachten als gereedschap in elkaar zetten, als je het plaatje goed voor ogen hebt. En dan is het wolkendek ook van jou! Ik weet dat het allemaal merkwaardig klinkt, maar als je erin gelooft, als je mij gelooft, dan kun je op Omaria bij me zijn. Misschien kan ik je daar verstoppen tot je twaalfde of kunnen we iets bedenken waardoor je kunt blijven... Als we eerst daar maar zijn, dan komen de antwoorden vanzelf. Zo gaat dat op Omaria heb ik ontdekt.
Lieve Tonio, als je vanavond je ogen sluit, neem je dan voor daarheen te gaan. Open die deur en reis met mij door deze wereld. Ik verheug me er waanzinnig op en hou van je lieverd. Slaap lekker zo meteen en goede reis! Liefs, Sinne'
Tonio kijkt na het lezen van de brief achterom. Hij heeft een blik van ongeloof in zijn ogen. Hij neemt wat afstand van haar, kijkt naar de brief en dan weer naar haar met vraagtekens in zijn ogen. Het is Sinne duidelijk dat hij haar niet goed bij haar verstand vindt. Dit heeft ze wel verwacht. Toch hoopte ze dat hij er als een jongetje van tien jaar in mee zou gaan, met al het vertrouwen van de wereld in haar.
Ze komt weer wat dichterbij en fluistert zachtjes in zijn oor. "Jij kunt dit! Echt! Als je er één keer bent, zul je verbaasd staan over de schoonheid!" Met nog steeds twijfel in zijn ogen gaat hij weer liggen in haar armen. Ze voelt hem op een gegeven moment ontspannen en zucht opgelucht. Nog lange tijd houdt ze hem vast totdat hij in een diepe slaap is. Gelukkig.
Ze sluipt voorzichtig achter hem weg naar haar eigen bed en wil meteen achter hem aan, maar het lukt niet! Ze kan de slaap niet vatten! Verdomme! Ze is te geforceerd bezig en door zorgen overmand blijft haar hoofd overuren maken. Het gaat ten koste van haar tijd op Omaria... Ze zal rustig moeten worden. Tonio heeft haar nodig!
***
Als ze over de steiger naar de Ascensie loopt, voelt ze het onbehagen in haar nek kruipen. Ze heeft te lang gedaan over het in slaap vallen. Nu wil ze Tonio zo snel mogelijk vinden. Dat blijkt helemaal niet lastig te zijn... Een gigantisch lawaai van hard ronkende motoren ontneemt Omaria haar stilte. De lucht boven haar trilt en huivert onder het ongewone geluid. Boven Sinnes hoofd ziet ze de raket van Tonio in een rechte lijn pijlsnel door het wolkendek suizen. Hij gaat met een noodgang, denkt Sinne, zoals te verwachten valt van een raket natuurlijk. Ze is opgelucht dat hij het heeft gehaald. Hij is tenminste op eigen kracht op Omaria gekomen!
Maar goed, nu moeten ze elkaar nog zien te ontmoeten hier. Haar plan is vreselijk incompleet. Ontsnappen naar Omaria voor een nacht staat verre van gelijk aan het uit handen blijven van de kampleiding voor de komende twee jaar. Toch voelt ze een glimlach opkomen. De vreugde mag alleen niet lang duren.
In de boot zit een lange, roodharige man haar op te wachten en hij kijkt allesbehalve vriendelijk.
"Sinne", groet hij koeltjes.
Ze springt aan boord en kijkt hem aan met een stoere blik (een stoerheid die ze helemaal niet voelt op dat moment). Hij heeft haar door en duwt zijn spottende mondhoek weer omhoog.
"Ik kan alleen maar aannemen dat jij die onwelkome gast hebt uitgenodigd in MIJN Omaria?" en Toran bromt van ongenoegen. "Dali durfde met mij niet eens meer de bergen over te vliegen, zoveel lawaai maakt dat monster van een voertuig! Het raast kriskras door de wolken heen, alsof het eigenlijk gisteren op de maan had moeten landen. Wie is die bezetene en waarom kan hij zijn voertuig niet onder controle houden? Hij lijkt wel een maniak, zoals hij vliegt!"
