reis 1 | DE NACHTREIZIGERS ‘OMARIA’
"En wat is het anders
dan de ruimte en tijd in boeien te slaan,
om vrijheid te begrijpen?"
- Kahlil Gibran uit ‘de Profeet’
PROLOOG
Een waanzinnig enthousiasme drijft Sinne van wolk naar wolk. Haar schip scheurt door wolkenflarden die tegen de wind in dansen, alsof ze hun eigen choreografie hebben afgesproken. In zinderende synergie met deze bijzondere wereld laat ze de zeilen van haar mystieke schip aan beide kanten bollen, daarmee het onmogelijke mogelijk gemaakt.
Dit is de constante verandering ten uitvoer gebracht in haar vlucht naar vrijheid, in een omgeving waar ze tot voorheen enkel van kon dromen. Ze mag hier bewegen zoals de zon beweegt, die zich steeds weer op een andere plaats aan het firmament laat zien, alsof ze de gek heeft met Sinne en met de schaduwen die daardoor niet kunnen beslissen waar ze zullen vallen.
De buitenaards aandoende bomen waaien tegen de wind in en dan weer mee. Hun takken strekken zich uit met bladeren die zowel jong groen als herfstgoud zijn en de bergkam waar ze daarnet nog rakelings overheen vloog is nooit dezelfde vanboven. Deze formeert zich steeds anders, zoals je dat enkel van wolken verwacht. Dezelfde wolken die zich hier juist vluchtig als gedachten van her naar der verplaatsen en alleen uit de weg gaan als ze het contact willen vermijden.
Als ze beneden het water aanschouwt, valt ze van de ene verbazing in de andere. Zo veranderlijk is dit, van heldergroen doorzichtig naar kristalgrijs met schuimkopjes die omhoog reiken als vingers. De wind ruikt naar dingen die nog niet bestaan: vers brood dat morgen gebakken wordt, regen die gisteren nog moet vallen.
Sinne stuurt niet. Ze suggereert. Haar voertuig interpreteert. Dit is Omaria. Dit is vrijheid. Dit is wat er gebeurt als je je overgeeft aan je dromen en deze werkelijkheid ziet worden.
I | DE ONTMOETING
"Wie naar buiten kijkt, droomt; wie naar binnen kijkt, ontwaakt."
- C.G. Jung
1. SINNES WERELDEN
Sinne heeft de Grote Oorlog vrijwel in haar achtertuin zien afspelen en wat heeft het opgeleverd? Geen vrijheid, niet voor haar. Niet voor de mensen om wie ze geeft en ze gelooft zelfs niet voor de tegenstander, als zoiets als een tegenstander al bestaat. Ze ziet de intense tweedeling overal: in de politiek, op straat, binnen de families om haar heen. Meestal draait het op verlies uit. Vooral het verlies van ruimdenkendheid, het verlies van vrijheid in het innerlijke.
Er is zoveel weerstand, zoveel frustratie en woede, dat het onbegrijpelijk is dat er überhaupt een einde aan is gekomen. Sinne voelt aan alles dat er slechts een sluier over het geheel is gelegd. Het gevecht is in feite nog in volle gang. Wat voorheen ook al het geval was. De strijd achter de schermen, de onzichtbare steken die worden uitgedeeld, is niet te herleiden naar de oorlog en richt des te meer schade aan. Vooral omdat de vijand onzichtbaar blijft en velen niet eens in de gaten hebben dat ze nog steeds 'under attack' zijn. Sinne heeft het wel in de gaten en vraagt zich terecht af waarom deze strijd plaatsvindt... en waar die eigenlijk precies over gaat.
***
In de nacht als Sinne haar reis maakt, wordt ze wakker op Omaria, de plek waar alles in elkaar overloopt, een spiegel van Sinnes verlangen naar een wereld zonder de starre grenzen van het kamp. Kleuren, lijnen, vormen en ook haar eigen gedachten en verhalen vloeien er samen, bevrijd van de beperkingen die haar in het kamp zo verstikken. Niets heeft hier een vaste vorm. Alles is constant aan verandering onderhevig op een vloeiende manier. Het is indringend en verwarrend, maar gek genoeg ook geruststellend. Want het is overduidelijk een feit en dus kun je erop rekenen. Je bent op reis door steeds variërende landschappen. Het gaat hier niet alleen om de uiterlijke omgeving; de binnenwereld van de reiziger beweegt mee op deze golfbeweging. Gedachten en emoties geven vorm aan wat je om je heen ziet. Het is een plek waar de logica van de wakkere wereld oplost, en waar Sinne zich thuisvoelt in de verwarrende, maar bevrijdende stroom van het onmogelijke. Intuïtief wist ze dat ze hier een passend vervoermiddel nodig zou hebben.
Sinne is nooit bang geweest haar intuïtie als kompas te gebruiken, terwijl anderen vooral hun hoofd volgen. Ze heeft haar gedachten voldoende opgeruimd om te begrijpen dat het belangrijk is dat een vervoermiddel meekan in de transities die hier zo vanzelfsprekend zijn. Haar schip heeft de verandering al in zich opgenomen; het is de verandering als het ware. Ze kan de zeilen hijsen die dan, volgeblazen, amper het verschil weten tussen boven en onder, water en lucht, dag en nacht. Het maakt niets uit; er hoeft niets gedefinieerd te worden om toch trefzeker vooruit te stuwen en haar aan boord mee te nemen naar het volgende verrassende moment.
Het indrukwekkende, mooie, bolle schip brengt haar steeds verder, daar waar ze op eigen kracht niet kan gaan. Ze staat zelf aan de wieg van het voertuig, al zou ze nooit een tweede op dezelfde wijze kunnen construeren. Ze heeft er nooit enig gereedschap voor in handen gehad; het is, zoals alles op deze wereld, ontsproten uit pure aandacht, liefde en vertrouwen. Meer was er eenvoudigweg niet voor nodig. Ze vermoedt dat ze nooit hetzelfde schip zal tegenkomen, omdat het net als een vingerafdruk voelt: eigen en uniek. Zij en het schip zijn één, met elkaar verbonden in deze wereld. Ze wordt erdoor naar haar vrijheid gebracht, dwars door woelige baren of over vlakke wateren.
Ieder zevenjarig jongetje zou gaan gillen van plezier bij het idee dat het schip zich kan losmaken van het water en dan weet op te stijgen tot aan het wolkendek of zelfs hoger dan dat. Met al het gemak van de wereld kan het schip manoeuvreren door de gedachten te volgen van zijn kapitein. Sinne heeft zich de trucjes inmiddels eigen gemaakt en bevaart Omaria alsof ze versmolten is met alles. Al is varen niet langer de term die de beweging die ze met haar schip maakt treffend uitdrukt, het komt eerder neer op voortdurend eleveren – opstijgen naar hogere sferen.
***
Het tegenovergestelde is het geval in het kamp ten tijde van en na de Grote Oorlog. Devalueren is het woord dat volgens Sinne de lading dekt als ze om zich heen kijkt en de beweging van de mensen duidt. Hoe geciviliseerd het oorspronkelijke idee hier mag zijn, zelfs als het intelligent is uitgedacht en eloquent is uitgedrukt, het blijft voor Sinnes besef steeds weer neerkomen op degradatie van het allergrootste goed: de liefde met en voor elkaar. Men lijkt er alleen nog maar afstand van te kunnen doen, omdat het zo moeilijk te bevatten is dat er nog van iemand wordt gehouden na alles wat ze hebben meegemaakt. Het is een begrijpelijke gemoedstoestand en ook Sinne is hier niet van verschoond. De uitzichtloze houding die door velen is aangenomen, vergroot deze hopeloosheid die haar dan overvalt. Het gemak waarmee men de schouders ophaalt en de affectie van een ander afdoet als toeval of slechts een manier om iets gedaan te krijgen, laat duidelijk zien waar het naartoe 'gedevalueerd' is. Alweer voelt Sinne hoe goed het woord past in deze omstandigheden en omgeving. Dat ze met regelmaat haar vlucht neemt naar Omaria mag geen wonder heten. Soms moet je ontsnappen aan wat alleen maar omschreven kan worden als overleven.
***
Sinne heeft het reizen tot een ware kunst verheven. Het vergt namelijk meer van je dan alleen maar de wens te ontsnappen. Het vraagt inlevingsvermogen, het vermogen groots te dromen en niet te zeer gedreven te worden door realiteitszin. Het vereist humor en luchtigheid, het vergt grote gebaren en moed. En daarmee is het zeker nog niet allemaal gezegd, maar het is een mooi begin.
Terwijl Sinne de schoot – het touw dat het zeil bedient – laat vieren om de snelheid wat uit de zeilen te halen, vraagt ze zich af hoe ze ooit op Omaria terecht is gekomen. Het lijkt alsof ze er altijd al was, alsof het een herinnering is die ze zich niet kan herinneren. Misschien is het een geschenk, misschien een ontsnapping, maar in haar optiek verklaart dit dat er meer is tussen hemel en aarde dan wat we met het blote oog kunnen zien. Het is haar gegeven, zo voelt ze het, en dat is voor haar het onuitwisbare bewijs van een hogere macht. Er kan niet meer aan getornd worden, door niets of niemand, en zelfs de nasleep van de Grote Oorlog kan haar rotsvaste geloof in het avontuurlijke leven, de overstijgende liefde en het verhelderende licht niet wegnemen. Ze noemt het de Triade, deze drie-eenheid. God was ook een prima woord geweest ervoor.
Sinne neemt een duikvlucht en ziet het zonlicht boven en daarna onder haar verschijnen, alsof ze erdoor verzwolgen wordt. Ze ontdekt hoe eenvoudig het tempo zich laat veranderen. Sinne kan niet terug op de tijdlijn, dat is overduidelijk. De verandering die ze ondergaat is permanent, maar het tempo heeft ze in eigen hand. Het geeft haar het vermogen bepaalde momenten uiterst minutieus te beleven, terwijl anderen in een flits voorbijgaan.
Dit zeer individuele tijdsbesef had ze altijd al, maar nu heeft ze er grip op. Ze kan het moment fysiek innemen (vertragen), zodat elke seconde zich uitstrekt tot minuten, of juist laten passeren (versnellen), waardoor uren voorbij vliegen als seconden. Er lijkt een keuze te zijn en toch gaat het ook vanzelf. Grappig genoeg is dat met veel zo op Omaria. Het vergt wel een bepaalde mindset. Krampachtig vasthouden aan een situatie is er hier niet bij. Het is als baden in een oceaan van overgave. Dat is de enige mogelijke modus operandi en die heeft als uitkomst elke keer weer vrijheid.
Rondom haar lijkt Omaria haar verwondering te beantwoorden. Het licht dat door de wolken valt, krijgt een gouden gloed, glinsterend in patronen die haar bewegingen lijken te volgen. Wanneer ze de tijd vertraagt, tekenen de zonnestralen langzame banen door de lucht, als verlengstukken van haar eigen wil. Ze kan de individuele lichtdeeltjes zien dansen, opspattend als minuscule goudvonken. De wind streelt haar gezicht in precies de juiste sterkte, alsof hij meeademt met haar opwinding. Het is een stille dialoog tussen haar en deze wereld, een dans waarin beide partners elkaars bewegingen voorvoelen.
Sinne gaat hierin graag kopje-onder. Ze geeft zich eraan over, waardoor ze moeiteloos beweegt in deze fascinerende en bevreemdende wereld. Alsof ze van meet af aan al wist hoe het er hier aan toe moet gaan. Ze herinnert het zich, zonder dit concreet te maken.
"Dat heeft op Omaria namelijk helemaal geen zin! Dingen concreet maken, bedoel ik dan. Het is je reinste tijdverspilling. ('Wie ben ik?', zie ik je denken. Maar wees gerust, ik kom hier later op terug. Dit is nu nog niet zo belangrijk. Laten we eerst bij Sinne blijven.)"
***
Terug van haar nachtelijke reis naar Omaria ligt ze 's ochtends weer op haar bed in het kamp en peinst met meer vragen dan antwoorden. Dat is wat deze wereld met haar doet. Het heeft zoveel gewicht dat je niet anders kunt dan die druk te voelen op je. Ze ziet dit overal om haar heen. De mensen kunnen zich amper voortbewegen, alsof ze lood in de schoenen hebben. Gelukkig heeft Sinne Omaria om zich afwisselend lichter te voelen, zodat ze het gewicht hier weer even aankan.
Dan komt Tonio binnen, haar buurjongen. Hij kijkt haar aan met rood opgezwollen ogen en een lege, doffe blik die niets onthult. Sinne komt overeind en ze voelt de kou omhoog kruipen in haar lichaam. Het verdriet overmant haar zo plotseling dat ze enkel haar hand voor haar mond brengt, maar de vraag niet kan verwoorden. Deze blijft onuitgesproken in het vertrek hangen. Het ging zo slecht met Tonio's moeder, dat dit bijna een opluchting is, maar dat is het dan toch niet... De dood is een paradox.
Tonio is tien jaar oud, maar zijn ogen dragen het gewicht van iemand die veel ouder is. Eerder deze week was zijn moeder door een meedogenloze controleur volledig in elkaar geslagen, omdat ze zich niet aan de veiligheidsregels had gehouden. Daar had ze goede reden voor. Het interesseerde deze gewetenloze man niet. Het is in het kamp zo intens warm en droog. Schoon water is ver te zoeken. Dus zocht ze het buiten de grenzen van het kamp. De jongen en de kleintjes van de buren leden aan uitdrogingsverschijnselen. Wat moest ze anders? Ze heeft er een onbetaalbare prijs voor moeten betalen.
'Zero tolerance' noemen ze het, omdat anders de grote hoeveelheid mensen niet in te tomen zou zijn. Sinne vraagt zich met tranen in de ogen af of een opstand niet te verkiezen is boven deze ellende en armoede. De ene restrictie na de andere en totaal geen transparantie. Waarom zijn ze zo streng en moet de regelgeving dusdanig rigide zijn?
Tonio loopt als een zombie naar Sinnes bed toe en laat zich erop vallen. Hij huilt stille tranen, nadat er al zoveel uit hem zijn gevloeid. Zijn twee kleine zusjes zijn een paar jaar geleden omgekomen van honger en dorst. Zijn vader is gesneuveld in de Grote Oorlog en nu heeft hij zelfs zijn moeder niet meer.
Sinne is dankbaar dat Tonio nog kan huilen, want de meeste mensen hier zijn lege hulzen, emotieloos. Het vergt te veel van ze. Ze aait hem over zijn magere rug en belooft zichzelf dat ze er alles aan zal doen om hem te beschermen, zoals Tonio's moeder altijd deed. Zij was de moeder der moeders. Ze waakte over de kleintjes van de buurt met evenveel overgave als ze over haar zoon deed. Stiekem hield ze ook een oogje in het zeil als het om Sinne ging, al wilde Sinne niet toegeven dat nog nodig te hebben. De belangstellende vragen van deze vrouw waren als een warme deken op koude dagen. Ze kon zich erin nestelen en voelde zich dan geborgen. Nu hij de belangrijkste persoon in zijn leven ook heeft verloren, wil Sinne hem meer dan ooit meenemen naar Omaria, zodat ze misschien weer eens een glimlach op zijn gezicht kan zien. Ze heeft er veel voor over. Voor nu is stilzwijgend troosten het enige wat ze voor hem kan doen.
De volgende dag al vindt de verbranding van Tonio's moeder plaats op de grote stapel, samen met twee onbekenden die de dag ervoor zijn omgekomen. Er wordt een kleine ceremonie gehouden uit een soort plichtsgevoel vanuit het bestuur. Maar van een waardig afscheid kan amper gesproken worden. De woorden van de dominee klinken hol en missen betekenis en de gezichten van de omstanders zijn uitdrukkingsloos.
Sinne staat naast Tonio en houdt zijn hand vast. Er staan meer kinderen rondom hen. Ze hoopt dat die twee andere volwassenen die verbrand worden niet de ouders van deze kinderen zijn. Ze zien eruit als verloren schaapjes en zullen naar alle waarschijnlijkheid worden ondergebracht in het internaat, waar alle jonge wezen naartoe worden gebracht.
Tonio is net oud genoeg met zijn tien jaar om een keuze te mogen maken. Hij kiest voor een leven in het kamp bij Sinne en dat licht haar hart op, te midden van dit grote verdriet.
***
Zodra ze haar schoot aantrekt, voelt ze het schip, dat ze 'de Ascensie' heeft gedoopt, optrekken. Dat betekent op Omaria niet dichter naar de wind toe, maar dichter naar de wolken toe. Een golf van euforie overspoelt haar en ze laat het met een kreet van enthousiasme over zich heen rollen. Het wolkendek trilt licht. Een zachte echo van haar enthousiasme golft door Omaria heen. Het feit dat ze haar eigen boot mag besturen hier en dat deze zoveel mogelijkheden heeft, is een groter cadeau dan ze zich ooit had kunnen wensen.
Nu wil ze graag uitvinden hoe ze Tonio kan meenemen aan boord. Ze gunt hem dit uitzicht en zo'n vlucht door het wolkendek heen. Dan kan hij net als zij genieten van de adembenemende, gekleurde vogels die waanzinnig mooie trucs in de lucht uithalen. Doen ze dit om een showtje weg te geven? Een gek, lichtblauw vogeltje lijkt haar uit te dagen en maakt een kleine, haast toevallige bocht in haar richting. Binnen een oogwenk heeft Sinne met de Ascensie haar eerste looping gemaakt! Ongelooflijk! Dat ze dit kan? Ze lijkt het alleen maar te hoeven 'willen' en dan gebeurt het ook.
