DE ONTMOETING | 2. DE ASCENSIE

Op Omaria is het heerlijk weer. Grote wolken pakken samen, maar verdwijnen net zo snel weer en de zon schijnt tussen de bedrijven door met een overtuiging die Sinne in haar andere wereld vreemd is. Ze zou het exact de juiste afwisseling noemen, als ze het iemand moest uitleggen. Vooralsnog kan ze er niemand over vertellen; ze zullen haar voor gek verklaren. Ze hoopt Tonio mee te kunnen nemen. Ze heeft een enorme behoefte om dit allemaal met hem te delen.

Terwijl ze haar schip manoeuvreert tussen de wolken door, voelt Sinne hoe anders Omaria werkt vergeleken met de kampwereld. Hier gehoorzaamt de realiteit andere wetten. Tijd beweegt niet als een onverbiddelijke stroom, maar als een substantie die ze kan vormen met haar gedachten. Van het versnellen en vertragen maakt ze tijdens haar vluchten vaak gebruik. Zoals nu, waarbij ze over een lang, saai stuk heen scheert als een steen over water. Voor een fractie van een seconde pakken de wolken dichter samen.

Maar soms, in de stilte tussen twee hartslagen, heeft ze het vreemde gevoel dat er meer mogelijk is dan alleen versnellen of vertragen. Alsof de tijd hier gelaagd is, opgebouwd uit momenten die niet alleen in duur, maar ook in richting kunnen veranderen. Een gedachte die zowel opwindend als verontrustend is, en die ze nog niet durft te onderzoeken. De lucht om haar heen verstilt.

Het vermogen om met tijd te spelen vraagt om overgave, beseft ze, het loslaten van controle dat in het kamp ondenkbaar zou zijn. Daar is alles vastgelegd, hard, beperkt door regels en grenzen die niemand durft te overschrijden. Maar hier op Omaria? Hier kan ze zichzelf vinden in de vrijheid van het moment.

De verbinding tussen haar en de Ascensie is intenser dan ze ooit met een object heeft ervaren. Dit is niet slechts een vaartuig; het is een verlengstuk van haarzelf, geboren uit haar verbeelding en wilskracht. Elke beweging die ze maakt, elke gedachte die door haar hoofd flitst, lijkt door te sijpelen in het hout, de zeilen, het roer. Wanneer ze blij is, vangen de zeilen meer wind; wanneer ze twijfelt, aarzelt ook de boot in haar koers. Een dans van wederkerigheid.

Sinne glimlacht om deze ontdekking: wat je hier verbeeldt, wat je hier voelt, neemt tastbare vorm aan. Creaties zoals haar schip dragen een stukje van hun schepper in zich, een wetmatigheid op Omaria die ze langzaam begint te begrijpen. Als antwoord op haar glimlach voelt het hout onder haar vingers een tint warmer aan, nauwelijks waarneembaar.

Sinne stuurt de Ascensie een verzameling wolken in om er boven uit te komen. Abrupt ligt het schip stil en door de schok ervan wordt ze tegen haar roer aangeduwd. De boot begint op de deining van de wolk als een wieg heen en weer te schommelen.

Het schommelen van de boot heeft vrijwel direct effect op haar. Ze gaapt diep en gaat zitten, overweldigd door een slaapbehoefte die onverbiddelijk aan haar trekt. Haar oogleden worden zwaar als lood. Terwijl ze zich uitstrekt op haar bankje, geeft ze zich over aan de slaap die haar meeneemt.

Op Omaria heeft ze nog niet eerder geslapen en het voelt vreemd, omdat ze had verwacht dat ze dan terug zou keren naar het kamp. Maar ze is nog steeds hier, en nog merkwaardiger is dat ze zich in haar droom wakker voelt. Ze heeft haar ogen wijd open en is zich bewust van elke ademteug die ze neemt. De wolken om het schip weven zich zachter samen en vormen een beschermende deken rond haar slaap.