Sinne bijt op haar lip en was al bang dat het er zo uit zou zien hier op Omaria. Tonio toont jammer genoeg weinig verbeeldingskracht. Dat verklaart waarom hij niet goed kan manoeuvreren. Hij is hier met tegenzin en angst in zijn lijf en dat is precies wat hij nu aan de hemel laat zien: ongecontroleerde paniek. Geen wonder dat Toran boos is. Tot voor kort was dit zijn heiligdom en nu vliegt er een wolkenpiraat rond.
Nog voordat ze wat kan zeggen, heeft hij haar al helemaal doorgrond. De planken onder haar voeten veren even mee met haar ongemak. Blijkbaar kan hij de antwoorden zo uit de lucht vissen als hij dat wil. Verdorie! Dat is ongewenst en onhandig. Ze had dit gesprek graag iets bijgestuurd. Hij denkt daar duidelijk anders over.
Hij wrijft met zijn handen door zijn gezicht en ze ziet aan zijn blik dat hij niet langer boos is, maar wat hij nu uitstraalt, verontrust haar nog meer. Hij zucht eens diep en kijkt haar dan langdurig serieus aan.
"Ik zie alleen maar goede intenties in je handelen, Sinne. Dit is alleen een nogal complexe oplossing voor je probleem. Ik begrijp uit je gedachten de noodzaak om aan jouw wereld te ontsnappen en het is me duidelijk dat je Tonio wilt beschermen. In feite sta je met je rug tegen de muur en was dit je enige uitweg. Om die reden kan ik als de beste begrijpen dat je dit gekke plan bedacht hebt. Het is alleen zo dat Omaria zijn eigen wetten volgt, en niet iedereen dat zomaar begrijpt. En getraumatiseerde, jonge mensenkinderen staan er niet om bekend hun emoties onder controle te hebben, en dat heb je hier wel nodig."
De wolken boven het schip trekken samen. Hij onderbreekt zichzelf even door een streng van zijn haar achter zijn oor te vegen en na te denken over de volgende woorden. Hij wil haar niet de schrik op het lijf jagen.
"Hoe jíj het zo eenvoudig oppikt, is me een raadsel. Het is knap hoelang je hier al hebt kunnen rondvliegen zonder in de problemen te komen. Ik vermoed dat je een natuurlijke gave hebt, put uit een rijke fantasie en beschikt over genoeg zelfvertrouwen. Maar ben je beschadigd en angstig, dan is het hier uitdagend en dan overdrijf ik niet. Hoe zit dat met Tonio, Sinne? Denk je dat hij vanuit vertrouwen en zekerheid handelt?"
Sinne zucht waar mogelijk nog dieper dan Toran net gedaan heeft en kan slechts één antwoord op deze vraag geven. Met grote schuldige ogen schudt ze van nee.
Toran kijkt haar aan en schudt nu ook zijn hoofd. Het water onder de Ascensie rimpelt zachtjes. Het schip beweegt mee met hun gedeelde berusting. "Het heeft geen zin om hier lang over na te denken. Het is wat het is."
"Wat kunnen we nu doen, dat is de vraag. Hoe gaan we Tonio bereiken?" Sinne kan de vraag amper verstaan. De raket boven hen trekt weer een dikke streep aan de heldere lucht en maakt kabaal voor tien. Het hele landschap van Omaria lijkt erdoor te veranderen. Kleuren worden schimmiger en donkere wolken pakken langzaam samen in de verte. Dan steekt er een koud briesje op en Sinne ziet het slechte weer hun kant opkomen. De wind draagt een subtiele ondertoon van angst. Omaria reageert op de verstoring. Gebeurt dit door Tonio? Ze heeft hier niet eerder slecht weer meegemaakt.