Tijdens de looping lukt het haar om de tijd uit te rekken terwijl alles op zijn kop hangt, zonder te vallen. Hoe kan dit? Daar zweeft ze in een gekke slow motion, die haar meer tijd geeft om de wolken om haar heen eens goed te bestuderen. Het moment strekt zich uit, alsof de tijd zelf haar nieuwsgierigheid opmerkt. Het wordt haar duidelijk dat de wolken kleine eilandjes in de lucht zijn met gekke, abstracte, transparante bewoners. Iedere wolk is een cluster met kleine belletjes waarin zich dit leven bevindt. Magisch vindt Sinne het. De clusters lijken georganiseerd te zijn. De belletjes staan op een bepaalde manier met elkaar in verbinding. Zelfs nu ze even de tijd heeft, is dit helaas nog niet genoeg om te ontdekken hoe de clusters gecategoriseerd zijn en vooral waarom.
'Alweer een interessant raadsel', denkt Sinne. Uitermate grappig. Ze stuurt de Ascensie naar een bepaald cluster dat zich heeft gevormd tot een slapende hond met grote oren. Ze had vroeger zo graag naar boven gestaard, gefascineerd door de figuren die als vanzelf ontstonden in de mooie witte, zachte wattenbollen boven haar.
Ze wenst daar langer te mogen vertoeven, dit moment uitgerekt te ervaren, en haar wens wordt onmiskenbaar verhoord. De tijd rekt zich uit, schenkt haar lange, volle minuten waarin ze de kans krijgt een zwevend belletje te benaderen en aan te raken.
Als een zeepbel spat het uiteen bij haar aanraking, en de gedachte die erin huisde, vloeit naadloos over in haar bewustzijn. Een vreemd besef van verbondenheid overspoelt haar; ze voelt zich voor een kort moment heerser van de vliegende dieren, alsof ze hun koningin is geworden door dit simpele contact.
Al snel vervliegt de sensatie, maar de echo ervan blijft hangen als een subtiele geur. "Vliegende dieren?" mompelt ze hardop. "Vogels!" Ze grinnikt inwendig: "Wat voor andere vliegende dieren zouden het kunnen zijn…? Natuurlijk, vogels!"
Ze laat het schip langzaam weer zakken en geeft het meer vaart. De tijd neemt zijn normale loop, begint samen te trekken, en voor ze het goed en wel in de gaten heeft, dobbert haar mooie bootje weer aan de aanlegsteiger in de kleine haven, vakkundig aangelijnd.
Van boord stappen doet altijd licht pijn, een afscheid van de onbegrensde mogelijkheden die Omaria haar biedt.
***
Tonio kijkt haar met grote, verbaasde ogen aan. "Hoe bedoel je, Sinne?"
Sinne moet lachen om de uitdrukking op zijn gezicht. Alsof ze hem heeft gevraagd zijn onderbroek op zijn hoofd te doen. Terwijl ze dat plaatje in haar gedachten ziet verschijnen, schiet ze in de lach.
Tonio vindt het niet leuk. Hij voelt zich uitgelachen. "Je doet raar vandaag, Sinne!" roept hij, en hij rent het kamp in tussen verschillende tenten door, zonder nog eens om te kijken.
Sinne bijt op haar lip, bang dat hij nu het gevoel heeft dat ze hem niet serieus neemt. Wat ze juist wel doet! Ze neemt hem en zijn ontluikende fantasiewereld juist serieus. Alleen hijzelf doet dat niet!
Tot nu toe heeft ze moeite een ingang te vinden op Omaria voor Tonio. Het komt omdat hij niet durft te dromen, vermoedt ze. De zwaarte van het kampleven heeft zijn vermogen tot overgave aangetast, die essentiële staat tussen waken en dromen die Omaria vereist.
Natuurlijk begrijpt hij niet wat ze van hem wil. Ze is daar vaag over en ontwijkend, omdat ze hem met zoveel woorden niet over Omaria kan vertellen. Hij zou haar voor gek verklaren! Dus dacht ze op subtiele wijze hem te sturen, zijn verbeelding te prikkelen. De kans op een gezamenlijke reis zou dan groter worden.
Maar nee dus. Hij vindt haar raar! Terecht vindt hij haar raar. Ze vindt zichzelf ook raar en haar niet doordachte plan al helemaal. In het kamp voelen haar ideeën over Omaria als loodzware dwaasheid, terwijl ze op Omaria zo licht en vanzelfsprekend zijn.
Sinne heeft de indruk dat het reizen haar goed afgaat, omdat ze helemaal kan opgaan in haar rijke fantasie. Haar moeder maakte zich er vroeger weleens zorgen over dat ze altijd met haar hoofd in de wolken zat en veronderstelde dat het met de jaren zou slijten. Maar dat heeft het mooi niet gedaan. Haar innerlijke universum is er alleen maar groter op geworden.
Sinne heeft de droomwereld altijd serieus genomen. Waar ze zich 's nachts bevond, in de surreële wereld van de droom, gaf haar overdag stof tot nadenken. Ze kon er altijd wel iets uit destilleren dat haar een handvat gaf voor het leven in de feitelijke wereld. Ook overdag kon ze lange, uitgebreide wandelingen maken in haar dagdromen en er zelfs in verdwalen als ze niet uitkeek.
Voor haar is het droomdomein fascinerend en ze heeft zich meer dan eens afgevraagd aan welke wereld ze de voorkeur zou geven, mocht er een keuze mogelijk zijn. Hoe weten mensen eigenlijk wanneer ze dromen en wanneer ze wakker zijn? Soms voelt voor Sinne de 'wakkere wereld' helemaal niet zo wakker. Het lijkt hier allemaal zwaarmoedig, platgeslagen, alledaags, tamelijk banaal zelfs en ronduit saai!
Sinne vraagt zich af wie heeft gezegd dat je iedere dag vroeg moet opstaan om dan samen met alle andere jongeren van jouw leeftijd naar school te gaan? Wie bepaalt dat en waarom? En waarom doen we allemaal hetzelfde? We leven in huisjes, we gaan naar school, werken, hebben een paar hobby's, sporten, eten, plassen, poepen, slapen... Er zijn maar weinig variaties op dit thema en hoe gek is dat?!
Er zijn ook maar weinig mensen die het anders durven te doen en die worden meestal niet voor vol aangezien of zelfs als gevaarlijk beschouwd. Op dit moment zou men willen dat werk, school, hobby's, sporten en zelfs eten een vanzelfsprekend onderdeel van de dag mocht zijn. De dagen zijn zo mogelijk nog saaier geworden, maar het 'overleven' van nu is volgens Sinne slechts de uitgeklede versie van wat ze eerder deden.
Was het eerdere leven inderdaad verheffend, zoals sommigen beweren? Misschien in het contact met anderen; daar valt wel wat moois te halen, maar de omgeving is altijd al weinig inspirerend geweest. Zo kijkt Sinne ernaar, en precies deze houding maakt dat ze de weg naar Omaria heeft gevonden. Tenminste, dat is haar overtuiging. Haar onbedwingbare verlangen naar een avontuurlijk leven, een van de elementen uit de drie-eenheid, is nu eenmaal niet te stuiten!
Als Tonio nu in ieder geval een plaatje in zijn hoofd zou kunnen maken van zijn ideale voertuig, dan heeft ook hij een stap gezet in de richting van meer avontuur in zijn leven. Hoe moeilijk kan het zijn? Maar hij bekijkt de wereld niet zoals zij dat doet, dat weet ze diep vanbinnen. Ze wiegt heen en weer en voelt zich enigszins schuldig. Ze had niet zoveel druk op hem moeten leggen. Voor hem is dit plan van haar onbeduidend, vooral na het verlies van zijn moeder. Geduld.
***
De volgende dag, na het eten van wat kruimels, die helaas alweer niet de buikjes hebben kunnen vullen, pakt Sinne haar dagboek erbij en scheurt ze er wat lege pagina's uit. Met pijn in haar hart weliswaar, want papier is hier schaars en zij heeft het meer dan nodig om regelmatig haar gedachten van zich af te schrijven. Maar voor haar zijn er nu belangrijkere zaken.
Zij heeft het op zich genomen Tonio deelgenoot te maken van Omaria, dus zal ze er alles aan moeten doen om dit mogelijk te maken. Ze gedraagt zich semi-nonchalant in de hoop dat hij niet merkt hoe belangrijk dit voor haar is. Ze gaat met het papier aan het kleine doosje zitten, dat hun tafel moet voorstellen, en begint al neuriënd te tekenen.
Ze tekent de Ascensie, al is het moeilijk voor haar om iets zo vloeiends en veranderlijks in vaste lijnen te vatten. De essentie van het schip laat zich niet zomaar vangen op papier – hoe teken je iets wat gedachten volgt, wat verandert met de stemming van zijn kapitein?
"Wat doe je?" vraagt Tonio eindelijk.
"Gewoon, ik had zin om te tekenen. Vroeger tekende ik veel en het is leuk om te doen."
"Wat teken je dan?" De jongen buigt zich voorover om het beter te kunnen bekijken.
"Alles wat in me opkomt. Meestal begin ik en zie ik wel waar ik eindig."
Hij knikt, alsof hij het begrijpt. "Het lijkt op een schip", zegt hij dan zachtjes. "Is het een schip?"
"Ook", zegt Sinne zonder op te kijken.
Hij volgt iedere streep die ze op papier zet nauwkeurig, totdat Sinne ineens opstaat. "Ik moet nodig, ben zo terug!" waarna ze verdwijnt.
Tonio trekt de tekening naar zich toe en is verward. Het lijkt op een schip, maar toch ook niet. Sinne kan echt niet tekenen, denkt hij zonder kwade bedoelingen en met een grijns op zijn gezicht. Een vage herinnering komt boven: zijn eigen tekeningen van vroeger, de trots die hij voelde wanneer zijn vader ze bewonderde. Nog voordat hij het goed en wel in de gaten heeft, pakt hij een papier en begint strepen te zetten met Sinnes potlood.
Eerst een grove opzet, maar al snel begint er een bepaalde lijn in te komen. Hij ziet een vorm verschijnen, onbedoeld, maar wel een mooie vorm, vindt hij zelf. Hij zet wat lijntjes scherper aan en knikt dan tevreden. Hij had altijd graag getekend. Toen zijn vader nog leefde, zei hij vaak iets in de trant van: "Mooi hoor jongen, helaas is er geen droog brood mee te verdienen." Tonio voelde zich daardoor uit het veld geslagen, ondanks het compliment. Want op het land bleek hij twee linkerhanden te hebben. Bij het aardappels rooien bijvoorbeeld was hij helemaal niet handig en daarmee konden ze tenminste wat eten bij elkaar scharrelen.
Waarom moest hij nu zo nodig uitblinken in iets waar je niets aan hebt? Zo had hij zijn eigen ontmoedigingsbeleid opgetrokken, zonder dat hij het in de gaten had. Op een dag verdwenen de potloden in de kast en zijn ze er niet meer uitgekomen.
Sinne verschijnt weer in de opening en neemt daarmee het licht uit het vertrek weg. Hij kijkt op. Hij is ver weg geweest, in gedachten verzonken, en heeft ondertussen zijn tekening verder afgemaakt. Nu kijkt hij er weer naar en is verbaasd over wat hij voor zich ziet. Hij heeft een raket getekend en toch ook weer niet. Zijn dat de motoren? Het lijkt alsof zijn hand een eigen wil heeft gehad.
Hij wil het als een propje van zich afduwen, maar Sinne snelt ernaartoe en laat een zucht van verlichting horen. Opgewonden roept ze uit: "Wat is deze mooi, Tonio! Echt waar, schitterend! Je bent een ware kunstenaar! Wil je me, zodra je eraan toe bent, het verhaal van je tekening vertellen? Ook als deze steeds weer anders is?"
Tonio moet lachen om haar uitgelatenheid. Wat heeft hij toch een goede vriendin aan haar, al is ze wel een beetje gek! Wel de leuke soort gek, heeft hij besloten. De soort gek die hem geregeld uit zijn verdriet haalt. De soort gek die hem hoop geeft op iets beters. De soort gek die weinig anderen hier lijken te hebben, die maar somber door het kamp sjokken en hun schouders laten hangen, alsof een onzichtbaar gewicht hen naar beneden trekt. Met Sinne valt er tenminste nog iets te beleven.
"Hij zou gauw genoeg merken hoeveel hij met haar mocht beleven. Het wordt nog een hobbelige rit..."
2. DE ASCENSIE
Op Omaria is het heerlijk weer. Grote wolken pakken samen, maar verdwijnen net zo snel weer en de zon schijnt tussen de bedrijven door met een overtuiging die Sinne in haar andere wereld vreemd is. Ze zou het exact de juiste afwisseling noemen, als ze het iemand moest uitleggen. Vooralsnog kan ze er niemand over vertellen; ze zullen haar voor gek verklaren. Ze hoopt Tonio mee te kunnen nemen. Ze heeft een enorme behoefte om dit allemaal met hem te delen.
Terwijl ze haar schip manoeuvreert tussen de wolken door, voelt Sinne hoe anders Omaria werkt vergeleken met de kampwereld. Hier gehoorzaamt de realiteit andere wetten. Tijd beweegt niet als een onverbiddelijke stroom, maar als een substantie die ze kan vormen met haar gedachten. Van het versnellen en vertragen maakt ze tijdens haar vluchten vaak gebruik. Zoals nu, waarbij ze over een lang, saai stuk heen scheert als een steen over water. Voor een fractie van een seconde pakken de wolken dichter samen.
Maar soms, in de stilte tussen twee hartslagen, heeft ze het vreemde gevoel dat er meer mogelijk is dan alleen versnellen of vertragen. Alsof de tijd hier gelaagd is, opgebouwd uit momenten die niet alleen in duur, maar ook in richting kunnen veranderen. Een gedachte die zowel opwindend als verontrustend is, en die ze nog niet durft te onderzoeken. De lucht om haar heen verstilt.
Het vermogen om met tijd te spelen vraagt om overgave, beseft ze, het loslaten van controle dat in het kamp ondenkbaar zou zijn. Daar is alles vastgelegd, hard, beperkt door regels en grenzen die niemand durft te overschrijden. Maar hier op Omaria? Hier kan ze zichzelf vinden in de vrijheid van het moment.
De verbinding tussen haar en de Ascensie is intenser dan ze ooit met een object heeft ervaren. Dit is niet slechts een vaartuig; het is een verlengstuk van haarzelf, geboren uit haar verbeelding en wilskracht. Elke beweging die ze maakt, elke gedachte die door haar hoofd flitst, lijkt door te sijpelen in het hout, de zeilen, het roer. Wanneer ze blij is, vangen de zeilen meer wind; wanneer ze twijfelt, aarzelt ook de boot in haar koers. Een dans van wederkerigheid.
Sinne glimlacht om deze ontdekking: wat je hier verbeeldt, wat je hier voelt, neemt tastbare vorm aan. Creaties zoals haar schip dragen een stukje van hun schepper in zich, een wetmatigheid op Omaria die ze langzaam begint te begrijpen. Als antwoord op haar glimlach voelt het hout onder haar vingers een tint warmer aan, nauwelijks waarneembaar.
Sinne stuurt de Ascensie een verzameling wolken in om er boven uit te komen. Abrupt ligt het schip stil en door de schok ervan wordt ze tegen haar roer aangeduwd. De boot begint op de deining van de wolk als een wieg heen en weer te schommelen.
Het schommelen van de boot heeft vrijwel direct effect op haar. Ze gaapt diep en gaat zitten, overweldigd door een slaapbehoefte die onverbiddelijk aan haar trekt. Haar oogleden worden zwaar als lood. Terwijl ze zich uitstrekt op haar bankje, geeft ze zich over aan de slaap die haar meeneemt.
Op Omaria heeft ze nog niet eerder geslapen en het voelt vreemd, omdat ze had verwacht dat ze dan terug zou keren naar het kamp. Maar ze is nog steeds hier, en nog merkwaardiger is dat ze zich in haar droom wakker voelt. Ze heeft haar ogen wijd open en is zich bewust van elke ademteug die ze neemt. De wolken om het schip weven zich zachter samen en vormen een beschermende deken rond haar slaap.
Het doet haar denken aan een droom die ze vroeger eens heeft gehad en die zo helder was dat de wereld om haar heen onecht had geleken toen ze wakker werd. Haar moeder had het lucide dromen genoemd en Sinne heeft er nog weken mee rondgelopen. Het was alsof het haar iets had geprobeerd te vertellen – alsof het een boodschapper was van een diepere laag.
Eerst maar eens op ontdekkingstocht, zegt ze tegen zichzelf. Alles om haar heen voelt als Omaria, maar verschilt er wezenlijk van. Hier heeft ze blijkbaar geen voertuig nodig en met voorzichtige passen loopt ze een schemergebied in. Daar ziet ze de kleine belletjes weer voor haar hangen. De wolkenbelletjes die haar eerder zo fascineerden.
Inmiddels krijgt Sinne de indruk dat emoties de fysieke eigenschappen van deze wereld versterken en beïnvloeden. Haar nieuwsgierigheid, haar verwondering, haar vreugde – ze manifesteren zich in de lichtgevende glans van deze transparante, kleine, ronde vormen en de kalme helderheid van de lucht. De belletjes lijken bijna onmerkbaar helderder te pulseren wanneer haar verwondering toeneemt.