Het doet haar denken aan een droom die ze vroeger eens heeft gehad en die zo helder was dat de wereld om haar heen onecht had geleken toen ze wakker werd. Haar moeder had het lucide dromen genoemd en Sinne heeft er nog weken mee rondgelopen. Het was alsof het haar iets had geprobeerd te vertellen – alsof het een boodschapper was van een diepere laag.

Eerst maar eens op ontdekkingstocht, zegt ze tegen zichzelf. Alles om haar heen voelt als Omaria, maar verschilt er wezenlijk van. Hier heeft ze blijkbaar geen voertuig nodig en met voorzichtige passen loopt ze een schemergebied in. Daar ziet ze de kleine belletjes weer voor haar hangen. De wolkenbelletjes die haar eerder zo fascineerden.

Inmiddels krijgt Sinne de indruk dat emoties de fysieke eigenschappen van deze wereld versterken en beïnvloeden. Haar nieuwsgierigheid, haar verwondering, haar vreugde – ze manifesteren zich in de lichtgevende glans van deze transparante, kleine, ronde vormen en de kalme helderheid van de lucht. De belletjes lijken bijna onmerkbaar helderder te pulseren wanneer haar verwondering toeneemt.

Eén ervan trekt haar aandacht, alsof het net iets meer licht in zich heeft dan de andere. Ze beweegt ernaartoe en neemt het in haar hand. Nieuwsgierig probeert ze erin te kijken. Haar neus raakt de dunne wand en het fragiele bolletje spat uiteen midden in haar gezicht. Er rolt een gedachte over Sinne heen, zoals eerder ook al gebeurde. Deze gedachte is niet vluchtig. Deze gedachte blijft bij haar, net zo lang tot ze niet eens meer doorheeft dat het haar eigen gedachte niet is. In deze wolkenbelletjes worden gedachten tastbaar. De lucht rond haar wacht even, als met ingehouden adem, terwijl dit idee zich nestelt in haar bewustzijn.

Zodra ze haar focus heeft bijgesteld, doet ze van schrik een stap achteruit. Een enorme drakenkop kijkt haar van vlakbij aan met wat maar één oog lijkt. Het dier is zo groot dat het andere oog pas na het draaien van haar hoofd tevoorschijn komt. Een schreeuw perst zich naar boven, maar blijft steken in Sinnes keel. Wat een indrukwekkend beest! Toch voelt ze zich gek genoeg niet bedreigd. De draak is waarschijnlijk sterk en zou haar met één hap naar binnen kunnen werken, maar doet dit overduidelijk niet. Ze lijkt eerder goedgezind en zachtaardig.

Hoe ze dat weet, kan ze niet zeggen. Ze weet wel dat ze niet bang is, al zou ze dat waarschijnlijk wel moeten zijn. Het is alsof ze door het dier goedgekeurd wordt, en de draak duwt haar neus voorzichtig tegen haar aan. De neus van het dier is vochtig, zoals die van een hond, maar vele malen groter. Haar ademhaling voelt warm aan op Sinnes huid, alsof de zon haar streelt op een warme zomerdag met een lichte bries erbij. Intens, maar ook prettig, gek genoeg. De lucht rond hen verandert van tint, een nauwelijks waarneembare warme gloed die de ontmoeting omhult.

Rustig steekt ze haar hand omhoog en durft ze de draak zachtjes te aaien op de brug tussen de enorme ogen, zoals ze bij een hond zou hebben gedaan. Het dier trilt, waardoor Sinne bijna omvalt, maar ze herstelt zich en blijft haar strelen. Haar ogen gaan dicht en de trilling wordt subtieler. Is de draak aan het spinnen? Bijzonder, maar het voelt weldadig, alsof ze een massage krijgt die haar hele lichaam in één keer dekt.