"Ikzelf heb het maar een paar keer beleefd", reageert Toran op de gedachte die Sinne expres voor zichzelf had willen houden, "...op de dagen dat ik piekerde en somber van eenzaamheid was. Gelukkig heb ik die dagen vrij weinig. Over het algemeen ben ik juist dankbaar voor mijn leven op Omaria. En ik heb Dali, dat maakt het grote verschil voor mij."
Sinne zou hem het liefst bestoken met duizend vragen over deze plek en hoe hij hier terecht is gekomen, maar dít is nauwelijks het moment om dat te doen.
"Wat is het ergste wat hem kan overkomen?", vraagt ze zenuwachtig aan de roodharige man tegenover haar op het schip.
Toran verkleurt. "Ik vind niet dat we daar nu te diep op in moeten gaan, Sinne. Het wordt er niet beter van. Laten we in ieder geval hopen dat hij niet tegen rode-kogel-vogels aanvliegt. Het zijn lieve beestjes, mooi ook met hun sierlijke en toch geëxplodeerde verenlijfjes, maar hun snavels zijn vlijmscherp en kunnen ieder materiaal doorboren. Ze staan erom bekend niet goed op te letten en als kamikazes door de lucht te vliegen. Dali en ik kunnen ze goed ontwijken." Toran klemt zijn kaken op elkaar.
Sinne voelt zich ongemakkelijk worden. "Wat als Tonio neerstort? Gaat hij hier dood? En...", ze durft het niet hardop uit te spreken.
Toran kijkt haar ernstig aan. Het hout van de Ascensie kraakt zachtjes, een echo van de gespannen stilte. "De tijd waar we hier mee spelen, is de ware tijd. Het is jouw individuele levensduur, Sinne... Dat geldt ook voor Tonio. Hij heeft die nu op versneld staan..." en Toran durft haar niet aan te kijken bij deze woorden.
Sinne kan niet bevatten wat hij zojuist gezegd heeft. Ze begrijpt het wel, maar het dringt nog niet volledig door.
"Ze zal binnenkort een helder plaatje hebben van de situatie, maar dan is er geen weg terug... Sinne, meisje toch, waar ben je in verzeild geraakt? Ik krijg het er warm van."
"Ik ga de lucht in Toran. Ik moet Tonio op de grond zien te krijgen!" Sinne begint de lijnen los te maken waarmee de Ascensie aan de steiger vastligt. De steiger is smal geworden en krakkemikkig. Toran knikt en helpt met de fenders aan boord te halen. Een kort fluitje doet een vlaag wind aan stuurboord naar bakboord bewegen. Dali is er dus toch.
"Hi lieve Dali", begroet Sinne haar liefdevol. "Kom je ons helpen?"
Dali lijkt inderdaad wat verstoord. De donkere lucht en straffere wind maken de situatie niet beter. In de verte hoort ze het kabaal van de raket. Misschien is het onweer? Sinne hoopt dat Tonio hun kant weer op weet te komen en dat blijkt inderdaad het geval.
Nu moet Sinne alles op alles zetten en haar beste zeiltalent tevoorschijn toveren uit de krochten van haar vroegere bestaan. De tijd waarin ze met haar vader op de grote meren gevaren heeft. Ze heeft het van hem mogen leren. Hij was een fanatieke zeiler. Ieder schip aan de horizon moest eruit gezeild worden. Sinne weet dus als geen ander snelheid te maken. De toenemende wind maakt dit een stuk eenvoudiger, maar ook gevaarlijker. De wolken hebben haast, waardoor ze er amper op mee kan liften en de zeilen bollen hevig. Er wordt veel gevraagd van de touwen en katrollen. Het water onder hen onthult zijn blauwe diepte, een stille getuige.
Het komt goed, denkt ze. "Ik heb een stevig schip gebouwd en daar mag ik gerust op vertrouwen."
Ze manoeuvreert richting de wind, waardoor ze met de punt van haar boeg dwars door de wolken snijdt. Het brengt haar hoger, zodat ze in de buurt kan komen van de hoogte waar Tonio zich bevindt. En al snel heeft ze de maximale hoogte bereikt. Ze laat bescheiden de schoot vieren, zodat de boot wat minder scheef gaat en ze in staat is even rustig de omgeving te verkennen.