Eén ervan trekt haar aandacht, alsof het net iets meer licht in zich heeft dan de andere. Ze beweegt ernaartoe en neemt het in haar hand. Nieuwsgierig probeert ze erin te kijken. Haar neus raakt de dunne wand en het fragiele bolletje spat uiteen midden in haar gezicht. Er rolt een gedachte over Sinne heen, zoals eerder ook al gebeurde. Deze gedachte is niet vluchtig. Deze gedachte blijft bij haar, net zo lang tot ze niet eens meer doorheeft dat het haar eigen gedachte niet is. In deze wolkenbelletjes worden gedachten tastbaar. De lucht rond haar wacht even, als met ingehouden adem, terwijl dit idee zich nestelt in haar bewustzijn.
Zodra ze haar focus heeft bijgesteld, doet ze van schrik een stap achteruit. Een enorme drakenkop kijkt haar van vlakbij aan met wat maar één oog lijkt. Het dier is zo groot dat het andere oog pas na het draaien van haar hoofd tevoorschijn komt. Een schreeuw perst zich naar boven, maar blijft steken in Sinnes keel. Wat een indrukwekkend beest! Toch voelt ze zich gek genoeg niet bedreigd. De draak is waarschijnlijk sterk en zou haar met één hap naar binnen kunnen werken, maar doet dit overduidelijk niet. Ze lijkt eerder goedgezind en zachtaardig.
Hoe ze dat weet, kan ze niet zeggen. Ze weet wel dat ze niet bang is, al zou ze dat waarschijnlijk wel moeten zijn. Het is alsof ze door het dier goedgekeurd wordt, en de draak duwt haar neus voorzichtig tegen haar aan. De neus van het dier is vochtig, zoals die van een hond, maar vele malen groter. Haar ademhaling voelt warm aan op Sinnes huid, alsof de zon haar streelt op een warme zomerdag met een lichte bries erbij. Intens, maar ook prettig, gek genoeg. De lucht rond hen verandert van tint, een nauwelijks waarneembare warme gloed die de ontmoeting omhult.
Rustig steekt ze haar hand omhoog en durft ze de draak zachtjes te aaien op de brug tussen de enorme ogen, zoals ze bij een hond zou hebben gedaan. Het dier trilt, waardoor Sinne bijna omvalt, maar ze herstelt zich en blijft haar strelen. Haar ogen gaan dicht en de trilling wordt subtieler. Is de draak aan het spinnen? Bijzonder, maar het voelt weldadig, alsof ze een massage krijgt die haar hele lichaam in één keer dekt.
De ogen van het dier gaan langzaam open en weer dicht, een vredige beweging die haar genot verraadt. Sinne herkent de tekenen: de ontspannen houding, het ritme van haar ademhaling en de zachte trilling die door haar enorme lijf gaat. Ze heeft genoeg dieren in haar leven verzorgd om te weten dat dit wezen volledig op haar gemak is bij haar aanraking en ervan kan genieten. Onder haar voeten past de grond zich bijna onmerkbaar aan. Ze verwondert zich over deze onverwachte vriendschap met een wezen dat ze tot voor kort alleen kende uit oude verhalen en legenden. Een draak, hier, op Omaria, en ze aait het wezen alsof het de hond van de buren is!
Ze lacht zachtjes om de absurditeit ervan. Er is iets bijzonders aan de ontmoeting, alsof twee onwaarschijnlijke puzzelstukken perfect in elkaar lijken te passen. Met elke seconde die verstrijkt, voelt de situatie minder vreemd en meer als een natuurlijke uitbreiding van Omaria's wonderen.
Dan, uit het niets, hoort ze een mannenstem. "Hé, hoi!", een diepe basstem, wat schor, vervolgt: "Hoe ben jij hier terechtgekomen?" Sinne schrikt, maar probeert moedig om de draak heen te kijken om erachter te komen waar de stem vandaan komt. "Wie ben je?", fluistert ze zachtjes.
En dan ineens staat hij naast haar met een sprongetje, alsof hij net van een glijbaan is gegleden. Even flikkert zijn silhouet, twee beelden die niet helemaal synchroon lopen voordat ze samenvallen. Voor haar staat een jongen, man – ze durft het niet te zeggen. Hij glimlacht breed naar haar, heeft een donker gebronsde huid, groene ogen en dieprood, golvend haar dat hij heeft samengebonden op zijn rug met een leren veter. Hij draagt een lichtgroen hemd en een korte leren broek. Aan zijn voeten heeft hij sneakers. Het lijkt wel of twee verschillende tijdperken elkaar ontmoet hebben en zich samen ontfermden over zijn garderobe. De middeleeuwen en 'de tijd voor de Grote Oorlog' hebben elkaar in zijn kleedkamer de hand gegeven en het op een akkoordje gegooid.
Hij trekt zijn wenkbrauw omhoog en geeft haar zijn hand. "Ik ben Toran en je bent in MIJN hoofd", en haar ontgaat de nadruk op MIJN zeker niet. "Ik heb hier nog nooit eerder een bezoeker gehad, dus ben ik verrast, om het maar eens mild uit te drukken."
Bij hun aanraking danst even een bijna onzichtbare schittering in de lucht, als stofdeeltjes in een zonnestraal. Haar hand tintelt – twee temperaturen tegelijk, warm én koud – tot zij zich settelt in zijn stevige greep.
Sinne schudt haar hoofd en kijkt hem ernstig en onderzoekend aan. "Ik heb geen idee waarom ik in JOUW gedachtewereld ben! Ik stak per ongeluk mijn neus in een bel en toen: hopla!” Ze snuift als een wild paard. De lucht rond hen lijkt te aarzelen, alsof zelfs Omaria verrast is door deze onverwachte ontmoeting. Toran trekt licht geamuseerd zijn mondhoeken omhoog. Wat een bijzonder meisje, denkt hij, en ze heeft geen enkel idee dus!
"Je staat tegen Dali aangeleund. Ik geloof dat ze je mag", zegt hij grinnikend. "Erg afwachtend ben je niet hè", en hij geeft Dali een liefdevolle aai onder haar enorme oog. Het is dus een dame, dit indrukwekkend grote dier naast haar. Ze had het goed ingeschat. Ook Sinne geeft Dali nog een aai. Dali duwt haar enorme neus tegen Sinne aan en Sinne moet grinniken. "Ze is lief", zegt ze zonder gêne, en Toran taxeert haar met enigszins toegeknepen ogen.
"Je bent de eerste die dat tegen me zegt, maar je bent dan ook de eerste die zomaar mijn gedachtewereld binnenstormt zonder enige aankondiging! Én je bent ook de eerste die door Omaria vliegt als een bezetene, afgezien van Dali en mijzelf natuurlijk!" En alweer trekt hij een spottende, scheve grijns. "Dus mag ik vast wel je naam weten?"
Sinnes mond is ietwat opengevallen en ze beseft nu dat ze er waarschijnlijk dom uitziet. Met een gemaakte zelfverzekerdheid geeft ze Toran nog eens een hand: "Sinne, aangenaam!" En ze schudt zijn hand ferm, zoals ze geleerd heeft van haar vader.
Toran kijkt bedenkelijk naar hun beide handen en kijkt dan haar weer aan, recht in haar helderblauwe ogen. Ze is een adembenemend klein schepseltje, teer maar toch stoer, en die sproetjes op haar neus! Het geeft haar iets ondeugends en tegelijkertijd meisjesachtig. Hij kijkt weg, want ze hoeft niet de blik in zijn ogen te zien terwijl deze gedachten zich vormen. Maar jemig, hoelang geleden is het dat hij iemand heeft ontmoet, en dan is het zover en ziet ze er zo uit!
Zolang hij hier leeft op Omaria is hij in de veronderstelling geweest dat hij de enige bewoner was en zou blijven, even los van zijn tropische dierenvriendjes. Dan ineens, een paar weken geleden, komt er een majestueus schip aanvaren op de wolken met een klein pakketje aan boord dat van blijdschap bijna aan het gillen is.
Dag na dag heeft hij haar avonturen gevolgd, aanvankelijk uit pure verbazing, later met groeiende fascinatie. Vanaf zijn verborgen uitkijkposten in de wolken zag hij hoe ze elke keer weer nieuwe aspecten van Omaria ontdekte. Waar hij had moeten wennen aan Omaria, bewoog zij zich er natuurlijk in, alsof ze er thuishoorde. Het had hem verbaasd, intrigeerde hem, en misschien, al zou hij het niet snel toegeven, maakte het hem jaloers.
Voor haar is Omaria blijkbaar een soort pretpark. Ze scheurt door de wolken als een bezetene met een glimlach van oor tot oor. Af en toe ziet hij haar figuurtjes in de wolken tekenen met haar roer, en het is hem ook opgevallen dat ze snapt hoe ze de tijd kan versnellen en vertragen. Allemaal kinderspel natuurlijk, maar toch indrukwekkend voor een beginneling. Alweer kan hij een glimlach moeilijk onderdrukken.
Sinne krijgt een brutale blik in haar ogen en trekt redelijk abrupt haar hand uit de zijne. "Wat maakt dit JOUW gedachtewereld eigenlijk?" En ze zet haar handen in haar zij om haar brutale blik kracht bij te zetten. Er ontsnapt Toran een luide lach. De wolken boven hen krimpen subtiel en komen dichterbij om geen woord van dit gesprek te missen.
"Deze wereld, Omaria," hij aarzelt even alsof hij zoekt naar de juiste woorden, "is speciaal voor mij gecreëerd of door mij, maar net hoe je het allemaal bekijkt. En in deze wereld zijn de wolken mijn gedachtegoed, mijn dromen. Hoe je het hebt gedaan, weet ik niet, maar je bent in een van die gedachtebelletjes gestapt en in mijn droomwereld terechtgekomen. Het is dat ik je eerder heb zien vliegen op Omaria, anders zou ik denken dat ik je bij elkaar heb gefantaseerd."
Sinne weet voor de zoveelste keer niet wat ze moet zeggen. En dus zegt ze niets.
Zo eenvoudig als ze in de bel is geplopt, zo eenvoudig komt ze er ook weer uit. Het is net alsof ze eruit geperst wordt. Ze vraagt zich af in hoeverre Toran daar iets mee te maken heeft. Hij leek er wel zeer op gebrand te zijn dat ze zijn gedachten verliet. Na een kort en bondig afscheid en nog een handdruk plopte ze zo terug zonder enige omhaal. Hoe deze wereld in elkaar steekt, is nog steeds een groot mysterie voor haar. Ze weet hoe ze moet varen, maar had tot voor kort geen enkele notie van bewoners hier.
Ze dacht eigenlijk dat het haar eigen creatie was, deze wereld. Die theorie heeft Toran flink onderuit gehaald. Al weet ze nog steeds weinig meer over Omaria dan voor hun ontmoeting.
Toran. Wat een bijzonder figuur en wat merkwaardig dat ze zo zijn gedachten in kon stappen! Kan hij ook haar gedachten binnenwandelen? De raadsels stapelen zich op. Terwijl haar vragen zich vermenigvuldigen, pulseert de lucht om haar heen bijna onmerkbaar en vibreert Omaria mee met haar zoektocht naar antwoorden.
Terwijl ze zich herpakt, het roer weer stevig in handen neemt en de zeilen laat vieren om te kunnen afdalen, voelt ze ineens een windvlaag aan bakboordzijde. Zonder waarschuwing steekt een grote draak haar hoofd onder het zeil door. Niet veel later zoeft er een persoon over de brug van de drakenwenkbrauwen heen. Hij botst zowaar tegen Sinne aan, die zich goed moet vasthouden aan het roer om niet overboord te slaan. Het roer ligt bijna onmerkbaar steviger in haar greep dan een moment eerder. Het is alsof het schip haar staande houdt.
"Jemig zeg! Dat is een lompe landing!", roept ze geschrokken uit. "Kon dat niet even anders?!" en haar stem slaat over. Alweer moet Toran lachen om dit kleine, onbeschaamde wezen dat zomaar zijn gedachten binnenstapte zonder zich te excuseren en er nu iets van vindt dat hij in zijn eigen land nota bene even 'hallo' komt zeggen! Hij houdt haar stevig vast bij haar onderrug, zodat ze niet alsnog kantelt, en ziet de blosjes naar haar wangen vliegen. Hmm... dit komt hem nog duur te staan.
Zonder aankondiging haakt hij zijn arm los van haar taille en tuimelt ze alsnog een paar pasjes naar achteren, waar ze snel grip vindt aan de reling. Haar ogen spuwen ondertussen vuur. Hij vindt het indrukwekkend. Nee, in alle eerlijkheid, hij vindt háár indrukwekkend. Met zo'n vrouw wil je toch elke dag ruzie maken, mijmert hij. Ze zet weer stappen dichterbij en wil duidelijk verhaal halen. Dan wordt ze onderbroken door de vriendelijke neus van Dali, die haar op geheel eigen wijze ook even wil begroeten. Je ziet Sinne ter plekke smelten voor het dier. Daar heeft hij toch mooi geluk mee, met die spontane liefde. De lucht rond het drietal glinstert even zacht. Geniet Omaria van deze onverwachte, speelse ontmoeting?
"We komen even op wat neutraler terrein kennismaken, bedachten Dali en ik. Bij deze!" En hij spreidt zijn handen uitnodigend, alsof het een behoorlijke eer is. Hij zegt nog net niet 'tada'! Sinne ergert zich aan zijn houding. Het mag wel zo zijn dat hij hier langer is en zij voorlopig op bezoek komt (al begrijpt ze geen snars van die constructie), maar dat betekent niet dat hij zichzelf zomaar even op haar schip mag katapulteren!
Ze kijkt omhoog in zijn groene ogen en wil net lik op stuk geven als hij het woord neemt met een bruusk gebaar.
"Begin me niet meteen uit te schelden, al lijkt het me een feestje", en hij geeft haar een knipoog. "Ik deed het niet expres. Jouw achterdek lijkt vanuit de verte een stuk breder en ik kan het hoofd van Dali moeilijk inschatten. We hebben nog nooit naast een schip moeten 'aanleggen'. Het spijt me. Echt!" En hij trekt er zowaar een schuldbewuste blik bij.
Sinne wil er niet in trappen, maar laat zich vermurwen door zijn verhaal uit nieuwsgierigheid naar de rest ervan. Hij zal hopelijk wat van de raadsels kunnen oplossen. "Hoelang woon je hier al?", vraagt ze daarom vriendelijker dan haar bedoeling was. De zeilen van de Ascensie ritselen zacht, hoewel er nauwelijks wind staat. Toran trekt een wenkbrauw op en kijkt naar boven in een peinzend gebaar.
"Dat durf ik eerlijk gezegd niet te zeggen. Ik weet het niet. Tijd is hier een raar verschijnsel, zoals je misschien wel hebt gemerkt. En ik was steeds alleen, waardoor de tijd langzaam lijkt te gaan, maar in werkelijkheid misschien wel niet. Wie zal het zeggen?”
"Hoe ben je hier dan verzeild geraakt?", wil Sinne weten. Hij zucht diep en kijkt haar aan van onder zijn wenkbrauwen. "Dat is een erg lang verhaal, meissie; er komt vast een goed moment voor..." Terwijl de spanning tussen hen voelbaar wordt, vibreert het dek onder hun voeten subtiel. Omaria zelf lijkt nieuwsgierig naar het antwoord dat komen gaat.
Toran gaat zitten op haar bankje onder de roefluifel. De Ascensie begint te wiebelen in de wolken, mede doordat Sinne de schoot heeft laten vieren. Als ze niet oppassen, neemt haar schip straks een duikvlucht zonder dat ze er controle over heeft. "Help me even!", roept ze terwijl ze het voordek oploopt en in snel tempo alle zeilen laat zakken.
Toran kan snel schakelen en vangt op het achterdek de boel op bij de giek. Hij weet zelfs een klein lijntje te vinden om het wat provisorisch bij elkaar te binden. Dan hoort hij geratel en vermoedt hij dat Sinne het anker heeft laten zakken. 'Verstandig meisje', denkt hij ondertussen. Toran is steeds weer onder de indruk van hoe zij het schijnbaar moeiteloos voor elkaar krijgt de 'wateren' hier te bevaren zonder te weten hoe deze wereld in elkaar steekt. Het is natuurlijk ook minder een kwestie van weten en meer een kwestie van voelen. Misschien heeft zij als vrouw daarin een voordeel.
Sinne komt het achterdek weer op en gaat tegenover hem op een bolder zitten. Ze leunt met haar elleboog op haar knie en haar gezichtje in haar hand. Ze zegt niets, maar ze heeft haar ogen op hem gericht en laat de stilte vallen. Het schip nestelt zich vrijwel onmerkbaar in de wolken en bereidt zich voor op een lang gesprek. Fijn, denkt Toran sarcastisch. Hij kijkt haar aan en wijkt dan met zijn blik uit richting de wolkenhorizon. Zijn wolkenhorizon. Hij zou niet eens weten hoe hij moet beginnen om dit allemaal uit te leggen.
Sinne begrijpt dat ze het hiermee moet doen. Ze voelt dat hij er moeite mee heeft. Als geen ander weet ze hoe complex en verdrietig het verleden kan zijn. Ze zal hem niet verder onder druk zetten. Wel loopt haar tijd op zijn eind. Ze merkt dat doordat er aan haar wordt getrokken.