De ogen van het dier gaan langzaam open en weer dicht, een vredige beweging die haar genot verraadt. Sinne herkent de tekenen: de ontspannen houding, het ritme van haar ademhaling en de zachte trilling die door haar enorme lijf gaat. Ze heeft genoeg dieren in haar leven verzorgd om te weten dat dit wezen volledig op haar gemak is bij haar aanraking en ervan kan genieten. Onder haar voeten past de grond zich bijna onmerkbaar aan. Ze verwondert zich over deze onverwachte vriendschap met een wezen dat ze tot voor kort alleen kende uit oude verhalen en legenden. Een draak, hier, op Omaria, en ze aait het wezen alsof het de hond van de buren is!

Ze lacht zachtjes om de absurditeit ervan. Er is iets bijzonders aan de ontmoeting, alsof twee onwaarschijnlijke puzzelstukken perfect in elkaar lijken te passen. Met elke seconde die verstrijkt, voelt de situatie minder vreemd en meer als een natuurlijke uitbreiding van Omaria's wonderen.

Dan, uit het niets, hoort ze een mannenstem. "Hé, hoi!", een diepe basstem, wat schor, vervolgt: "Hoe ben jij hier terechtgekomen?" Sinne schrikt, maar probeert moedig om de draak heen te kijken om erachter te komen waar de stem vandaan komt. "Wie ben je?", fluistert ze zachtjes.

En dan ineens staat hij naast haar met een sprongetje, alsof hij net van een glijbaan is gegleden. Even flikkert zijn silhouet, twee beelden die niet helemaal synchroon lopen voordat ze samenvallen. Voor haar staat een jongen, man – ze durft het niet te zeggen. Hij glimlacht breed naar haar, heeft een donker gebronsde huid, groene ogen en dieprood, golvend haar dat hij heeft samengebonden op zijn rug met een leren veter. Hij draagt een lichtgroen hemd en een korte leren broek. Aan zijn voeten heeft hij sneakers. Het lijkt wel of twee verschillende tijdperken elkaar ontmoet hebben en zich samen ontfermden over zijn garderobe. De middeleeuwen en 'de tijd voor de Grote Oorlog' hebben elkaar in zijn kleedkamer de hand gegeven en het op een akkoordje gegooid.

Hij trekt zijn wenkbrauw omhoog en geeft haar zijn hand. "Ik ben Toran en je bent in MIJN hoofd", en haar ontgaat de nadruk op MIJN zeker niet. "Ik heb hier nog nooit eerder een bezoeker gehad, dus ben ik verrast, om het maar eens mild uit te drukken."

Bij hun aanraking danst even een bijna onzichtbare schittering in de lucht, als stofdeeltjes in een zonnestraal. Haar hand tintelt – twee temperaturen tegelijk, warm én koud – tot zij zich settelt in zijn stevige greep.

Sinne schudt haar hoofd en kijkt hem ernstig en onderzoekend aan. "Ik heb geen idee waarom ik in JOUW gedachtewereld ben! Ik stak per ongeluk mijn neus in een bel en toen: hopla!” Ze snuift als een wild paard. De lucht rond hen lijkt te aarzelen, alsof zelfs Omaria verrast is door deze onverwachte ontmoeting. Toran trekt licht geamuseerd zijn mondhoeken omhoog. Wat een bijzonder meisje, denkt hij, en ze heeft geen enkel idee dus!

"Je staat tegen Dali aangeleund. Ik geloof dat ze je mag", zegt hij grinnikend. "Erg afwachtend ben je niet hè", en hij geeft Dali een liefdevolle aai onder haar enorme oog. Het is dus een dame, dit indrukwekkend grote dier naast haar. Ze had het goed ingeschat. Ook Sinne geeft Dali nog een aai. Dali duwt haar enorme neus tegen Sinne aan en Sinne moet grinniken. "Ze is lief", zegt ze zonder gêne, en Toran taxeert haar met enigszins toegeknepen ogen.