Daar is hij! Het zwarte gevaarte komt vanuit de verte aanrazen. Ze hoopt dat hij haar kan zien. Eén handgebaar is misschien genoeg. De raampjes in zijn raket zijn klein. Tonio nadert aan stuurboordzijde en ze begint alvast met zwaaien. Toran staat nu ook op en zwaait mee. Hij weet dat hij van Dali niet veel hoeft te verwachten met deze gek in het luchtruim. Hij blijft aan boord en hoopt er het beste van. Ondertussen is hij onder de indruk van het geniale zeilwerk dat Sinne hem de laatste tien minuten heeft laten zien.
Tonio is er bijna en zowel Sinne als Toran zetten de tijd op slow motion zonder daar enige moeite voor te doen. Ze kijken elkaar even aan en moeten glimlachen, omdat het gelijktijdig plaatsvindt. De wolken om hen heen trekken samen, een trage, zware beweging. Het schip deint vrijwel niet meer en ze kunnen kleine partikeltjes in de lucht onderscheiden van de rest. Hun haar beweegt amper, zo ook hun kleding.
Dit geldt alleen niet voor de zwarte raket, die alsnog met knetterende snelheid dichterbij komt. Sinne maakt een handgebaar naar beneden. Ze herhaalt steeds deze beweging met haar wijsvinger naar beneden. Toran begrijpt wat ze van plan is. Een risicovol plan, maar betere ideeën heeft hij op dit moment niet. Hij berust in haar besluit. De kompasnaald op het dek draait subtiel in de richting van de raket, als een stille bevestiging van hun gezamenlijke focus. Toran twijfelt of Tonio ook maar iets begrijpt van wat Sinne aan het seinen is naar hem. Kan hij hen überhaupt zien?
Tonio ziet het en stuurt abrupt bij, zodat de punt van de raket nu naar beneden wijst. Hij lijkt vaart te minderen, maar zal nog steeds met gigantische snelheid in het water belanden. Hopelijk, zo heeft Sinne bedacht, komt hij door de luchtcompartimenten weer naar bovendrijven als een dobber. Daar zal ze klaarstaan met een reddingsboei en een lijntje om hem aan boord te hijsen.
Ze laat de zeilen nu verder vieren en maakt een duikvlucht door de wolken richting de waterlijn die rap dichterbij komt. De wolken lijken even uiteen te wijken, alsof ze een pad vrijmaken voor haar afdaling. Ze ziet de raket met de punt het water raken en dan verdwijnen onder het wateroppervlak. Alsof ze dagelijks voertuigen op het water landt, laat ze de neus precies op tijd naar voren komen en het bootje bijna geruisloos in het water glijden.
Ondertussen ziet ze Toran naar haar kijken met een ondefinieerbare blik. Ze wil het niet weten. Hij zal haar wel roekeloos vinden. Dat begrijpt ze op dit moment volledig. Ze speelt met het leven van een jongen van tien jaar en kan alleen maar bidden tot de Triade. Ze vertrouwt erop dat Tonio beschermd wordt en kijkt gespannen of hij al boven komt.
Ze houdt haar adem in. Belletjes komen naar de oppervlakte en zonder enige verdere aankondiging katapulteert de raket met een klap uit het water. Hij maakt al stuiterend flinke golven. Sinne en Toran moeten zich goed vasthouden aan de kajuit van het schip, om niet over de reling te vallen, terwijl de golven het schip flink heen en weer laten stampen. En dat terwijl ze redelijk afstand hebben van het gelande object.
Het kost tijd voordat het water tot rust komt en Sinne in staat is om over de reling te kijken, zoekend naar wat er van de raket is overgebleven. Tot haar verbazing blijkt het voertuig behoorlijk solide te zijn en dobbert het volledig intact een eind verderop. Er is geen teken van leven te bespeuren en Sinne voelt haar hart in haar keel kloppen. Ze wil overboord springen, maar Toran is haar voor.