Ze zorgt er altijd voor dat ze aangemeerd ligt in het kleine haventje met dat ene steigertje, dat daar speciaal een plek voor haar lijkt te hebben. Ze heeft het gevoel dat ze een vaste opstap- en afstapplek moet hebben op Omaria, al kan ze niet uitleggen waarom.
Toran legt het vandaag dus niet uit. Maar op een dag zal hij het zeker doen. Dat is oké. Hij is wel oké, denkt ze erachteraan. Het is in ieder geval fijn om hier iemand te kennen. Ze had in gesprek met hem misschien eerst over koetjes en kalfjes kunnen beginnen. Daar is ze alleen nooit goed in geweest.
Ach, hij kan haar beter meteen leren kennen zoals ze is. Recht door zee. Omaria is om die reden zo'n zegen voor haar. Ze kan hier zichzelf zijn. Zou dat voor Toran ook zo zijn?
Ze heeft de gedachte nog niet gevormd of de lucht om hen heen verstilt voor een klein moment. Hij kijkt haar recht in de ogen met een blik alsof ze de vraag hardop heeft gesteld. Ze durft te zweren dat ze de bevestiging in zijn ogen kan aflezen, of verbeeldt ze zich dat?
Even later helpt hij haar aanleggen aan het kleine steigertje en doet zelfs moeite om met haar de zeilen op te ruimen onder de fraaie gouden huikjes die zij 'gemaakt' heeft. Dit heeft ze als een van de laatste dingen gedaan, nadat de Ascensie verder helemaal klaar was. Want zo'n mooie boot moet netjes blijven en aangemeerd mag het er niet allemaal zomaar bij hangen. Alle lijntjes worden keurig opgerold en opgehangen aan de verstaging met een mastworp. Zo doe je dat, vindt Sinne.
Alweer is Toran verrast dat ze het allemaal zo serieus neemt hier op Omaria. Dat is de enige manier. Hij weet dat. Zij doet dat puur op intuïtie.
Alles is constant aan verandering onderhevig. Dat gegeven is er. Ieder moment heeft wel zijn eigen orde en logica. Je moet daarin kunnen meebewegen en het begrijpen. Pas dan kun je het spel spelen, anders is het hier geen doen.
Sinne heeft hier geen idee van, want ze neemt het precies zoals het is. Dat het steigertje morgen onder een ander wolkendek ligt, is voor haar een zekerheid. De lengte en vorm van de steiger zijn niet iedere keer dezelfde; de planken kunnen steeds van ander materiaal zijn en totaal anders bevestigd. En dan is daar dat ene plankje, dat dan weer verrot is, dan weer gebroken, maar in ieder geval nooit een vaste plek heeft. Gevaarlijk, zou je denken. Voor Sinne niet.
Hij ziet haar iedere keer als hij haar 'bestudeert' (zo noemt hij dat, niet bespieden natuurlijk) over dat verrotte plankje springen, alsof ze zich niet hoeft af te vragen welke het vandaag is. Dat hoeft ze ook niet, want ze staat aan de wieg van de verandering 'an sich'. Over dat weten beschikt ze alleen niet; ze kan er enkel op vertrouwen, bij gebrek aan een beter woord.
Hoe zou hij haar dit allemaal moeten uitleggen? Is het handig dat ze dit weet? Grote kans dat ze hier zo goed terechtkan, juist omdat ze het niet 'weet', maar wel voldoende zelfvertrouwen heeft om te leunen op de grillige zekerheden van dit mooie land. De touwen in zijn handen lijken even strakker te worden, reagerend op zijn twijfel. Hij kan er nog even zijn gedachten over laten gaan. Ze zal hem vandaag niet meer het hemd van zijn lijf vragen. Jammer eigenlijk, bedenkt hij dan enigszins ironisch, en hij schudt ongezien zijn hoofd om zijn eigen slechte gevoel voor humor.
Sinne gaat van boord en kijkt nog even achterom. Ze laat Toran daar achter samen met Dali op de achtersteven, die erg haar best doet het water niet aan te raken. Blijkbaar niets voor draken, denkt Sinne grinnikend. Gek dat ze hier achterblijven op haar plek. Ze zwaait kort en holt dan het steigertje verder af met een klein sprongetje over dat ene plankje dat altijd loszit. Het helpt dat het hout zich even schikt onder haar voet, precies genoeg om haar veilig te laten passeren...
***
3. DE NOODLOTTIGE REIS
En dan is het de volgende ochtend. In het kamp zijn ze al wakker, want alles lijkt in rep en roer. Sinne knijpt met haar ogen en rekt zich uit om Omaria van zich af te schudden. Het kost haar moeite. Ze beweegt richting de ingang (wat slechts een tentflap is) waar Tonio haar vervolgens bijna onder de voet loopt. Hij ziet er gealarmeerd uit, heeft grote geschrokken ogen en maakt een haastige indruk.
"Rustig, Tonio! Wat is er aan de hand, jongen?" Hij wijst naar buiten en begint stotterend uit te leggen.
"Ze... ze... komen me halen. Sinne, ze komen me halen!" Het is duidelijk dat hij niet mee wil.
"Wie komen je halen, Tonio? Ga even zitten en leg het me rustig uit." Maar Tonio is niet van plan te gaan zitten. Hij ziet eruit alsof hij op het punt staat het op een lopen te zetten en voorlopig niet meer achterom te kijken.
"Tonio! Je moet me even iets meer vertellen, ik kan je zo niet helpen!" zegt Sinne met nadruk in haar stem.
"Ze hebben de leeftijdsgrens verlegd naar twaalf jaar Sinne. Ze willen alle weeskinderen onder de twaalf meenemen naar het internaat! Ik wil niet Sinne, ik wil bij jou blijven! Laat me alsjeblieft bij jou blijven!"
Sinnes keel vernauwt zich en ze slikt haar opkomende angst weg. Waarom zouden ze van de een op de andere dag deze regel aanscherpen? Ze begrijpt er niets van. Wat is er zo urgent dat dit niet kan wachten en het er zo radicaal doorgeduwd moet worden?
Sinne steekt voorzichtig haar hoofd naar buiten en ziet een enorme chaos voor zich. Opvliegend zand doordat er legerwagens het kamp inrijden. Ze proberen kinderen in de laadbakken te zetten, maar meer dan eens verzetten deze zich en krijsen luidkeels. Hier en daar staan volwassenen te praten met de soldaten. Er zijn genoeg mensen die kinderen van familie of vrienden in huis hebben genomen en ze nu niet willen laten gaan.
In de wandelgangen wordt er gefluisterd over dit internaat. Het zou er niet lichtzinnig aan toegaan en doen denken aan een heropvoedingskamp. Sinne hoeft niet lang na te denken. Tonio gaat er voor geen goud heen, over haar dode lichaam! Ze beseft dat ze geen tijd meer heeft om uitgebreide plannen te maken. Het is erop of eronder. Ze wil Tonio vannacht nog mee zien te krijgen naar Omaria. Zijn tekening van de raket geeft haar een sprankje hoop, een begin van een plan. Tot die tijd moet hij zich ergens verstoppen, maar waar?
Tonio komt met de oplossing. Hij wil zich aan de grens verstoppen, waar ze zijn moeder hebben gevonden toen ze haar tocht naar water maakte. Het is gevaarlijk, maar hij heeft daar een plekje ontdekt achter een richel van stenen. Achter die richel zit een grot verstopt die onzichtbaar is voor het kamp, tenzij je over de richel klimt. Een volwassene komt niet op dit idee. Destijds hebben ze hem daar ook niet gezien. Hij is ervan overtuigd dat het een goede plek is en dat hij tegen middernacht weer terug het kamp in kan sluipen.
Sinne gruwelt van het idee, maar kan ook niets beters verzinnen. Ze laat haar schouders zakken en knikt 'ja'. Laten we hopen dat Tonio gelijk heeft en dat hij het daar kan volhouden. Maar hoe moet hij daar nu komen zonder gezien te worden?
Er klinkt een luide fluit in het kamp en de legerleiding roept alle soldaten bijeen. Er is blijkbaar iets aan de hand. Sinne ziet het gebeuren vanuit het kijkgat van de tent. Een aantal soldaten vlakbij is druk aan het gebaren en staat met de rug naar hen toe. Dat maakt dit het uitgelezen moment, denkt Sinne.
"Nu!" roept ze verstikt. "Je moet gaan! Rol hier onder het zeil door", en Sinne wijst naar de achterkant van de tent, "en probeer zo snel mogelijk bij je verstopplek te komen. Zorg dat je hier na zonsondergang weer bent. Wees voorzichtig. Ik hou van je! Ga!" en ze drukt snel een kus op zijn voorhoofd.
Gehaast rolt hij onder het zeil door en verdwijnt uit het zicht.
"Houd je taai, Tonio", prevelt Sinne voor zich uit en ze maakt zich klaar voor wat ongetwijfeld een vervelende ontmoeting gaat worden.
En dat wordt het. De kampleiding moet er zelfs bij geroepen worden, want men wist zeker dat ze Tonio naar binnen hadden zien lopen. Zou 'men' de buren zijn, vraagt ze zich teleurgesteld af.
Ze kijkt beteuterd (voor zover mogelijk) en probeert vriendelijk en schijnbaar bereidwillig uit te leggen dat ze Tonio die dag nog niet gezien heeft. Hij staat altijd vroeg op en zij is net pas wakker geworden. Ze heeft geen idee.
Dan komt op een gegeven moment de ondervraging tot een einde, ondanks frustratie aan de andere kant. Ze kunnen haar het joch moeilijk laten uitspugen, denkt ze sarcastisch. Ze druipen met woedende gezichten af. Ze is verplicht hem aan te geven zodra hij zich meldt, is de afscheidstekst. Natuurlijk. Dat zal ze doen. Ze ziet heus ook wel in dat het beter voor hem is op het internaat... en nog meer van die onzin. Ze spint haar verhaal met de gebruikelijke retoriek van plicht en protocol. Precies wat ze willen horen. Ze kan altijd het toneel nog op, denkt ze bij zichzelf, en ondertussen maakt ze zich zorgen.
Dat de mannen in haar tent stonden was geruststellend op een bepaalde manier. Ze hadden Tonio nog nergens gevonden. En nu moet ze haar plan B gaan uitdenken, al valt er weinig uit te denken. Het is eerder een soort 'op hoop van zegen'-scenario, zoals eerder die dag.
Op dit moment kan ze niets anders doen dan wachten. Wachten op Tonio's terugkomst. En zo gaat Sinne een lange en zenuwslopende dag tegemoet.
Als ze later op de avond, rond middernacht, gerommel achter bij de tent hoort, slaat haar hart een slag over. Hij is terug! Helemaal onder het vuil, dat wel, maar in levenden lijve. Sinne valt hem om de hals zonder ook maar enig geluid te maken. De tentwanden zijn dun en de buren zouden alles kunnen horen. Ze kan daarom het plan niet hardop met hem bespreken.
Het valt haar zwaar om hem de brief te overhandigen die ze vanmiddag geschreven heeft. Het is onpersoonlijk en raar om het zo te doen, vooral nadat hij een hele dag alleen in een koude, natte grot heeft gezeten. Ze besluit achter hem op het bed te gaan zitten, terwijl ze de brief uit de envelop haalt, openvouwt en hem in handen geeft. Zo kan ze hem de hele tijd vasthouden en weet hij dat hij niet alleen is. Het licht komt van de kaars naast zijn bed. Gelukkig heeft Tonio goede ogen.
'Mijn lieve Tonio, je zult wel doodmoe zijn van het weglopen voor de soldaten en het moeten schuilen vandaag. Het spijt me zo dat ik er niet beter voor je kon zijn. Het is me duidelijk dat ik je hier in het kamp niet goed kan beschermen en we kunnen je niet zomaar twaalf toveren. Helaas! Dus heb ik een ander idee. Daarvoor heb ik van jou een paar dingen nodig. Ten eerste een flinke portie fantasie en zin in avontuur! Ik weet dat na alles wat je hebt meegemaakt je koppie er waarschijnlijk niet naar staat, maar ik beloof je dat het de moeite waard zal zijn.
Ik heb iets bij de envelop gestopt. Je bijzondere tekening van de raket. Hopelijk geeft deze tekening jouw fantasie het zetje dat het nodig heeft, want we gaan een droomwereld betreden. Jij en ik samen. De wereld heet Omaria. Ik ben er zelf al vaak geweest en vind het er fantastisch! Het is een wereld waar je kunt vliegen, tijd naar je hand kunt zetten, waar sprookjesachtige natuur en dieren je omringen en waar je vrij bent. Er zijn wel wat raadsels rondom Omaria die ik ook nog niet allemaal heb opgelost, maar met je onderbuikgevoel kom je ver. Geloof me!
De sleutel is om hier graag weg te willen en open te staan voor deze reis. Mijn verlangen naar vrijheid werd op een avond zo sterk, dat er als het ware een deur openging. Eerst dacht ik nog dat ik het zelf verzonnen had, maar het blijkt dat Omaria al een poosje bestaat. Ik vermoed dat iedereen erheen mag reizen, maar niemand op het idee komt. Jij nu wel, samen met mij lieve Tonio! Je hebt het jezelf al makkelijk gemaakt door het ontwerp van je voertuig klaar te hebben. Je kunt deze raket daar met enkel je gedachten als gereedschap in elkaar zetten, als je het plaatje goed voor ogen hebt. En dan is het wolkendek ook van jou! Ik weet dat het allemaal merkwaardig klinkt, maar als je erin gelooft, als je mij gelooft, dan kun je op Omaria bij me zijn. Misschien kan ik je daar verstoppen tot je twaalfde of kunnen we iets bedenken waardoor je kunt blijven... Als we eerst daar maar zijn, dan komen de antwoorden vanzelf. Zo gaat dat op Omaria heb ik ontdekt.
Lieve Tonio, als je vanavond je ogen sluit, neem je dan voor daarheen te gaan. Open die deur en reis met mij door deze wereld. Ik verheug me er waanzinnig op en hou van je lieverd. Slaap lekker zo meteen en goede reis! Liefs, Sinne'
Tonio kijkt na het lezen van de brief achterom. Hij heeft een blik van ongeloof in zijn ogen. Hij neemt wat afstand van haar, kijkt naar de brief en dan weer naar haar met vraagtekens in zijn ogen. Het is Sinne duidelijk dat hij haar niet goed bij haar verstand vindt. Dit heeft ze wel verwacht. Toch hoopte ze dat hij er als een jongetje van tien jaar in mee zou gaan, met al het vertrouwen van de wereld in haar.
Ze komt weer wat dichterbij en fluistert zachtjes in zijn oor. "Jij kunt dit! Echt! Als je er één keer bent, zul je verbaasd staan over de schoonheid!" Met nog steeds twijfel in zijn ogen gaat hij weer liggen in haar armen. Ze voelt hem op een gegeven moment ontspannen en zucht opgelucht. Nog lange tijd houdt ze hem vast totdat hij in een diepe slaap is. Gelukkig.
Ze sluipt voorzichtig achter hem weg naar haar eigen bed en wil meteen achter hem aan, maar het lukt niet! Ze kan de slaap niet vatten! Verdomme! Ze is te geforceerd bezig en door zorgen overmand blijft haar hoofd overuren maken. Het gaat ten koste van haar tijd op Omaria... Ze zal rustig moeten worden. Tonio heeft haar nodig!
***
Als ze over de steiger naar de Ascensie loopt, voelt ze het onbehagen in haar nek kruipen. Ze heeft te lang gedaan over het in slaap vallen. Nu wil ze Tonio zo snel mogelijk vinden. Dat blijkt helemaal niet lastig te zijn... Een gigantisch lawaai van hard ronkende motoren ontneemt Omaria haar stilte. De lucht boven haar trilt en huivert onder het ongewone geluid. Boven Sinnes hoofd ziet ze de raket van Tonio in een rechte lijn pijlsnel door het wolkendek suizen. Hij gaat met een noodgang, denkt Sinne, zoals te verwachten valt van een raket natuurlijk. Ze is opgelucht dat hij het heeft gehaald. Hij is tenminste op eigen kracht op Omaria gekomen!
Maar goed, nu moeten ze elkaar nog zien te ontmoeten hier. Haar plan is vreselijk incompleet. Ontsnappen naar Omaria voor een nacht staat verre van gelijk aan het uit handen blijven van de kampleiding voor de komende twee jaar. Toch voelt ze een glimlach opkomen. De vreugde mag alleen niet lang duren.
In de boot zit een lange, roodharige man haar op te wachten en hij kijkt allesbehalve vriendelijk.
"Sinne", groet hij koeltjes.
Ze springt aan boord en kijkt hem aan met een stoere blik (een stoerheid die ze helemaal niet voelt op dat moment). Hij heeft haar door en duwt zijn spottende mondhoek weer omhoog.
"Ik kan alleen maar aannemen dat jij die onwelkome gast hebt uitgenodigd in MIJN Omaria?" en Toran bromt van ongenoegen. "Dali durfde met mij niet eens meer de bergen over te vliegen, zoveel lawaai maakt dat monster van een voertuig! Het raast kriskras door de wolken heen, alsof het eigenlijk gisteren op de maan had moeten landen. Wie is die bezetene en waarom kan hij zijn voertuig niet onder controle houden? Hij lijkt wel een maniak, zoals hij vliegt!"