"Je bent de eerste die dat tegen me zegt, maar je bent dan ook de eerste die zomaar mijn gedachtewereld binnenstormt zonder enige aankondiging! Én je bent ook de eerste die door Omaria vliegt als een bezetene, afgezien van Dali en mijzelf natuurlijk!" En alweer trekt hij een spottende, scheve grijns. "Dus mag ik vast wel je naam weten?"

Sinnes mond is ietwat opengevallen en ze beseft nu dat ze er waarschijnlijk dom uitziet. Met een gemaakte zelfverzekerdheid geeft ze Toran nog eens een hand: "Sinne, aangenaam!" En ze schudt zijn hand ferm, zoals ze geleerd heeft van haar vader.

Toran kijkt bedenkelijk naar hun beide handen en kijkt dan haar weer aan, recht in haar helderblauwe ogen. Ze is een adembenemend klein schepseltje, teer maar toch stoer, en die sproetjes op haar neus! Het geeft haar iets ondeugends en tegelijkertijd meisjesachtig. Hij kijkt weg, want ze hoeft niet de blik in zijn ogen te zien terwijl deze gedachten zich vormen. Maar jemig, hoelang geleden is het dat hij iemand heeft ontmoet, en dan is het zover en ziet ze er zo uit!

Zolang hij hier leeft op Omaria is hij in de veronderstelling geweest dat hij de enige bewoner was en zou blijven, even los van zijn tropische dierenvriendjes. Dan ineens, een paar weken geleden, komt er een majestueus schip aanvaren op de wolken met een klein pakketje aan boord dat van blijdschap bijna aan het gillen is.

Dag na dag heeft hij haar avonturen gevolgd, aanvankelijk uit pure verbazing, later met groeiende fascinatie. Vanaf zijn verborgen uitkijkposten in de wolken zag hij hoe ze elke keer weer nieuwe aspecten van Omaria ontdekte. Waar hij had moeten wennen aan Omaria, bewoog zij zich er natuurlijk in, alsof ze er thuishoorde. Het had hem verbaasd, intrigeerde hem, en misschien, al zou hij het niet snel toegeven, maakte het hem jaloers.

Voor haar is Omaria blijkbaar een soort pretpark. Ze scheurt door de wolken als een bezetene met een glimlach van oor tot oor. Af en toe ziet hij haar figuurtjes in de wolken tekenen met haar roer, en het is hem ook opgevallen dat ze snapt hoe ze de tijd kan versnellen en vertragen. Allemaal kinderspel natuurlijk, maar toch indrukwekkend voor een beginneling. Alweer kan hij een glimlach moeilijk onderdrukken.

Sinne krijgt een brutale blik in haar ogen en trekt redelijk abrupt haar hand uit de zijne. "Wat maakt dit JOUW gedachtewereld eigenlijk?" En ze zet haar handen in haar zij om haar brutale blik kracht bij te zetten. Er ontsnapt Toran een luide lach. De wolken boven hen krimpen subtiel en komen dichterbij om geen woord van dit gesprek te missen.

"Deze wereld, Omaria," hij aarzelt even alsof hij zoekt naar de juiste woorden, "is speciaal voor mij gecreëerd of door mij, maar net hoe je het allemaal bekijkt. En in deze wereld zijn de wolken mijn gedachtegoed, mijn dromen. Hoe je het hebt gedaan, weet ik niet, maar je bent in een van die gedachtebelletjes gestapt en in mijn droomwereld terechtgekomen. Het is dat ik je eerder heb zien vliegen op Omaria, anders zou ik denken dat ik je bij elkaar heb gefantaseerd."

Sinne weet voor de zoveelste keer niet wat ze moet zeggen. En dus zegt ze niets.

Zo eenvoudig als ze in de bel is geplopt, zo eenvoudig komt ze er ook weer uit. Het is net alsof ze eruit geperst wordt. Ze vraagt zich af in hoeverre Toran daar iets mee te maken heeft. Hij leek er wel zeer op gebrand te zijn dat ze zijn gedachten verliet. Na een kort en bondig afscheid en nog een handdruk plopte ze zo terug zonder enige omhaal. Hoe deze wereld in elkaar steekt, is nog steeds een groot mysterie voor haar. Ze weet hoe ze moet varen, maar had tot voor kort geen enkele notie van bewoners hier.