Terwijl hij een sierlijke duik over de reling neemt, holt Sinne naar de achtersteven, waar de reddingsboei hangt en enkele reserve lijnen klaarliggen. Ze houdt Toran scherp in de gaten. Met ferme, krachtige slagen zwemt hij naar de raket toe. Het water tussen hem en het gestrande voertuig lijkt kalmer te worden, als een subtiel pad dat hem de weg vergemakkelijkt. Eerst cirkelt hij volledig om de raket heen, speurend naar een deurtje of raampje dat open zou kunnen. Alles lijkt potdicht verzegeld.
Dan duikt hij onder water en laat zijn vingers langs de randen glijden van iets wat een deur zou kunnen zijn. Zijn vingertoppen ontdekken een holte met een metalen ring. Hier moet de deur mee te openen zijn, vermoedt hij. Maar hoe hard hij ook wrikt en trekt, er komt geen beweging in.
'Logisch', beredeneert hij bij zichzelf, 'het water drukt de deur dicht.' Zo gaat het hem niet lukken. Hij tast in zijn zak, waar hij altijd een redelijk zwaar zakmes bij zich draagt, en voelt opluchting als hij merkt dat het er nog steeds zit. Zonder verdere overweging zwemt hij bij de deur vandaan naar een van de raampjes. Met de botte kant van het mes slaat hij op het glas. Hard. En nog eens, dan nog eens. Al watertrappelend kan hij nauwelijks genoeg kracht zetten.
Dan, plotseling, lijkt het glas van binnen naar buiten toe te exploderen! De lichtstralen die door het water vallen, concentreren zich even op het nieuw gemaakte gat, als een stille aanwijzing dat er hoop is.
Toran heeft hier niets mee te maken en dat is een geweldig teken! Binnen in de raket is er leven! Leven dat het voor elkaar heeft gekregen het glas te breken!
Hij schreeuwt vanuit het water vlak bij het raam zijn naam: "Tonio! Tonio! Ben je daar? Gaat het?"
Er komt een vreemd, bevend stemmetje uit het gat en Toran kan het amper rijmen met de stem van een tienjarige. "Ik leef nog...", piept en kraakt de stem.
Er kan nooit een volledig lijf door dit raampje, zelfs geen tienjarige. Dat is veel te klein, realiseert Toran zich. Rond de opening van het raampje golft het metaal, een subtiele ademtocht van spanning. Hij kijkt omhoog naar de boeg van het schip, waar een zeer bezorgde Sinne staat te turen naar de activiteiten in het water.
"Hij leeft nog!", schreeuwt Toran van achter de raket naar haar, in de hoop dat ze hem kan verstaan. En nu, denkt hij, hoe krijg ik hem hieruit?
Uit een impuls pakt hij de laatste stukjes glas van het raampje en gooit deze achter zich in het water. Nauwkeurig kijkt hij al watertrappend of er nog scherven zijn overgebleven. Het lijkt er niet op. Dan pakt hij het kozijn beet en probeert wat instructies naar binnen te roepen.
"Ik ga proberen deze raket zo te draaien dat er water naar binnen loopt via dit raam. Het zal even flink wiebelen worden en ik weet niet of het lukt. Het kan zijn dat het te zwaar voor me is. Mocht er water in de raket lopen, dan moet jij, Tonio, ervoor zorgen dat je je hoofd steeds in de luchtbel houdt bovenin. Begrepen? We kunnen je deur pas opendoen als er aan beide kanten water staat! Snap je dat, Tonio?"
Het water rond de raket kalmeert even tijdens zijn uitleg, een moment van rust in de chaos, waardoor zijn stem duidelijker doordringt.
Er klinkt zwak gejammer van binnen, maar dan hoort hij een zwakke "ja" uit het gat naar boven komen.
"Ben je er klaar voor Tonio?"
En weer klinkt er een zwakke, maar onmiskenbare "ja" uit het ruim.