Sinne bijt op haar lip en was al bang dat het er zo uit zou zien hier op Omaria. Tonio toont jammer genoeg weinig verbeeldingskracht. Dat verklaart waarom hij niet goed kan manoeuvreren. Hij is hier met tegenzin en angst in zijn lijf en dat is precies wat hij nu aan de hemel laat zien: ongecontroleerde paniek. Geen wonder dat Toran boos is. Tot voor kort was dit zijn heiligdom en nu vliegt er een wolkenpiraat rond.
Nog voordat ze wat kan zeggen, heeft hij haar al helemaal doorgrond. De planken onder haar voeten veren even mee met haar ongemak. Blijkbaar kan hij de antwoorden zo uit de lucht vissen als hij dat wil. Verdorie! Dat is ongewenst en onhandig. Ze had dit gesprek graag iets bijgestuurd. Hij denkt daar duidelijk anders over.
Hij wrijft met zijn handen door zijn gezicht en ze ziet aan zijn blik dat hij niet langer boos is, maar wat hij nu uitstraalt, verontrust haar nog meer. Hij zucht eens diep en kijkt haar dan langdurig serieus aan.
"Ik zie alleen maar goede intenties in je handelen, Sinne. Dit is alleen een nogal complexe oplossing voor je probleem. Ik begrijp uit je gedachten de noodzaak om aan jouw wereld te ontsnappen en het is me duidelijk dat je Tonio wilt beschermen. In feite sta je met je rug tegen de muur en was dit je enige uitweg. Om die reden kan ik als de beste begrijpen dat je dit gekke plan bedacht hebt. Het is alleen zo dat Omaria zijn eigen wetten volgt, en niet iedereen dat zomaar begrijpt. En getraumatiseerde, jonge mensenkinderen staan er niet om bekend hun emoties onder controle te hebben, en dat heb je hier wel nodig."
De wolken boven het schip trekken samen. Hij onderbreekt zichzelf even door een streng van zijn haar achter zijn oor te vegen en na te denken over de volgende woorden. Hij wil haar niet de schrik op het lijf jagen.
"Hoe jíj het zo eenvoudig oppikt, is me een raadsel. Het is knap hoelang je hier al hebt kunnen rondvliegen zonder in de problemen te komen. Ik vermoed dat je een natuurlijke gave hebt, put uit een rijke fantasie en beschikt over genoeg zelfvertrouwen. Maar ben je beschadigd en angstig, dan is het hier uitdagend en dan overdrijf ik niet. Hoe zit dat met Tonio, Sinne? Denk je dat hij vanuit vertrouwen en zekerheid handelt?"
Sinne zucht waar mogelijk nog dieper dan Toran net gedaan heeft en kan slechts één antwoord op deze vraag geven. Met grote schuldige ogen schudt ze van nee.
Toran kijkt haar aan en schudt nu ook zijn hoofd. Het water onder de Ascensie rimpelt zachtjes. Het schip beweegt mee met hun gedeelde berusting. "Het heeft geen zin om hier lang over na te denken. Het is wat het is."
"Wat kunnen we nu doen, dat is de vraag. Hoe gaan we Tonio bereiken?" Sinne kan de vraag amper verstaan. De raket boven hen trekt weer een dikke streep aan de heldere lucht en maakt kabaal voor tien. Het hele landschap van Omaria lijkt erdoor te veranderen. Kleuren worden schimmiger en donkere wolken pakken langzaam samen in de verte. Dan steekt er een koud briesje op en Sinne ziet het slechte weer hun kant opkomen. De wind draagt een subtiele ondertoon van angst. Omaria reageert op de verstoring. Gebeurt dit door Tonio? Ze heeft hier niet eerder slecht weer meegemaakt.
"Ikzelf heb het maar een paar keer beleefd", reageert Toran op de gedachte die Sinne expres voor zichzelf had willen houden, "...op de dagen dat ik piekerde en somber van eenzaamheid was. Gelukkig heb ik die dagen vrij weinig. Over het algemeen ben ik juist dankbaar voor mijn leven op Omaria. En ik heb Dali, dat maakt het grote verschil voor mij."
Sinne zou hem het liefst bestoken met duizend vragen over deze plek en hoe hij hier terecht is gekomen, maar dít is nauwelijks het moment om dat te doen.
"Wat is het ergste wat hem kan overkomen?", vraagt ze zenuwachtig aan de roodharige man tegenover haar op het schip.
Toran verkleurt. "Ik vind niet dat we daar nu te diep op in moeten gaan, Sinne. Het wordt er niet beter van. Laten we in ieder geval hopen dat hij niet tegen rode-kogel-vogels aanvliegt. Het zijn lieve beestjes, mooi ook met hun sierlijke en toch geëxplodeerde verenlijfjes, maar hun snavels zijn vlijmscherp en kunnen ieder materiaal doorboren. Ze staan erom bekend niet goed op te letten en als kamikazes door de lucht te vliegen. Dali en ik kunnen ze goed ontwijken." Toran klemt zijn kaken op elkaar.
Sinne voelt zich ongemakkelijk worden. "Wat als Tonio neerstort? Gaat hij hier dood? En...", ze durft het niet hardop uit te spreken.
Toran kijkt haar ernstig aan. Het hout van de Ascensie kraakt zachtjes, een echo van de gespannen stilte. "De tijd waar we hier mee spelen, is de ware tijd. Het is jouw individuele levensduur, Sinne... Dat geldt ook voor Tonio. Hij heeft die nu op versneld staan..." en Toran durft haar niet aan te kijken bij deze woorden.
Sinne kan niet bevatten wat hij zojuist gezegd heeft. Ze begrijpt het wel, maar het dringt nog niet volledig door.
"Ze zal binnenkort een helder plaatje hebben van de situatie, maar dan is er geen weg terug... Sinne, meisje toch, waar ben je in verzeild geraakt? Ik krijg het er warm van."
"Ik ga de lucht in Toran. Ik moet Tonio op de grond zien te krijgen!" Sinne begint de lijnen los te maken waarmee de Ascensie aan de steiger vastligt. De steiger is smal geworden en krakkemikkig. Toran knikt en helpt met de fenders aan boord te halen. Een kort fluitje doet een vlaag wind aan stuurboord naar bakboord bewegen. Dali is er dus toch.
"Hi lieve Dali", begroet Sinne haar liefdevol. "Kom je ons helpen?"
Dali lijkt inderdaad wat verstoord. De donkere lucht en straffere wind maken de situatie niet beter. In de verte hoort ze het kabaal van de raket. Misschien is het onweer? Sinne hoopt dat Tonio hun kant weer op weet te komen en dat blijkt inderdaad het geval.
Nu moet Sinne alles op alles zetten en haar beste zeiltalent tevoorschijn toveren uit de krochten van haar vroegere bestaan. De tijd waarin ze met haar vader op de grote meren gevaren heeft. Ze heeft het van hem mogen leren. Hij was een fanatieke zeiler. Ieder schip aan de horizon moest eruit gezeild worden. Sinne weet dus als geen ander snelheid te maken. De toenemende wind maakt dit een stuk eenvoudiger, maar ook gevaarlijker. De wolken hebben haast, waardoor ze er amper op mee kan liften en de zeilen bollen hevig. Er wordt veel gevraagd van de touwen en katrollen. Het water onder hen onthult zijn blauwe diepte, een stille getuige.
Het komt goed, denkt ze. "Ik heb een stevig schip gebouwd en daar mag ik gerust op vertrouwen."
Ze manoeuvreert richting de wind, waardoor ze met de punt van haar boeg dwars door de wolken snijdt. Het brengt haar hoger, zodat ze in de buurt kan komen van de hoogte waar Tonio zich bevindt. En al snel heeft ze de maximale hoogte bereikt. Ze laat bescheiden de schoot vieren, zodat de boot wat minder scheef gaat en ze in staat is even rustig de omgeving te verkennen.
Daar is hij! Het zwarte gevaarte komt vanuit de verte aanrazen. Ze hoopt dat hij haar kan zien. Eén handgebaar is misschien genoeg. De raampjes in zijn raket zijn klein. Tonio nadert aan stuurboordzijde en ze begint alvast met zwaaien. Toran staat nu ook op en zwaait mee. Hij weet dat hij van Dali niet veel hoeft te verwachten met deze gek in het luchtruim. Hij blijft aan boord en hoopt er het beste van. Ondertussen is hij onder de indruk van het geniale zeilwerk dat Sinne hem de laatste tien minuten heeft laten zien.
Tonio is er bijna en zowel Sinne als Toran zetten de tijd op slow motion zonder daar enige moeite voor te doen. Ze kijken elkaar even aan en moeten glimlachen, omdat het gelijktijdig plaatsvindt. De wolken om hen heen trekken samen, een trage, zware beweging. Het schip deint vrijwel niet meer en ze kunnen kleine partikeltjes in de lucht onderscheiden van de rest. Hun haar beweegt amper, zo ook hun kleding.
Dit geldt alleen niet voor de zwarte raket, die alsnog met knetterende snelheid dichterbij komt. Sinne maakt een handgebaar naar beneden. Ze herhaalt steeds deze beweging met haar wijsvinger naar beneden. Toran begrijpt wat ze van plan is. Een risicovol plan, maar betere ideeën heeft hij op dit moment niet. Hij berust in haar besluit. De kompasnaald op het dek draait subtiel in de richting van de raket, als een stille bevestiging van hun gezamenlijke focus. Toran twijfelt of Tonio ook maar iets begrijpt van wat Sinne aan het seinen is naar hem. Kan hij hen überhaupt zien?
Tonio ziet het en stuurt abrupt bij, zodat de punt van de raket nu naar beneden wijst. Hij lijkt vaart te minderen, maar zal nog steeds met gigantische snelheid in het water belanden. Hopelijk, zo heeft Sinne bedacht, komt hij door de luchtcompartimenten weer naar bovendrijven als een dobber. Daar zal ze klaarstaan met een reddingsboei en een lijntje om hem aan boord te hijsen.
Ze laat de zeilen nu verder vieren en maakt een duikvlucht door de wolken richting de waterlijn die rap dichterbij komt. De wolken lijken even uiteen te wijken, alsof ze een pad vrijmaken voor haar afdaling. Ze ziet de raket met de punt het water raken en dan verdwijnen onder het wateroppervlak. Alsof ze dagelijks voertuigen op het water landt, laat ze de neus precies op tijd naar voren komen en het bootje bijna geruisloos in het water glijden.
Ondertussen ziet ze Toran naar haar kijken met een ondefinieerbare blik. Ze wil het niet weten. Hij zal haar wel roekeloos vinden. Dat begrijpt ze op dit moment volledig. Ze speelt met het leven van een jongen van tien jaar en kan alleen maar bidden tot de Triade. Ze vertrouwt erop dat Tonio beschermd wordt en kijkt gespannen of hij al boven komt.
Ze houdt haar adem in. Belletjes komen naar de oppervlakte en zonder enige verdere aankondiging katapulteert de raket met een klap uit het water. Hij maakt al stuiterend flinke golven. Sinne en Toran moeten zich goed vasthouden aan de kajuit van het schip, om niet over de reling te vallen, terwijl de golven het schip flink heen en weer laten stampen. En dat terwijl ze redelijk afstand hebben van het gelande object.
Het kost tijd voordat het water tot rust komt en Sinne in staat is om over de reling te kijken, zoekend naar wat er van de raket is overgebleven. Tot haar verbazing blijkt het voertuig behoorlijk solide te zijn en dobbert het volledig intact een eind verderop. Er is geen teken van leven te bespeuren en Sinne voelt haar hart in haar keel kloppen. Ze wil overboord springen, maar Toran is haar voor.
Terwijl hij een sierlijke duik over de reling neemt, holt Sinne naar de achtersteven, waar de reddingsboei hangt en enkele reserve lijnen klaarliggen. Ze houdt Toran scherp in de gaten. Met ferme, krachtige slagen zwemt hij naar de raket toe. Het water tussen hem en het gestrande voertuig lijkt kalmer te worden, als een subtiel pad dat hem de weg vergemakkelijkt. Eerst cirkelt hij volledig om de raket heen, speurend naar een deurtje of raampje dat open zou kunnen. Alles lijkt potdicht verzegeld.
Dan duikt hij onder water en laat zijn vingers langs de randen glijden van iets wat een deur zou kunnen zijn. Zijn vingertoppen ontdekken een holte met een metalen ring. Hier moet de deur mee te openen zijn, vermoedt hij. Maar hoe hard hij ook wrikt en trekt, er komt geen beweging in.
'Logisch', beredeneert hij bij zichzelf, 'het water drukt de deur dicht.' Zo gaat het hem niet lukken. Hij tast in zijn zak, waar hij altijd een redelijk zwaar zakmes bij zich draagt, en voelt opluchting als hij merkt dat het er nog steeds zit. Zonder verdere overweging zwemt hij bij de deur vandaan naar een van de raampjes. Met de botte kant van het mes slaat hij op het glas. Hard. En nog eens, dan nog eens. Al watertrappelend kan hij nauwelijks genoeg kracht zetten.
Dan, plotseling, lijkt het glas van binnen naar buiten toe te exploderen! De lichtstralen die door het water vallen, concentreren zich even op het nieuw gemaakte gat, als een stille aanwijzing dat er hoop is.
Toran heeft hier niets mee te maken en dat is een geweldig teken! Binnen in de raket is er leven! Leven dat het voor elkaar heeft gekregen het glas te breken!
Hij schreeuwt vanuit het water vlak bij het raam zijn naam: "Tonio! Tonio! Ben je daar? Gaat het?"
Er komt een vreemd, bevend stemmetje uit het gat en Toran kan het amper rijmen met de stem van een tienjarige. "Ik leef nog...", piept en kraakt de stem.
Er kan nooit een volledig lijf door dit raampje, zelfs geen tienjarige. Dat is veel te klein, realiseert Toran zich. Rond de opening van het raampje golft het metaal, een subtiele ademtocht van spanning. Hij kijkt omhoog naar de boeg van het schip, waar een zeer bezorgde Sinne staat te turen naar de activiteiten in het water.
"Hij leeft nog!", schreeuwt Toran van achter de raket naar haar, in de hoop dat ze hem kan verstaan. En nu, denkt hij, hoe krijg ik hem hieruit?
Uit een impuls pakt hij de laatste stukjes glas van het raampje en gooit deze achter zich in het water. Nauwkeurig kijkt hij al watertrappend of er nog scherven zijn overgebleven. Het lijkt er niet op. Dan pakt hij het kozijn beet en probeert wat instructies naar binnen te roepen.
"Ik ga proberen deze raket zo te draaien dat er water naar binnen loopt via dit raam. Het zal even flink wiebelen worden en ik weet niet of het lukt. Het kan zijn dat het te zwaar voor me is. Mocht er water in de raket lopen, dan moet jij, Tonio, ervoor zorgen dat je je hoofd steeds in de luchtbel houdt bovenin. Begrepen? We kunnen je deur pas opendoen als er aan beide kanten water staat! Snap je dat, Tonio?"
Het water rond de raket kalmeert even tijdens zijn uitleg, een moment van rust in de chaos, waardoor zijn stem duidelijker doordringt.
Er klinkt zwak gejammer van binnen, maar dan hoort hij een zwakke "ja" uit het gat naar boven komen.
"Ben je er klaar voor Tonio?"
En weer klinkt er een zwakke, maar onmiskenbare "ja" uit het ruim.
Toran houdt de omlijsting van het raam nu met twee handen vast en probeert boven op de raket te klimmen met zijn volledige gewicht. Alleen op die manier kan hij de raket scheef trekken. Hij moet water gaan scheppen door het ronde gat. Het mislukt een aantal keren. Iedere keer moet hij wachten totdat de raket ophoudt met wiebelen. Na een poosje begint hij moe te worden. Zijn arm- en vooral vingerspieren raken snel uitgeput.
"Kom op!" moedigt hij zichzelf aan. Dan zet hij zich met twee krachtige benen af, maakt snelheid en komt boven op het ding terecht. Nu gaat hij met zijn hele lichaam aan het gat hangen en weet hij het naar het wateroppervlakte te bewegen.
Het water gulpt met grote snelheid naar binnen en de raket begint in zijn totaliteit te kantelen. De golven rond de raket bewegen in een ritmisch patroon dat zijn inspanningen lijkt te ondersteunen. Toran wordt door de draaiing weggeduwd en heeft amper tijd om zich af te vragen of dit goed gaat. Hij tast in een snelle beweging naar de hendel van de deur en probeert er grip op te krijgen. Deze hendel mag hij niet uit het oog verliezen, anders krijgen ze de deur nooit open!
De raket begint met zijn zijkant flink het water in te zakken, waaruit Toran opmaakt dat hij al behoorlijk vol met water is gelopen. Hij wacht nog even, maar kan bijna geen grip meer houden, omdat zijn hoofd dan ook onder water komt. Hij probeert al te trekken. Het lukt nog steeds niet. Het komt in hem op dat dit ook weleens fout zou kunnen gaan.
Meteen herstelt hij zich. Voor doemdenken is op Omaria geen ruimte. Het water rond hem wordt donkerder en resoneert met zijn opkomende vastberadenheid. Hij weet dat Omaria andere regels kent en het wordt tijd dat hij daar eens gebruik van gaat maken. Zonder verder na te denken duikt hij nu onder water, doet een snelle onderhandeling en trekt vervolgens met een soepele beweging de deur open. Het water rond de deur wijkt terug, bijna onmerkbaar meewerkend met zijn inspanning. Als bij toverslag komt er een gestalte tevoorschijn. De om zich heen grijpende hand van de persoon vindt zijn jasje en Toran heeft al zijn kracht nodig om samen met hem naar boven te zwemmen.