Ze dacht eigenlijk dat het haar eigen creatie was, deze wereld. Die theorie heeft Toran flink onderuit gehaald. Al weet ze nog steeds weinig meer over Omaria dan voor hun ontmoeting.

Toran. Wat een bijzonder figuur en wat merkwaardig dat ze zo zijn gedachten in kon stappen! Kan hij ook haar gedachten binnenwandelen? De raadsels stapelen zich op. Terwijl haar vragen zich vermenigvuldigen, pulseert de lucht om haar heen bijna onmerkbaar en vibreert Omaria mee met haar zoektocht naar antwoorden.

Terwijl ze zich herpakt, het roer weer stevig in handen neemt en de zeilen laat vieren om te kunnen afdalen, voelt ze ineens een windvlaag aan bakboordzijde. Zonder waarschuwing steekt een grote draak haar hoofd onder het zeil door. Niet veel later zoeft er een persoon over de brug van de drakenwenkbrauwen heen. Hij botst zowaar tegen Sinne aan, die zich goed moet vasthouden aan het roer om niet overboord te slaan. Het roer ligt bijna onmerkbaar steviger in haar greep dan een moment eerder. Het is alsof het schip haar staande houdt.

"Jemig zeg! Dat is een lompe landing!", roept ze geschrokken uit. "Kon dat niet even anders?!" en haar stem slaat over. Alweer moet Toran lachen om dit kleine, onbeschaamde wezen dat zomaar zijn gedachten binnenstapte zonder zich te excuseren en er nu iets van vindt dat hij in zijn eigen land nota bene even 'hallo' komt zeggen! Hij houdt haar stevig vast bij haar onderrug, zodat ze niet alsnog kantelt, en ziet de blosjes naar haar wangen vliegen. Hmm... dit komt hem nog duur te staan.

Zonder aankondiging haakt hij zijn arm los van haar taille en tuimelt ze alsnog een paar pasjes naar achteren, waar ze snel grip vindt aan de reling. Haar ogen spuwen ondertussen vuur. Hij vindt het indrukwekkend. Nee, in alle eerlijkheid, hij vindt háár indrukwekkend. Met zo'n vrouw wil je toch elke dag ruzie maken, mijmert hij. Ze zet weer stappen dichterbij en wil duidelijk verhaal halen. Dan wordt ze onderbroken door de vriendelijke neus van Dali, die haar op geheel eigen wijze ook even wil begroeten. Je ziet Sinne ter plekke smelten voor het dier. Daar heeft hij toch mooi geluk mee, met die spontane liefde. De lucht rond het drietal glinstert even zacht. Geniet Omaria van deze onverwachte, speelse ontmoeting?

"We komen even op wat neutraler terrein kennismaken, bedachten Dali en ik. Bij deze!" En hij spreidt zijn handen uitnodigend, alsof het een behoorlijke eer is. Hij zegt nog net niet 'tada'! Sinne ergert zich aan zijn houding. Het mag wel zo zijn dat hij hier langer is en zij voorlopig op bezoek komt (al begrijpt ze geen snars van die constructie), maar dat betekent niet dat hij zichzelf zomaar even op haar schip mag katapulteren!

Ze kijkt omhoog in zijn groene ogen en wil net lik op stuk geven als hij het woord neemt met een bruusk gebaar.

"Begin me niet meteen uit te schelden, al lijkt het me een feestje", en hij geeft haar een knipoog. "Ik deed het niet expres. Jouw achterdek lijkt vanuit de verte een stuk breder en ik kan het hoofd van Dali moeilijk inschatten. We hebben nog nooit naast een schip moeten 'aanleggen'. Het spijt me. Echt!" En hij trekt er zowaar een schuldbewuste blik bij.