Toran houdt de omlijsting van het raam nu met twee handen vast en probeert boven op de raket te klimmen met zijn volledige gewicht. Alleen op die manier kan hij de raket scheef trekken. Hij moet water gaan scheppen door het ronde gat. Het mislukt een aantal keren. Iedere keer moet hij wachten totdat de raket ophoudt met wiebelen. Na een poosje begint hij moe te worden. Zijn arm- en vooral vingerspieren raken snel uitgeput.
"Kom op!" moedigt hij zichzelf aan. Dan zet hij zich met twee krachtige benen af, maakt snelheid en komt boven op het ding terecht. Nu gaat hij met zijn hele lichaam aan het gat hangen en weet hij het naar het wateroppervlakte te bewegen.
Het water gulpt met grote snelheid naar binnen en de raket begint in zijn totaliteit te kantelen. De golven rond de raket bewegen in een ritmisch patroon dat zijn inspanningen lijkt te ondersteunen. Toran wordt door de draaiing weggeduwd en heeft amper tijd om zich af te vragen of dit goed gaat. Hij tast in een snelle beweging naar de hendel van de deur en probeert er grip op te krijgen. Deze hendel mag hij niet uit het oog verliezen, anders krijgen ze de deur nooit open!
De raket begint met zijn zijkant flink het water in te zakken, waaruit Toran opmaakt dat hij al behoorlijk vol met water is gelopen. Hij wacht nog even, maar kan bijna geen grip meer houden, omdat zijn hoofd dan ook onder water komt. Hij probeert al te trekken. Het lukt nog steeds niet. Het komt in hem op dat dit ook weleens fout zou kunnen gaan.
Meteen herstelt hij zich. Voor doemdenken is op Omaria geen ruimte. Het water rond hem wordt donkerder en resoneert met zijn opkomende vastberadenheid. Hij weet dat Omaria andere regels kent en het wordt tijd dat hij daar eens gebruik van gaat maken. Zonder verder na te denken duikt hij nu onder water, doet een snelle onderhandeling en trekt vervolgens met een soepele beweging de deur open. Het water rond de deur wijkt terug, bijna onmerkbaar meewerkend met zijn inspanning. Als bij toverslag komt er een gestalte tevoorschijn. De om zich heen grijpende hand van de persoon vindt zijn jasje en Toran heeft al zijn kracht nodig om samen met hem naar boven te zwemmen.
Daar proesten ze het uit bij de eerste ademteug die ze kunnen halen. Toran kijkt naar de figuur die spetterend zichzelf boven water houdt.
Het is absoluut geen jongetje van tien! Hier ligt een oude man in het water, met ingevallen wangen, uitgezakte oogleden en een bange blik in zijn ogen. Het grijze, natte haar valt sluik om zijn hoofd heen en hij kan maar met moeite zijn kin boven water houden.
"Rustig maar, rustig maar...", sust Toran. "Ik leg je op je rug en met mijn handen onder je hoofd zwem ik met je naar het schip dat daar in de verte op ons ligt te wachten."
Hij draait zijn hoofd om te kijken waar de Ascensie ligt en ziet tot zijn opluchting dat ze dichterbij is gekomen. Met een frons zwemt hij zo snel mogelijk bij de raket vandaan. Nog even en deze zinkt. Toran wil niet in het kielzog meegezogen worden.
Sinne roept naar hen en hij kan haar nu horen. Hij zwemt grote slagen en houdt ondertussen het hoofd van de oude heer boven water. De golven worden merkbaar kalmer in hun pad, een kleine corridor van rustiger water vormend. Hij probeert zijn adem te stabiliseren en wil niet nadenken over wat er met deze man is gebeurd. Dan hoort hij een plons en naast zich voelt hij water spetteren. De boei ligt in het water. Hij grijpt de boei vast en duwt de armen van de oude heer eroverheen.
Er wordt aan het touw getrokken. Op hetzelfde moment verdwijnt de raket helemaal onder water en voelen ze de trekkracht. Ze houden zich goed vast aan de boei en na flink wat trekwerk van Sinnes kant naderen ze de zijkant van het schip en zien ze haar hoofd over de reling steken. Ze heeft een verwarde en ongeruste blik op haar gezicht. Ze klapt het zwemtrapje uit.