Daar proesten ze het uit bij de eerste ademteug die ze kunnen halen. Toran kijkt naar de figuur die spetterend zichzelf boven water houdt.
Het is absoluut geen jongetje van tien! Hier ligt een oude man in het water, met ingevallen wangen, uitgezakte oogleden en een bange blik in zijn ogen. Het grijze, natte haar valt sluik om zijn hoofd heen en hij kan maar met moeite zijn kin boven water houden.
"Rustig maar, rustig maar...", sust Toran. "Ik leg je op je rug en met mijn handen onder je hoofd zwem ik met je naar het schip dat daar in de verte op ons ligt te wachten."
Hij draait zijn hoofd om te kijken waar de Ascensie ligt en ziet tot zijn opluchting dat ze dichterbij is gekomen. Met een frons zwemt hij zo snel mogelijk bij de raket vandaan. Nog even en deze zinkt. Toran wil niet in het kielzog meegezogen worden.
Sinne roept naar hen en hij kan haar nu horen. Hij zwemt grote slagen en houdt ondertussen het hoofd van de oude heer boven water. De golven worden merkbaar kalmer in hun pad, een kleine corridor van rustiger water vormend. Hij probeert zijn adem te stabiliseren en wil niet nadenken over wat er met deze man is gebeurd. Dan hoort hij een plons en naast zich voelt hij water spetteren. De boei ligt in het water. Hij grijpt de boei vast en duwt de armen van de oude heer eroverheen.
Er wordt aan het touw getrokken. Op hetzelfde moment verdwijnt de raket helemaal onder water en voelen ze de trekkracht. Ze houden zich goed vast aan de boei en na flink wat trekwerk van Sinnes kant naderen ze de zijkant van het schip en zien ze haar hoofd over de reling steken. Ze heeft een verwarde en ongeruste blik op haar gezicht. Ze klapt het zwemtrapje uit.
Nieuwsgierig naar meer? Schrijf je hier in voor een van de eerste getekende exemplaren. Het zal nu echt niet lang meer duren…
4. VERLOREN TIJD
Eenmaal aan boord staan de twee mannen uit te druppen op het voordek, terwijl Sinne grote handdoeken over hun schouders legt. Ze weet duidelijk niet wat ze moet zeggen.
"Tonio...", verzucht ze zachtjes.
Toran krijgt kippenvel van de toon in haar stem. De oude man zakt neer op de voorzijde van de kajuit en heeft amper adem over. Ze laten hem bijkomen en wisselen veelzeggende blikken met elkaar uit. Sinnes verdriet en schuldgevoel staan in haar ogen te lezen.
"Wat een klote situatie!", vloekt Toran binnensmonds.
De lucht boven het dek lijkt te verdichten, zwaardere wolken trekken samen in een stille reflectie van de spanning. De oude man begint iets rustiger te ademen en tilt dan zijn hoofd op. Hij kijkt Toran aan en knikt bij wijze van dank. Toran knikt terug. Dan kijkt Tonio naar Sinne.
"Het spijt me Sinne... ik was bang... zo vreselijk bang! Ik wilde ervan af zijn. Ik wilde er zo snel mogelijk vanaf zijn... Wakker worden in mijn eigen bed was het enige waar ik aan kon denken. Maar ik werd maar niet wakker! En nog steeds ben ik niet wakker, Sinne..."
En terwijl het water uit zijn kleding druppelt, zwijgt de man weer en kijkt hij naar zijn oude, verschrompelde handen in zijn schoot.
"Als ik wakker word, blijkt dit een slechte droom te zijn, toch Sinne?" Hij kijkt haar gekweld aan. Sinne kan hem niet het antwoord geven waar hij zo wanhopig naar verlangt.
Tonio's schouders beginnen te schokken, langzaam eerst, dan onhoudbaar. Hij huilt met alles wat hij nog in zich heeft, lang, diep, rauw.
Het hout van de Ascensie kreunt zacht onder zijn verdriet, als een echo van wat niet te dragen is.
Sinne wil haar hand op zijn schouder leggen, maar precies op dat moment buigt hij naar voren, en haar gebaar blijft hulpeloos in de lucht hangen.
Ze weet dat ze hem niet kan troosten. En hij weet het ook.
Dit verdriet zal nog een flinke poos in hun gezelschap zijn.
Toran en Sinne lopen samen naar het achterdek en gaan de kajuit in. Ze laten Tonio onder de stilzwijgende bewaking van Dali op het voordek uithuilen. Er lijkt geen einde aan te komen. Sinne stelt zich voor dat hij nu alles eruit kan gooien in een grote beweging. Al het verlies van de afgelopen jaren, recentelijk het verlies van zijn moeder en nu het verlies van zijn jeugd.
Het doet haar pijn dat ze hem niet kan troosten. Haar handen willen helpen, maar blijven leeg, terwijl de frustratie omhoog kruipt door haar keel. Het liefst zou ze de hele boel kort en klein slaan, al weet ze dat dit niets oplevert.
De woede is alleen maar haar angst en verdriet die zich vermommen, zich verstoppen voor haar eigen hart. Ze wil zo graag iets kunnen doen. Nú! Iets tastbaars, iets wat verschil maakt. Met een strijdlustige blik kijkt ze naar Toran, die naast haar op het bankje in de roef is gaan zitten.
Een subtiele rimpeling trekt door het water rond de Ascensie, de golven worden korter en scherper. Ze dansen synchroon met haar oplopende emoties, reageren op elke trilling in haar binnenste. De lamp in de roef flikkert even, een kleine ademhaling van licht, haast onmerkbaar resonerend met de spanning die in de ruimte pulseert.
De gedachten tussen het tweetal gaan heen en weer, een stille conversatie zonder dat er een woord wordt gesproken. Het is hun beiden kristalhelder hoe pijnlijk dit is. Sinne kan het verleden niet veranderen, Toran kan de waarheid niet delen.
Sinne mag het hem niet kwalijk nemen. Hij heeft hier niet om gevraagd, maar stiekem... 'Niet eerlijk!', berispt ze zichzelf in gedachten. Zij heeft haar eigen aanwezigheid en de Tonio-kwestie zo in zijn schoot geworpen. Zoals hij zich over de reling heeft gegooid, zonder te blikken of blozen, om die arme jongen uit die stomme raket te redden!
Sinne kijkt Toran aan van onder haar wimpers. Zijn hand reikt naar voren en hij raakt zachtjes haar wang aan. Het is een troostend gebaar en ze leunt er voorzichtig tegenaan, terwijl er een traan in haar ooghoek ontstaat. Hij veegt met zijn duim de traan weg. Het gebaar ontroert haar. Ze zou nu ter plekke in huilen kunnen uitbarsten, maar ze vermant zich. Het gaat nu niet om haar. Dit is niet haar moment. Verdriet heeft vandaag in alle ernst een ander gevonden en zij gaat daarbij niet in de weg staan. Ze is al egoïstisch genoeg geweest voor een dag. Het hout onder haar voeten voelt warmer aan, een nauwelijks waarneembare reactie op hun moment van verbinding.
Zij wilde met alle geweld Tonio hierheen brengen om hem te redden. 'Wie houd ik voor de gek?', denkt ze schuldbewust. '…om mezelf te redden. Ík wilde hem niet laten gaan. Ik heb hem net zo nodig als hij mij.'
Ze wilde eens lekker lol maken, hem lol zien maken! Ongedwongen plezier beleven zoals kinderen doen in hun jeugd. Ze gunt hem dat. Ze gunt zichzelf dat. En juist datgene heeft ze nu van hem afgepakt: zijn jeugd, maar nog meer dan dat zijn toekomst en de hoop op meer en beter.
Toran buigt naar voren, probeert haar aan te kijken. Sinne zit voorovergebogen, met haar blik op haar voeten. Hij wil haar helpen. Hij vindt het vreselijk om haar zo te zien. Zo... fragiel, kwetsbaar als een verslagen klein vogeltje dat niet weet dat het kan vliegen. Zíj kán vliegen en hóe! Hij heeft het met eigen ogen mogen aanschouwen. Wat kan deze vrouw magistraal bewegen met haar voertuig zonder een spoortje angst en met slechts avontuur in het vizier. Zij zijn een en dezelfde, de kwetsbare en de avontuurlijke Sinne. Samen vormen ze een geheel.
Zoals zij is, zo heeft hij haar gezien, beide kanten op. Hij voelt zich vreemd genoeg vereert dat hij zo dicht bij mag komen dat beide facetten in korte tijd al zichtbaar voor hem zijn geweest. Tot nu toe vindt hij alles aan haar fascinerend en... o... zo mooi. Hij durft het amper toe te geven, want erg handig is het niet.
Deze vrouw maakt iets in hem wakker dat hij eerder bij andere vrouwen niet gewaar is geworden. Hij heeft overduidelijk gevoelens voor Sinne, voor dit bekoorlijke schepsel dat nu met haar handen in het haar zit, letterlijk en figuurlijk. Omaria's adem strijkt langs de kajuitmuren, een zachte golf die hun verdriet optilt en iets dragelijker maakt.
Hij wil haar geruststellen, zeggen dat het allemaal goed komt. Maar dat zou niet eerlijk zijn. Hij weet niet of het goed komt. Hij weet wel dat er onderhandeld kan worden, maar dat levert vaak alleen maar ellende op. Hij gelooft dat als zij genoeg vertrouwen heeft in zichzelf en haar omgeving, ze deze hele situatie naar haar hand kan zetten. Dat heeft hij haar zien doen! Zo zit ze er nu alleen niet bij.
Sinne verdwijnt in gedachten en komt er maar moeilijk uit. Dit is niet hoe deze wereld eruit hoort te zien. Zo is het niet bedoeld. Hier, op Omaria, is alles open, is alles aan verandering onderhevig en kan ze zich vrij bewegen. Zíj staat aan het roer; al lijkt het er nu niet op, beseft ze zich. Ze lijkt op dit moment eerder een aangespoelde walvis die bewegingloos haar lot aanvaardt.
'Nou, mooi niet!', denkt ze er meteen achteraan. Ze zou Sinne niet zijn als ze het zo snel zou opgeven. 'Dacht het niet!' Terwijl haar vastberadenheid groeit, verandert het licht in de kajuit subtiel. En ze voelt de kracht van het bloed van haar vader door haar aderen stromen. Hij gaat haar helpen. Ze voelt het.
Sinds hij overleden is, lijkt ze meer verbonden met hem dan daarvoor. Gek dat het zo is. Hij was een stoere man, stond altijd klaar voor de mensen om hem heen, maar was niet in staat zich te openen voor anderen. Emotioneel onbereikbaar, zoals dat zo mooi heet. Met andere woorden: het leven had hem te veel pijn voorgeschoteld. Hij had lang geleden al de deuren dichtgedaan, de luikjes gesloten.
Maar nu hij fysiek niet meer bij haar is, lijkt hij het juist goed te kunnen. Zij voelt het warme contact iedere keer als ze naar hem uitreikt. Als ze hem nodig heeft, dan is hij er, trouw als een hond. Die speciale band heeft ze nodig. Nu meer dan ooit.
Ze raapt zichzelf bij elkaar en omarmt de kracht die ze voelt bij de gedachten aan haar vader. Hij was te allen tijde doorgegaan. Erop of eronder, dat maakt niet uit. Linksom, rechtsom of dwars door het midden... Het liefste dat laatste, denkt ze, en ze voelt een gevoel van tederheid voor haar overleden pa opborrelen.
Een vonkje hoop begint in haar te gloeien, eerst zwak, dan steeds sterker. Haar ademhaling verdiept zich. Haar gedachten, eerst verward en chaotisch, beginnen zich te ordenen rondom een centraal idee. Het is nog vaag, maar krijgt met elke hartslag meer vorm.
Een vleugje warmere lucht streelt haar huid, zo subtiel dat alleen zij het opmerkt. Ze recht langzaam haar rug, een beweging die Toran niet ontgaat. Hij kijkt op, ziet hoe de schaduw van wanhoop wijkt voor iets nieuws in haar ogen: een vastberadenheid die hij herkent en bewondert. Een glimlach verschijnt op zijn gezicht, eerst aarzelend, dan breder.
Met opgeheven hoofd spreekt Sinne de woorden die haar net nog onmogelijk leken: "We gaan op zoek naar de tijdmachine Toran!" Toran knippert met zijn ogen. 'Wat zegt ze nu?' Sinne wacht zijn reactie niet af en wil zo de kajuit uit stampen om met deze informatie haar vriend Tonio op het voordek een glimp van hoop te geven.
Toran reageert bliksemsnel en houdt haar met beide handen aan haar jasje tegen. "Jemig Sinne, wat je in je kop hebt, heb je zeker niet in je kont! Wacht nou even, voordat je hals over kop ondoordachte ideeën de lucht in blaast!" En hij kijkt haar streng aan.
"Ik begrijp wat je wilt doen, maar speculeren is wel iets anders dan zeker weten, madame!", en hij duwt haar enigszins ruw terug op het bankje. Het hout kreunt onder de plotselinge beweging, een zacht protest dat zijn gelijke vindt in de gefrustreerde houding van Sinne. "Voordat je onbezonnen een dooie mus aan die gebroken man gaat serveren, kun je best wel even de boel iets meer tijd geven. Een overlegsituatie kan het ook goed doen onder deze omstandigheden, denk je niet?"
Ze kijkt hem verbouwereerd aan en wil meteen weer overeind komen. Hij blijft haar met samengeknepen ogen aankijken en weet haar gepantserde blik te doorboren. Ze laat haar schouders iets zakken.
"Het concept alleen is niet genoeg, Sinne, je moet het zeker weten! Je moet het voelen in elke vezel van je lichaam. Is dat zo of is het slechts een hypothese op dit moment?" Hij weet het antwoord al. Het staat op haar gezicht geschreven.
Onder haar voeten trilt het dek van de Ascensie en ademt mee met haar twijfel. De wolken boven hen kruipen iets dichter bij elkaar, hun randen vervaagd.
"Dan verdient het meer tijd en aandacht. Het idee is best goed, maar geef het tijd. Slaap er op zijn minst een nachtje over en laat het sudderen. Blijf ervoor openstaan en cultiveer het, maar forceer niets, Sinne. Door te forceren zal de waarheid zich in dit domein niet laten zien, eerder het tegenovergestelde. Hier moet het als vanzelfsprekend zijn. Ik weet dat jij dat kunt, want dat heb je hier vaak genoeg laten zien. Begrijp je me, Sinne?" Toran is daarna stil. Lang genoeg om zijn woorden kracht bij te zetten.
Sinne knikt zwijgend. Maar een spoortje onzekerheid heeft zich aangediend. Voorheen bewoog ze hier zonder angst en met een bloedstollende zekerheid over de richting en de mate waarin. Haar hang naar avontuur werd dan vergezeld door pure vreugde. Een heerlijke combinatie. Maar er is een stukje van haar geloof afgebrokkeld. Ze ziet steeds de blik van die oude, verdrietige Tonio voor zich. Het hout onder haar verzacht, vormt zich naar haar lichaam. Er gaat troost vanuit.
"Je hoeft het niet nu allemaal op te pakken, Sinne. Tonio is oud, maar staat nog niet op het punt van omvallen. Hij is een viriele oude man, voor zover ik dat kan inschatten, en hij is er vooral bij gebaat dat dit in één keer goed gaat. Bekijk de situatie ook vanuit het kamp. Het geeft je een ander perspectief. Dat heb je nu even nodig, denk ik, met je voetjes in het zand."
Hij drukt haar stevig tegen zijn borstkas aan. Het voelt goed. Sinne laat het schoorvoetend toe. Als ze de omhelzing verbreken, kijkt ze hem aan en knikt ze nog eens. Hij heeft gelijk. Het gas moet eraf. Ze denkt aan Tonio, die nog steeds op het voordek zit. Ze mag geen fouten meer maken.
De wind, die even was gaan liggen, steekt voorzichtig weer op. Een briesje dat haar haren beroert, een zacht gefluister van geduld.
***
Ze opent haar ogen en kijkt bezorgd naar achteren, waar het bedje van Tonio staat. Er ligt een oude man in de kreukels in het kinderledikant te kreunen en steunen. Hij opent zijn ogen en kijkt recht in die van Sinne. Ze is opgestaan en naast Tonio's bed gaan zitten om hem in deze wereld op te vangen. Hij kijkt slaperig naar zijn handen en kreunt nogmaals.
Ze ziet de realiteit in zijn ogen weerspiegeld. Het is zo. Hij heeft zijn leeftijd meegenomen hierheen. Hij is oud, oud en versleten, oud en amper in staat uit het veel te kleine bed te stappen. Ze helpt hem overeind en uit bed te komen en zet de comfortabelste stoel klaar. Na een paar miezerige stappen ploft hij daarin. Alweer ontsnapt hem een diepe zucht.
Hoe moeten ze dit in hemelsnaam verklaren? Niemand mag weten dat Omaria bestaat, dan zou het land niet langer haar toevluchtsoord zijn en de thuishaven van Toran. Alsof iemand het verhaal zou geloven! Ze kijkt goed naar de man. Het oude hoopje lichaam lijkt in niets op de jeugdige, frisse tienjarige jongen van eerder.