Sinne wil er niet in trappen, maar laat zich vermurwen door zijn verhaal uit nieuwsgierigheid naar de rest ervan. Hij zal hopelijk wat van de raadsels kunnen oplossen. "Hoelang woon je hier al?", vraagt ze daarom vriendelijker dan haar bedoeling was. De zeilen van de Ascensie ritselen zacht, hoewel er nauwelijks wind staat. Toran trekt een wenkbrauw op en kijkt naar boven in een peinzend gebaar.

"Dat durf ik eerlijk gezegd niet te zeggen. Ik weet het niet. Tijd is hier een raar verschijnsel, zoals je misschien wel hebt gemerkt. En ik was steeds alleen, waardoor de tijd langzaam lijkt te gaan, maar in werkelijkheid misschien wel niet. Wie zal het zeggen?”

"Hoe ben je hier dan verzeild geraakt?", wil Sinne weten. Hij zucht diep en kijkt haar aan van onder zijn wenkbrauwen. "Dat is een erg lang verhaal, meissie; er komt vast een goed moment voor..." Terwijl de spanning tussen hen voelbaar wordt, vibreert het dek onder hun voeten subtiel. Omaria zelf lijkt nieuwsgierig naar het antwoord dat komen gaat.

Toran gaat zitten op haar bankje onder de roefluifel. De Ascensie begint te wiebelen in de wolken, mede doordat Sinne de schoot heeft laten vieren. Als ze niet oppassen, neemt haar schip straks een duikvlucht zonder dat ze er controle over heeft. "Help me even!", roept ze terwijl ze het voordek oploopt en in snel tempo alle zeilen laat zakken.

Toran kan snel schakelen en vangt op het achterdek de boel op bij de giek. Hij weet zelfs een klein lijntje te vinden om het wat provisorisch bij elkaar te binden. Dan hoort hij geratel en vermoedt hij dat Sinne het anker heeft laten zakken. 'Verstandig meisje', denkt hij ondertussen. Toran is steeds weer onder de indruk van hoe zij het schijnbaar moeiteloos voor elkaar krijgt de 'wateren' hier te bevaren zonder te weten hoe deze wereld in elkaar steekt. Het is natuurlijk ook minder een kwestie van weten en meer een kwestie van voelen. Misschien heeft zij als vrouw daarin een voordeel.

Sinne komt het achterdek weer op en gaat tegenover hem op een bolder zitten. Ze leunt met haar elleboog op haar knie en haar gezichtje in haar hand. Ze zegt niets, maar ze heeft haar ogen op hem gericht en laat de stilte vallen. Het schip nestelt zich vrijwel onmerkbaar in de wolken en bereidt zich voor op een lang gesprek. Fijn, denkt Toran sarcastisch. Hij kijkt haar aan en wijkt dan met zijn blik uit richting de wolkenhorizon. Zijn wolkenhorizon. Hij zou niet eens weten hoe hij moet beginnen om dit allemaal uit te leggen.

Sinne begrijpt dat ze het hiermee moet doen. Ze voelt dat hij er moeite mee heeft. Als geen ander weet ze hoe complex en verdrietig het verleden kan zijn. Ze zal hem niet verder onder druk zetten. Wel loopt haar tijd op zijn eind. Ze merkt dat doordat er aan haar wordt getrokken.

Ze zorgt er altijd voor dat ze aangemeerd ligt in het kleine haventje met dat ene steigertje, dat daar speciaal een plek voor haar lijkt te hebben. Ze heeft het gevoel dat ze een vaste opstap- en afstapplek moet hebben op Omaria, al kan ze niet uitleggen waarom.

Toran legt het vandaag dus niet uit. Maar op een dag zal hij het zeker doen. Dat is oké. Hij is wel oké, denkt ze erachteraan. Het is in ieder geval fijn om hier iemand te kennen. Ze had in gesprek met hem misschien eerst over koetjes en kalfjes kunnen beginnen. Daar is ze alleen nooit goed in geweest.