Vanuit de ogen van de commandant bekeken is het een uiterst merkwaardige situatie. De jongen is van de aardbodem verdwenen en op hetzelfde moment is er een bejaarde bij haar ingetrokken? Wie is deze oude heer dan en waarom woont hij ineens bij haar? Sinne heeft een goed verhaal nodig.
Ze legt haar hand op de knie van Tonio, maar krijgt geen respons van hem. Hij vermijdt oogcontact, zijn blik ergens tussen herinnering en ongeloof zwevend. Begrijpelijk, denkt Sinne. Hij voelt zich door haar in de steek gelaten. Ze heeft ook nog geen oplossing. Hoe zouden ze ooit Tonio's gestolen jaren kunnen terugwinnen?
Haar eerdere idee komt weer bovendrijven. Toran had gelijk. Met pure wilskracht krijg je zoiets er niet doorheen. De gedachte moet kloppen, integer zijn en het plan moet naadloos passen. De logica ervan moet onmiskenbaar zijn. Toch is het idee best goed, zoals Toran al terecht opmerkte.
Ze gaat op haar knieën voor Tonio zitten en kijkt hem van onderen aan met een welgemeende glimlach, kwetsbaar en vastberaden tegelijk. "Hoe voel je je Tonio?" Er wordt niet gereageerd. Een stilte die zwaarder is dan woorden. "Voor wat het waard is… het spijt me zo..."
Tonio recht zijn rug, een mengeling van vermoeidheid en oude veerkracht. Hij kijkt haar aan met iets van berusting in zijn ogen, niet van overgave, maar van diep doorvoeld inzicht. Zijn raspende, diepe stem maakt een einde aan de ongemakkelijke stilte die er na Sinnes boetedoening is ontstaan. "Ik moet het allemaal laten bezinken, Sinne. Het is niet te bevatten! Of ik het jou verwijt? Op een bepaald niveau wel waarschijnlijk, maar ik wil dat niet! Ik verwijt mezelf dat ik bang was. Ik heb zo weinig te verliezen, waar was ik bang voor? En ik ben nog steeds bang, Sinne. Bang dat je jezelf in gevaar brengt voor mij. Als je mij hier huisvest, dan loop je risico's. Dat is deze oude knar niet waard."
Sinne is niet van plan om hiernaar te luisteren. Ze gaat hem niet op straat zetten! Is hij nu helemaal besodemieterd! Wat denkt hij wel niet allemaal! En zichzelf oude knar noemen... hij is nog een jonge knaap, althans, dat zal hij snel weer zijn. Dit soort praat duldt ze niet van hem, nu niet, nooit niet.
Ze komt snel overeind en kijkt hem aan met die ene blik, scherp als een moederhavik die haar jong beschermt. Hij kijkt schichtig terug, een glimp van herkenning in zijn ogen. Die blik kent hij maar al te goed. "Jij gaat helemaal nergens heen, hoor je! Ben je nu helemaal gek geworden! En loop niet zo zielig te doen!", roept ze onredelijk uit. Haar stem trilt door een mengeling van woede en onmacht. "Binnenkort ben je weer de oude. Dat geef ik je op een briefje!", en boos stormt ze de tent uit.
Ze is bloedlink! Een stemmetje in haar achterhoofd fluistert zachtjes dat ze vooral boos is op zichzelf, niet op die arme jongen. Door de snelheid van haar vertrek botst ze tegen de buurvrouw aan in het voorbijgaan.
"Daáag Sinne!", roept Eva ironisch achter haar aan. "Alles wel goed met je?" Eva is een sympathieke vrouw. Tegelijkertijd kan ze uitstekend praatjes door het kamp strooien. Zij is wel de laatste persoon die ze over de huidige situatie wil vertellen. Alsof ze er ook maar met íemand over kan praten.
De botsing heeft haar tot haar positieven gebracht. Er is geen tijd te verspillen. Ze moet een verhaal bedenken voordat ze meer mensen tegen het lijf loopt met vragen. Ze draait zich om, loopt terug, haalt diep adem en gaat terug de tent in.
Tonio zit er nog net zo bij. "Sorry vriend...", ze pauzeert even, de woede gezakt tot een diepe zucht. "Laten we samen een verhaal verzinnen om dit alles te verklaren, want we zullen met iets goeds moeten komen."
Ze hebben de puntjes nog niet goed en wel op de i gezet of de gendarmerie verschijnt in de ingang. Zonder enige waarschuwing duwen ze het tentzeil van de opening opzij en laten ze zichzelf binnen. Sinne wist dat ze zouden komen. Het was een kwestie van tijd.
De man voorop herkent ze onmiddellijk. Het is de commandant die iets te hard heeft uitgedeeld met zijn voet toen Tonio's moeder al lang en breed op de grond lag te kermen. Het is een schoft, een enorme driftige, hardvochtige klootzak! Sinne zou hem het liefst direct de deur uit trappen, zo kwaad wordt ze van zijn aanblik, maar dat is in deze situatie uiterst onhandig. Wat heet, dat is in geen enkele situatie hier handig. 'Je smijt er één uit', denkt ze, 'en er staat zo een peloton van die eikels in je tent.'
"Goedemiddag!", roept de commandant, meer voor de buren dan ter begroeting.
"Goedemiddag, meneer commandant”, zegt Sinne, haar stem beheerst maar gespannen. "U komt kijken naar Tonio, neem ik aan? Hij heeft sinds gisterochtend vroeg zijn hoofd niet meer laten zien, meneer."
De commandant kijkt haar venijnig aan. "Waarom zou ik je geloven?"
Sinne laat haar blik zakken, de grond bestuderend. Ze weet dat haar ogen anders verraad zouden kunnen plegen. "Hij was erg van slag door de dood van zijn moeder", benadrukt ze. Een trillende kwetsbaarheid kruipt in haar stem. "Ik ben eerlijk gezegd bang, meneer de commandant, dat hij niet meer terugkomt!"
Ze perst een snik uit, nog een traan; deels uit woede, deels uit een mengeling van angst en strategische manipulatie. Haar performance is zo overtuigend dat zelfs de meest argwanende toeschouwer haar zou geloven.
Ze had zo bij het theater gekund, vindt Tonio vanuit zijn stoel in de hoek. Hij probeert ondertussen uit alle macht zijn angst en verdriet niet te tonen. De commandant kijkt achterom naar zijn rechterhand. De soldaat in kwestie springt in het gelid. Dan kijkt de commandant weer naar Sinne.
"Is de jongen bij de afgrond gezien?" De vraag komt er bars en emotieloos uit.
Sinne begint nu hartgrondig te huilen. De voorstelling kost haar geen enkele moeite na alles wat ze de afgelopen tijd heeft meegemaakt. In zekere zin is ze Tonio echt verloren. Ze zakt nu door haar knieën en blijft kermen met haar hoofd in haar handen.
De commandant weet er duidelijk geen raad mee en vraagt nogmaals aan de soldaat achter hem: "Is er door de wachttoren een kleine jongen gezien bij de afgrond, Felix?"
De rechterhand van de commandant krijgt grote ogen. Het is duidelijk dat foute antwoorden niet geoorloofd zijn. Hij knikt kleintjes ja, en zegt dan plichtmatig: "Een kleine, donkere jongen meneer, enkele dagen geleden."
Drie van de vier mensen in de tent weten dat hij staat te liegen alsof het gedrukt staat. De jonge soldaat heeft niet veel keuze. Je gaat het leger in en gehoorzaamt. Optie twee is honger lijden. En als laatste kun je altijd nog afgescheept worden naar het internaat (kinderen) of de werkkampen. Deze laatste zijn speciaal ingericht voor volwassenen die niet in de pas willen lopen of ongewenst gedrag vertonen. Er verdwijnen er genoeg, weet Tonio.
De commandant rust met zijn blik weer op het treurige tafereel op de grond voor hem en roept bruusk: "In het gareel mevrouw Salinger, in het gareel!"
Sinne komt onhandig overeind. Ze heeft geen idee wat hij precies van haar wil. Ze staat nu weer gebogen met haar ogen gericht op de grond. Zo hebben ze het het liefst, heeft ze gemerkt. Slaafs en onderdanig heeft bij deze man de voorkeur.
"Jongedame!", buldert hij nu en komt dichterbij staan. "We gaan er maar even voor de goede orde van uit dat de jongen genaamd Tonio de richel heeft gevonden en 'uitgegleden' is."
Sinne is de nadruk op 'uitgegleden' niet ontgaan en kijkt nu met vochtige ogen omhoog, rechtstreeks in die van de commandant. "Het is ook altijd hetzelfde met die moederskindjes. Ze kunnen hun emoties gewoonweg niet beheersen!", en de man doet geen moeite zijn minachting te verbergen.
Sinne briest inwendig. Kennelijk is hij behalve een klootzak ook nog eens een vuile klootzak! Ze moet op haar lip bijten. Ze slikt alle lelijke woorden die in haar opkomen in. Ze houdt zich koest. Ze is verstandig, maar verdomd wat is dat moeilijk op dit moment!
De commandant salueert gedag en staat op het punt zich om te draaien. Dan verstijft hij en kijkt de donkere hoek van de tent in waar Tonio senior muisstil op zijn stoel zit. "En jij bent?" De man snauwt dit bars in de richting van de nu doodgewaande Tonio.
"Ik ben ziek...", zegt Tonio met trillende stem en probeert op te staan. Hij komt niet overeind. De commandant komt verder naar voren om te kijken of hij de man herkent. Hij schrikt van zijn aangezicht en deinst net zo hard weer achteruit. De twee grote blauwe plekken op de arm van de oude man zijn hem blijkbaar opgevallen. Hij wordt wit om de neus.
Zonder nog meer tijd te verspillen, snelt hij nu samen met de jonge soldaat naar de uitgang en is zonder een woord vertrokken.
Het vuur komt uit Sinnes ogen. Toch weet ze geruststellend te knikken naar Tonio, die nu wel probleemloos uit zijn stoel komt. Met een doek wrijft hij over de plekken op zijn arm.
"Jij kunt zo het toneel op Sinne. Dat ik dat niet eerder in je gezien heb." Hij stoot een ongepast harde, korte lach uit. Zijn gezicht lacht alleen niet mee. Het geluid vervaagt snel en de stilte neemt onverbiddelijk haar plek in.
Beiden weten lange tijd niet wat ze tegen elkaar moeten zeggen. Sinne is opgelucht en ontzet op hetzelfde moment. Wat voor betekenis hebben woorden na... zoiets... Ze slikt en begint de tent op te ruimen. Ze moet zichzelf bezighouden, anders wordt het haar te veel.
Tonio laat haar maar even. Hij is verbijsterd. Deze man heeft geen greintje mededogen laten zien. Dat mensen op deze wijze kunnen bestaan, is niet te bevatten. Hij krijgt er de koude rillingen van.
Later die avond ruilen Sinne en Tonio van bed. Ze kan maar moeilijk in slaap vallen in het te kleine ledikant; ze ligt graag op haar rug en languit. Na wat oneindig woelen lijkt, weet ze dan toch de slaap te vatten...
***
5. HET INZICHT
Sinne ademt opgelucht uit. Omaria is weer zoals ze het al die tijd gekend heeft – steeds afwisselende, maar schitterende wolkenluchten; een heerlijk warme zon die, als het haar uitkomt, gerust een andere positie inneemt. Ze is dan weer groot, dan weer klein. Soms vuurrood, andere momenten zo helder dat ze vrijwel opgaat in haar achtergrond.
De lucht loopt uit van kraakhelder wit boven haar hoofd tot aan intens purper aan de horizon, waar hier en daar bijzondere vormen gewatteerd wit langskomen, als doen ze een verleidelijke dans. Het water lijkt rustig en kleurige bloemen afgewisseld met gevarieerde gewassen omringen het landschap. Haar aanlegsteigertje ligt merkwaardig genoeg dit keer in een bochtje, waardoor de achterkant van haar schip vreemd afsteekt vanaf de kade.
Ze moet erom lachen. Dat is precies wat het altijd weer met haar doet. De onvoorspelbaarheid van Omaria stemt haar vrolijk. Ze houdt ervan dat ze de wereld om haar heen steeds anders aantreft. Ze heeft gemerkt dat het een wisselwerking is en dat zijzelf een actieve bijdrage hieraan levert.
Sinne springt over het losse plankje direct aan het begin en loopt neuriënd de steiger af. Somber staat vandaag even niet op de agenda, heeft ze besloten, al sluipt hij heus wel ergens rond in de hoekjes en gaatjes van haar zijn. De ruwe en verdrietige emoties van de afgelopen dagen moeten even plaatsmaken voor wat speelsheid. Ze wil zich opladen en dan met frisse moed haar hoofd buigen over de situatie met Tonio Senior.
Ze duwt haar schip met een voet af van de steiger nadat ze het van alle lijnen ontdaan heeft. De wind is gunstig en zodra ze de schoot inneemt, voelt ze de punt van het schip direct omhoog trekken. Het water onder de Ascensie rimpelt in kleine cirkels en weerspiegelt haar groeiende opwinding. Dat ze hier mag zijn op deze verbluffende plek en dan ook nog door de wolken kan vliegen met haar eigen schip! Ze laat alle blijheid en dankbaarheid volledig over zich heen spoelen en wentelt zich erin rond als een varkentje in de modder.
Het schip voelt haar stemming aan, versnelt in een subtiele ruk voorwaarts, het hout zachtjes zingend onder haar voeten.
"De vreugde waarin ze zich baadt, heeft als doel om de pijn van de afgelopen dagen te verlichten. Omaria kan dat tijdelijk voor Sinne betekenen, maar ze moet wel oppassen… Haar verdriet is niet ineens verdwenen. Tonio is wel degelijk een treurende en wegschrompelende oude man geworden die geen stap meer op Omaria durft te zetten.
Als ze oplet, dan valt het haar misschien op dat het getijde, de natuurlijke cadans op Omaria, zich aangepast heeft aan haar. Zo gaat dat nu eenmaal in deze bijzondere wereld. Ik ben benieuwd wat er verder van gaat komen…"
Toran kijkt verrast op als hij Sinne de volgende morgen een looping ziet maken aan de frisse ochtendhemel. Hij heeft niet al te goed geslapen vannacht, met een gevoel van machteloosheid over wat er in het kamp gebeurt buiten zijn bereik. Hij zou helemaal niets kunnen betekenen voor haar, voor hen... Hij kan alleen maar afwachten en hopen, iets waar hij niet zo goed in is. De lucht om hem heen dimt, subtiel reagerend op zijn onrust, de kleuren net iets minder levendig dan momenten eerder.
Tot voor kort was er niets of niemand hier om zich zorgen over te maken, maar van de een op de andere dag hebben de zorgen zich op allerlei niveaus opgestapeld. Op Omaria kunnen zorgen een andere gedaante aannemen, tastbaar worden – iets wat niet wenselijk is. Hier is loslaten geen bijverschijnsel, maar een voorwaarde; de enige manier om te existeren.
Is Sinne daarom zo halsstarrig die loopings aan het maken? Steekt ze haar kop in het zand? Hij glimlacht bij zichzelf en kijkt vanuit zijn ooghoek naar Dali. "Zullen wij ook onze zinnen verzetten, meissie?"
Met zijn glimlach licht de lucht om hem heen weer op. Zoals Toran gewend is reageert Omaria vrijwel direct op de verschuivingen in zijn gemoed.
Het dier legt onmiddellijk haar kop naast hem op de grond neer. Hij hoeft alleen maar haar grote, stekelige manen beet te pakken en al zwaaiend met haar hoofd zit hij zo op het indrukwekkende, gespierde lichaam van deze jonge ravendraak, klaar om hoog de lucht in genomen te worden.
Hij is een geluksvogel en dat beseft hij zich. Dat zij het met hem uithoudt, is een godswonder. Dat geldt voor alle vliegende wezentjes hier trouwens. Ze zijn stuk voor stuk met hem verbonden op een manier die hij zelf amper begrijpt. Ze synchroniseren met hem, spreken dezelfde taal zonder dat er een woord gesproken wordt. Zo zijn ze altijd op de hoogte van elkaars wel en wee, en Toran hoeft er zelf geen enkele moeite voor te doen. Het is magisch en hij wordt er zielsgelukkig van. Dat was hij niet altijd, dus koestert hij het nu. Het is hem gegeven en toch heeft hij het ook moeten veroveren – een tegenstrijdigheid die steeds weer zijn kop opsteekt hier op Omaria. Kleine luchtstromen dansen om zijn voeten, als waren ze nieuwsgierige kinderen die zijn aandacht zoeken. Ze cirkelen zachtjes voordat ze oplossen in de grotere bewegingen om hen heen.
Dali wordt onrustig. Hij heeft haar iets beloofd, dus nu moet hij haar niet te lang laten wachten! Hij aait haar over haar gigantische flank en geeft in gedachten een seintje. Ze weet meteen wat hij wil en hoe hij het wil. Meer communicatie hebben ze onderling niet nodig; geen gebaren, geen woorden, slechts het lijf-op-lijf aanvoelen van elkaars behoeften. Een mooie symbiose die in de lucht een waar spektakel wordt als Toran het toelaat.
Hij voelt een kriebel in zijn buik. Hij wil vandaag dansen met Sinne. Dali weet het. Hij verlangt hevig naar contact met de vrouw die hij vannacht niet heeft kunnen bijstaan. Hij weet dat zijn gevoel niet handig is, maar een dans is onschuldig, houdt hij zichzelf voor.
Terwijl zijn verlangen groeit, wordt het licht om hem heen intenser en weerspiegelen warme tinten op Dali’s schubben.
Dali en Toran verlaten gezamenlijk hun veilige nest, op weg naar het luchtruim waar Sinne al geruime tijd doorheen suist, alsof haar leven ervan afhangt.
Hij volgt haar eerst op de kont, maar met enige afstand, net niet schuilend in de luwte van haar zeilen. Dali en Toran zetten meer kracht bij en komen in één snelle beweging náást Sinne te vliegen. Samen scheren ze nu zijlings langs de bergketens zonder elkaar gevaarlijk dicht te benaderen, alsof ze het vaker gedaan hebben.
Dali en Toran vliegen aan stuurboordzijde, uit het zicht van Sinne door de magnifieke, grote zeilen van de Ascensie. Zij heeft haar ogen niet nodig; ze voelt hun aanwezigheid, de schoonheid en gratie van de dans en laat zich meevoeren. Met elegante, langgerekte bewegingen, alsof het allemaal afgesproken werk is, glijden ze zij aan zij door de lucht, synchroon elkaars lijn en richting volgend.
Het is meer dan een dans, het is een samenkomen. De ogenschijnlijke afstand is niet voelbaar, eerder het tegenovergestelde. Opmerkelijk, vindt Sinne. Ze blijft in verrukking in het rond draaien, springen, glijden en tollen, voelend hoe Toran leidt en zij in zijn armen wordt meegevoerd. Het is als een droom, een zaligmakende droom. Rondom hen zingt de lucht, kleuren worden levendiger: Omaria danst mee!
Toran duikt nu onder haar door en blijft haar bewegingen volgen met Dali aan bakboordzijde, waardoor ze elkaar in de ogen kunnen kijken en hun vermoedens wederzijds bevestigd zien. Dit is een samenkomen van twee zielen die elkaar allang kennen en nu in hun element zijn. De waarheid dringt zich aan beiden op.
Sinne schrikt ervan en verliest grip op haar roer. De wolken nemen het nu van haar over, zoals eerder ook al eens gebeurde. Ze leggen haar stil op hun vleugels. Er wordt nu niet meer gedanst, maar de beweging blijft, subtieler... Ze moet haar ogen sluiten, ze kan er niet aan ontsnappen. Het neemt haar mee een ongewone slaap in...
***
Voor de tweede keer op Omaria is Sinne in slaap gevallen, alleen zijn haar ogen wagenwijd open en staat haar gewaarwording volledig aan. Een lichte trilling gaat onhoorbaar door de wolken, alsof de lucht zelf ademhaalt. De enkele belletjes die samen de wolken vormen, manifesteren zich voor haar geestesoog. Het licht verschuift bijna onmerkbaar, warmer en diffuser dan voorheen. Ook nu is er één bel die meer licht geeft, smekend om aangeraakt te worden. Als ze dat doet, implodeert deze en zuigt het haar naar binnen tot aan zijn kern; daar waar Torans gedachten vorm krijgen en zij als een indringer voor de tweede keer zijn droomwereld binnensluipt.
Alweer ontmoet ze eerst Dali, deze mooie, indrukwekkende dame die blijkbaar een soort wachtersfunctie bekleedt. De wolken om hen heen verdichten zich zacht, als een ademende aanwezigheid. Ze is ook nu vriendelijk en laat zich gemakkelijk verleiden door Sinne. De lieve woordjes en zachte knuffels zijn volledig aan haar besteed en Sinne neemt alle tijd voor het dier. Ze voelt hoe speciaal Dali is en dat ze in deze wereld verbonden is met haar.
Zo close is Toran met haar, realiseert Sinne zich. Een subtiele windvlaag strijkt langs de randen van de wolkenbelletjes. Dali komt waarschijnlijk in ieder gedachtebelletje voor. Best logisch, vindt ze, nu ze hier in zijn droom vertoeft. Toran is onlosmakelijk verbonden met Dali, zijn koningschap over de vliegende dieren en het gevoel dat Sinne eerder had toen ze door de bel heen prikte op Omaria, wordt daarmee bevestigd.
Omaria's stemming verandert met de hare, haar innerlijke landschap zichtbaar in de wereld om haar heen. Licht verspreidt zich en trekt samen, volgt het ritme van haar emoties als een hartslag. Sinne kan het niet beredeneren, maar haar lichaam kent de waarheid: deze wereld antwoordt op haar aanwezigheid, danst op de golven van haar gevoelens.
Ook nu lanceert Toran zich via het hoofd van de draak voor haar voeten. Hij groet haar dit keer niet, maar kijkt haar diep in de ogen, alsof hij iets zoekt in dat oogcontact, alsof hij een schat probeert op te graven. Een lichte nevel glijdt langs de randen van de wolken. Ze voelt zich naakt onder deze blik. Een lichte blos stijgt naar haar wangen.
"Kom je alweer mijn droomwereld binnenstormen, Sinne?" zegt Toran met zachte, donkere stem. "Je zou zeggen dat dit alleen mijn wereld is, maar je hebt blijkbaar een sleutel gekregen." De wolken verdichten zich lichtelijk rond hen. "Omaria is je goed gezind." Zijn stem klinkt schor. "Ik probeer te begrijpen hoe en waarom."
Hij zwijgt nu lange tijd, alsof hij moet nadenken. Dali komt tussenbeide met haar grote hoofd. Sinne kijkt naar het dier in de hoop dat zij het antwoord heeft, maar Dali laat enkel haar hoofd zakken en kijkt Sinne liefdevol en vragend aan.
"Zij wil dat je op haar komt zitten", zegt Toran zacht. "Er heeft nooit eerder iemand anders op haar gezeten..." Hij sluit even zijn ogen. "Samen met jou...?" fluistert Sinne zachtjes en ze neemt een trilling in de lucht waar. Ze ziet Torans onrust toenemen en Omaria volgt hem daarin. Het ligt blijkbaar gevoelig. Het uitnodigende gebaar van Dali kan alleen maar door Toran ingegeven zijn. Waarom twijfelt hij dan en Dali niet?
Ze aait het lieve dier over de wang en pakt dan voorzichtig haar scherpomlijnde manen beet. Daarmee heeft ze blijkbaar toegezegd, want binnen een paar seconden en een slingerbeweging later zit Sinne boven op de draak. Nog voordat ze een kreet kan slaken, zit Toran achter haar en slaat hij zijn armen beschermend om haar heen. Zijn vingertoppen rusten op haar zachte buik en hij drukt haar stevig tegen zich aan.
"Houd je goed vast Sinne", en hij heeft de woorden amper uitgesproken of Dali komt in beweging en laat zich in duikvlucht van het nest vallen. Het ontneemt Sinne de adem. Dan voelt ze het, voelt ze haar. Het magnifieke dier voelt ze verankerd in zichzelf. Krachtige stoten van energie pulseren heen en weer van Dali naar Sinne. Een vorm van communicatie? Deze intense energiestoten pulseren ook tussen Toran en haarzelf.
Ze kan niet geloven hoe sterk het gevoel van samenzijn is. De overtuiging van deze stroom die door haar lijf kolkt is overweldigend! Er is een constante uitwisseling, een draad die hen alle drie met elkaar verbindt. Ze zijn als een geheel. Ieder van hen is een even essentieel deel van deze eenheid en op een vanzelfsprekende manier verbonden met de ander.
De lucht om hen heen verdicht zich, beweegt mee met hun vlucht in perfecte harmonie. Het water beneden spiegelt hun bewegingen, rimpelt in patronen die hun verbondenheid weerspiegelen. De band die ze voelt, betreft niet alleen hun drieën, maar alles om hen heen. Samensmelten, dat is wat dit is. Haar hele wezen gaat erin op en beweegt mee.
Terwijl Dali door de lucht vliegt op hoge snelheid en zinnenstrelende gevoelens opwekt bij Sinne, maken de wolken plaats voor hen en voelt ze hoe een ingeving langzaam vorm krijgt. Het begint als een warm gevoel in haar onderbuik dat geleidelijk omhoog kruipt naar haar borst, en haar hoofd bereikt waar het oplicht als een zacht gloeiende lamp. Een subtiele lichtverandering golft zacht door de lucht.
Ze herkent nu wat haar hier overkomt, een waarheid die ze altijd al kende, maar nooit kon benoemen. Deze waarheid wikkelt zich niet plotseling maar geleidelijk om haar heen, met elke ademhaling dieper in haar wezen verankerd.
Het valt niet goed in woorden uit te drukken. Het is een zijnstoestand waarin ze volledig in vertrouwen is. Elke twijfel die eerst nog aan de randen van haar bewustzijn knaagde, lost nu op. Het is als het leven dat een groot veranderend avontuur is, de liefde die alles overstijgt en het verhelderende licht dat dit alles exposeert: de Triade. Precies zoals zij nu met zijn drieën verbonden zijn – Sinne, Toran en Dali – elk een belichaming van een aspect van deze waarheid. Het licht om hen heen flikkert zacht, haast onzichtbaar.
Ze stroomt over van dankbaarheid en voelt zich aangeraakt tot in iedere cel. Elke millimeter huid tintelt. De lucht verdicht zich om hen heen, een bijna onvoelbare ademhaling. Dali zet een laatste tandje bij en Toran duwt haar nog dichter tegen zich aan. Een gevoel van eindeloze verrukking rolt als een stortzee over en door haar heen… als op een golf wordt ze meegenomen naar de uiteinden van het bestaan en weer terug.
Sinne kan het niet bevatten. Zoiets intens heeft ze nog nooit gevoeld in haar hele leven. Ze heeft geen idee hoelang zij drieën in deze zijnstoestand verblijven. Tijd is niet aanwezig in hun midden, ruimte ook niet. De lucht om hen heen staat stil, gespannen van verwondering.
De verkenning van eindeloosheid houdt toch ergens op en Sinne vindt zichzelf terug, terwijl Dali de vlucht naar het nest heeft ingezet. Een zachte ademtocht glijdt door de wolkenruimte, als een fluistering van stilte. Sinne kijkt Toran aan en zwijgt. Hij heeft haar hand beet, maar doet geen moeite de stilte te doorbreken. Dali trilt nog na van de inspanning.
Sinne voelt geen weerstand meer. Zij weet hoe nu verder te gaan. Een onhoorbare stroom van energie golft zacht door de atmosfeer. Zij heeft de boodschap overduidelijk ontvangen en deze is niet mis te verstaan. Haar geloof bestond al voordat deze ervaring eraan toegevoegd werd. Dat maakt het een bevestiging, een bevestiging van wat ze al die tijd al heeft geweten.
Torans droom komt ten einde. Ze moet hem zijn binnenwereld teruggeven.
Sinne wordt radicaal uit de wolken geslingerd en trekt net op tijd de schoot van het grootzeil aan, zodat ze niet ter aarde stort. De luchtlagen verschuiven fluisterend, een zachte dans van ruimte en beweging. Toran ziet haar de Ascensie in balans brengen en fluit zachtjes tussen zijn tanden. 'Mijn hemel, wie is deze vrouw en wat doet ze in godsnaam met me?' Zij heeft een gedachtebelletje geïnfiltreerd en deze in een andere staat achtergelaten. Hij voelt de consequentie ervan groeven in de plaat graveren waar zijn herinneringen opgeslagen liggen. Hij kan niet bevatten wat net is gebeurd en begrijpt niet hoe het als een gedeeld moment kan aanvoelen, maar dat doet het wel. Het universum van Omaria ademt stil mee. De euforie van 'de droom' giert door zijn hele lichaam en hij moet hardop lachen.
Tegelijkertijd is er ook een waakzaamheid in hem wakker geworden, die voor nu rustig op de achtergrond blijft. De stilte verdicht zich, geladen met onuitgesproken verwachtingen. Het besef groeit dat dit enkel het begin is.
Hij vliegt achter haar aan en samen komen ze bij haar steigertje aan. Een lichte nevel glijdt zacht langs de wolken. Omaria fluistert hun aankomst. Sinne weet dat hij er is, hij weet dat zij weet dat hij er is, maar geen van beiden erkent het vooralsnog. Ze legt rustig en degelijk haar Ascensie aan, fenders ertussen, lijntjes mooi opgehaald. Het water onder de boot golft zacht. Ze is helemaal tevreden.
Toran blijft met Dali op de steiger wachten op het moment dat zij hem aankijkt. Een lichte windvlaag strijkt langs de steiger. Een wonderschone glimlach verschijnt op haar gezicht. Ze is onverbloemd blij hem te zien en lijkt helemaal niet zenuwachtig of verlegen. Hij is dat wel. Hij klopt Dali op haar hals en loopt in de richting van Sinne, die op de steiger stil blijft staan. De lucht om hen heen verdicht als een ademende stilte.
Zodra hij vlak voor haar staat, kijkt zij hem recht in de ogen. Haar glimlach verbreedt en hij voelt zich ietwat geïntimideerd. Wat is ze stoer! Mijn hemel, hij staat nog steeds te trillen op zijn benen van alles wat ze hebben meegemaakt in zijn gedachten. Zelfs Dali is er nog van onder de indruk. Maar hier staat kleine, dappere Sinne te doen alsof het allemaal de gewoonste zaak van de wereld is.
Echt waar, zij is er wel eentje, zeg! Een windvlaag glijdt langs de reling en geeft hem de moed. Hij pakt haar hand beet, waarna hij haar tegen zich aantrekt en fluistert: "Ik moet er nog flink van bijkomen, maar jij daarentegen lijkt onaangetast. Jij bent niet zo snel onder de indruk van iets." Bij die woorden drukt hij haar nog dichter tegen zich aan en ontneemt hij haar daarmee de adem. "Of wel?", en hij kijkt haar van dichtbij aan met een uitdagende blik in zijn ogen.
"Hoe bedoel je… nee hoor… of… ?" zegt ze verward doordat hij zo dichtbij staat dat ze zijn ademhaling op haar gezicht kan voelen. "Ik..." Toran heeft haar eindelijk sprakeloos. Dat bevalt hem wel. Hij plant een zachte kus op haar voorhoofd voordat hij haar loslaat. Het licht om hen heen verschuift onmerkbaar. Er volgt direct daarop een teleurgesteld gevoel in zijn binnenste. Hij voelt een vreselijk cliché opkomen: deze vrouw hoort in zijn armen thuis. En zomaar ineens wordt de flirt menens en begrijpt hij niet van zichzelf waarom hij zo lichtzinnig met zijn gevoelens omgaat of met die van haar. Het is duidelijk iets wat buiten zijn verstand omgaat.
Sinne zucht diep. "In alle ernst, meneer de drakenvlieger. Ik begrijp helemaal niets van die droomwereld van jou. Heb jíj dat nu bij elkaar gedroomd of ík? Of zijn we samen aan het dromen? Of was het écht…? Het voelde namelijk levensecht!"
Toran haalt zijn schouders op. "Maakt het echt wat uit? Ik heb trouwens wel een antwoord op je vraag..." De wolken trekken zich zacht samen en hij zwijgt voor het effect. "Welke vraag?", denkt Sinne in de war gebracht. Zijn nabijheid maakt te veel indruk op haar hele zenuwstelsel. Dan draait hij zich naar haar toe en fluistert zachtjes in haar oor: "Dichter bij 'echt' kan ik zonder jou niet komen Sinne…" Een onhoorbare ademtocht glijdt door de lucht.
Snel zet Sinne een stap achteruit en lijkt ineens gespannen. Het wateroppervlak onder de boot rimpelt zacht. "Kom je aan boord?" vraagt ze abrupt. "Ik kan een theetje zetten?"
Wolkflarden schuiven bijna onzichtbaar uiteen en het lijkt erop dat Omaria ruimte maakt voor hun moment. Een zachte schaduw glijdt langs de reling, fluisterend van verwachting. Toran zet grote ogen op bij het idee van thee drinken met Sinne. Ze hebben nog niets normaals gedaan met zijn tweeën, dus het lijkt bijna ongepast. Maar hij knikt en komt mee aan boord. Dali gaat nu uitgebreid liggen op de steiger en duwt haar hoofd onder haar staart. Die gaat een dutje doen, denkt Toran. Ze is op haar gemak.
Als het fluitje van de ketel gaat, schrikt Toran even. Het zonlicht kantelt ongemerkt, een subtiele verschuiving van perspectief. Van het een op het andere moment zitten ze tegenover elkaar aan een kleine tafel midden in de roef met een kannetje voor zich, waarin het zakje bungelt. Hij schuifelt wat ongemakkelijk op het kleine houten stoeltje heen en weer. Sinne niet anders. De stilte is verpletterend en Toran realiseert zich dat ze in feite niets van elkaar weten. Waar begin je het gesprek dan mee?
Sinne hakt de knoop door en zegt plompverloren: "Ik heb besloten toch op zoek te gaan naar die tijdmachine Toran." De wolken reageren abrupt en trekken zacht samen. Hopakee! Daar is het dan.
"Welke tijdmachine Sinne?" En Toran doet zijn best nonchalant te klinken.
"Dé tijdmachine Toran." Sinne steekt haar stelligheid niet onder stoelen of banken. Dit is erop of eronder voor haar.
Hij verrast zichzelf door te zeggen: "Oké..." en daarna: "Ik help je."
Sinne trekt haar wenkbrauw op. "Dat is... eh... lief van je... Dank je." Ze is duidelijk overrompeld, maar meer woorden maakt ze er niet aan vuil.