Ach, hij kan haar beter meteen leren kennen zoals ze is. Recht door zee. Omaria is om die reden zo'n zegen voor haar. Ze kan hier zichzelf zijn. Zou dat voor Toran ook zo zijn?

Ze heeft de gedachte nog niet gevormd of de lucht om hen heen verstilt voor een klein moment. Hij kijkt haar recht in de ogen met een blik alsof ze de vraag hardop heeft gesteld. Ze durft te zweren dat ze de bevestiging in zijn ogen kan aflezen, of verbeeldt ze zich dat?

Even later helpt hij haar aanleggen aan het kleine steigertje en doet zelfs moeite om met haar de zeilen op te ruimen onder de fraaie gouden huikjes die zij 'gemaakt' heeft. Dit heeft ze als een van de laatste dingen gedaan, nadat de Ascensie verder helemaal klaar was. Want zo'n mooie boot moet netjes blijven en aangemeerd mag het er niet allemaal zomaar bij hangen. Alle lijntjes worden keurig opgerold en opgehangen aan de verstaging met een mastworp. Zo doe je dat, vindt Sinne.

Alweer is Toran verrast dat ze het allemaal zo serieus neemt hier op Omaria. Dat is de enige manier. Hij weet dat. Zij doet dat puur op intuïtie.

Alles is constant aan verandering onderhevig. Dat gegeven is er. Ieder moment heeft wel zijn eigen orde en logica. Je moet daarin kunnen meebewegen en het begrijpen. Pas dan kun je het spel spelen, anders is het hier geen doen.

Sinne heeft hier geen idee van, want ze neemt het precies zoals het is. Dat het steigertje morgen onder een ander wolkendek ligt, is voor haar een zekerheid. De lengte en vorm van de steiger zijn niet iedere keer dezelfde; de planken kunnen steeds van ander materiaal zijn en totaal anders bevestigd. En dan is daar dat ene plankje, dat dan weer verrot is, dan weer gebroken, maar in ieder geval nooit een vaste plek heeft. Gevaarlijk, zou je denken. Voor Sinne niet.

Hij ziet haar iedere keer als hij haar 'bestudeert' (zo noemt hij dat, niet bespieden natuurlijk) over dat verrotte plankje springen, alsof ze zich niet hoeft af te vragen welke het vandaag is. Dat hoeft ze ook niet, want ze staat aan de wieg van de verandering 'an sich'. Over dat weten beschikt ze alleen niet; ze kan er enkel op vertrouwen, bij gebrek aan een beter woord.

Hoe zou hij haar dit allemaal moeten uitleggen? Is het handig dat ze dit weet? Grote kans dat ze hier zo goed terechtkan, juist omdat ze het niet 'weet', maar wel voldoende zelfvertrouwen heeft om te leunen op de grillige zekerheden van dit mooie land. De touwen in zijn handen lijken even strakker te worden, reagerend op zijn twijfel. Hij kan er nog even zijn gedachten over laten gaan. Ze zal hem vandaag niet meer het hemd van zijn lijf vragen. Jammer eigenlijk, bedenkt hij dan enigszins ironisch, en hij schudt ongezien zijn hoofd om zijn eigen slechte gevoel voor humor.

Sinne gaat van boord en kijkt nog even achterom. Ze laat Toran daar achter samen met Dali op de achtersteven, die erg haar best doet het water niet aan te raken. Blijkbaar niets voor draken, denkt Sinne grinnikend. Gek dat ze hier achterblijven op haar plek. Ze zwaait kort en holt dan het steigertje verder af met een klein sprongetje over dat ene plankje dat altijd loszit. Het helpt dat het hout zich even schikt onder haar voet, precies genoeg om haar veilig te laten passeren...

***

Vorige
Vorige

DE ONTMOETING | 3. DE NOODLOTTIGE REIS

Volgende
Volgende

DE ONTMOETING | 1. SINNES WERELDEN