24. EAVENS EERSTE STAPPEN
En alweer bladert Mara door een boek… en nog steeds kan Sinne het niet duiden. Nacht na nacht zit ze gevangen in vrijwel dezelfde droom, maar waarom het zo onheilspellend is, blijft haar ontglippen. Er is iets wat ze over het hoofd ziet. Het lijkt geen toverboek, maar toch straalt het magie uit, alsof het boek zelf de toverspreuk is. Maar hoe dan?
Een dreiging hangt in de lucht. Telkens als de droom vordert, blijft ze alleen achter in een ruimte die "niets" genoemd zou kunnen worden. Gevangen. Ze weet dat ze droomt, is zich er pijnlijk van bewust, maar ontsnappen lukt niet. Het is het akeligste gevoel dat bestaat - lucide maar machteloos.
Ze moet wachten totdat Toran haar wakker maakt. Zo gaat het iedere nacht sinds deze dromen haar teisteren. Het mysterie van het boek blijft onopgelost, de uitweg onvindbaar. De angst en frustratie bouwen op, hoger en hoger, totdat ze dan eindelijk gewekt wordt, godzijdank...
***
Eaven heeft amper geslapen. Het boek in de koffer laat hem niet los en hij heeft een besluit genomen. Vanmiddag, tijdens de wandeling met Fanya, wil hij Sinne opzoeken en het haar voorleggen. Niet geschoten is altijd mis. Die gedachte maakt hem vrolijk en met een glimlach beweegt hij zich door de tent om de kleine klusjes te doen die op hem wachten.
Ontbijten doen ze niet. Die maaltijd bestaat niet meer, maar een kopje thee lukt altijd wel, vooral als ze de theezakjes flink hergebruiken of één grote pan zetten voor de hele dag, waaraan ze dan water kunnen toevoegen. De distributie van water blijft gestaag doorgaan en daarvan hebben ze, in tegenstelling tot eerder in het kamp, op dit moment net genoeg. Het is een wonder eigenlijk.
Tonio wenkt hem. Hij zit weer aan tafel met de potloden in de aanslag. Eaven kijkt graag toe hoe hij tekent en laatst heeft hij met open mond alle tekeningen in de map doorgebladerd. Tonio is echt goed! Al die kleuren die hij gebruikt! Soms tekent hij scherpe lijnen, soms wazige. En het gekke is - bij sommige tekeningen zijn er helemaal geen lijnen waar je ze verwacht. Dan moet Eaven zelf bedenken wat er zou kunnen zijn. Dat vindt hij het allermooist.
Eaven gaat bij Tonio aan tafel zitten en voor het eerst schuift Tonio hem een stuk papier toe en legt zijn potloden in het midden van de tafel. Hij knikt naar de jongen en zegt erbij dat alles mag en hij vooral niet bang hoeft te zijn dat het mislukt.
"Dat is het mooie, mijn kleine vriend. Dat kan namelijk niet. Het hoeft voor een ander geen betekenis te hebben. Het zijn jouw lijnen, jouw vormen of gekras, het is allemaal prima. Wat je neerzet op papier is een glimp van je innerlijke wereld op dit moment, alleen voor jou bestemd en misschien ook wel alleen voor jou betekenisvol."
Eaven denkt te begrijpen wat Tonio bedoelt. Hij heeft niet de illusie dat hij zulke mooie schetsen kan maken als deze man naast hem, maar hij staat te popelen om het te proberen. En zo komt een eerste lijn op het papier: een halve cirkel en daarna een lijntje recht omhoog. Hij denkt er niet bij na, hij doet maar wat, en als hij na een poosje opkijkt, is er een rommelig lijnenspel ontstaan met hier en daar een gek vlak waar hij heeft gekleurd.
Tonio kijkt naar het papier van de jongen en knikt goedkeurend. "Zeg eens, tuur jij wel eens naar de wolken en zie je dan bepaalde vormen verschijnen?"
Eaven knikt ijverig. Jazeker doet hij dat. Vaak zelfs. Hij vindt de wolken en hun bewegingen betoverend. Hij ziet er van alles in.
"Probeer dat turen nu eens uit met je eigen tekening. Je mag er zo lang over doen als je wilt. Laat me maar weten wat er allemaal tevoorschijn komt."
Eaven knikt en is een tikje beduusd. Is dit wat tekenen is? Dat heeft hij Tonio nooit op die manier zien doen.
"Weet je wat ik altijd doe, Eaven? Ik zet de tekening dan ergens neer of hang hem op, en elke keer als ik er langskom, neem ik de tijd om te turen. Als je je ogen zachtjes samenknijpt en door je wimpers gluurt, dan lukt het soms nog beter om de vormen erin te herkennen. Probeer maar!"
Eaven zet het papier tegen de beker op tafel en neemt een beetje afstand.
"En draai het velletje gerust een paar keer om, misschien staat je tekening wel op zijn kop," zegt hij met een grinnik. "Bij mij is dat regelmatig het geval", voegt hij eraan toe met een knipoog.
Eaven heeft het gevoel dat Tonio hem voor de gek houdt, maar hij probeert het toch. En terwijl hij de tekening een kwartslag gedraaid weer neerzet, ziet hij ineens twee hangoren. Van een dier misschien? Hij trekt opgewonden aan de revers van Tonio's jasje en wijst naar zijn papier.
"Rustig, rustig jongen, wat zie je?" Eaven wijst de oren aan en Tonio buigt zich voorover om beter te kijken. "Wat fascinerende lange oren, vind je ook niet? Die heb jij dus getekend."
"Nu kun je kijken wat je eraan toe wilt voegen. Wiens oren zijn het? Gebruik vooral je fantasie."
Op zijn eigen papier tekent Tonio de twee flaporen na en begint dan kleine haartjes aan de zijkanten te maken door steeds voorzichtig zijn potlood heen en weer te bewegen. Daarna maakt hij bij het andere oor stekeltjes en aan de onderkant schubben.
"Moet je eens kijken wat je met invulling van deze vorm allemaal kunt doen?" vraagt hij enthousiast. "Probeer wat dingen uit en let vooral niet op waar het naartoe gaat. Je bent lekker aan het klooien."
Eaven wordt enthousiast van de geschubde oren die Tonio heeft gemaakt. Hij neemt de schubben over, wel ietwat kleiner, waardoor hij er veel meer moet maken, en dan begint hij aan iets wat een neus moet lijken. Een hele grote neus met twee gaten. Totaal niet mooi, maar wél grappig. Ogen. Oeps, het ene oog valt kleiner uit dan het andere, maar grappig genoeg lijkt het daardoor alsof er diepte in de tekening zit en de hangoorvis zijn hoofd scheef houdt. Hij tekent hele lange gekrulde wimpers met kleine puntjes aan het uiteinde, het heeft geen enkele toegevoegde waarde. Hij doet het enkel omdat het leuk is. Hij kleurt de ogen lichtgroen afgewisseld met felgeel en paarse accenten.
Tonio buigt zich naar hem toe en werpt een blik op de tekening. Hij wijst naar de kleuren in de ogen. "Geweldig jongen, dat paars in dat geel maakt dat geel nog krachtiger en andersom. Dat doe jij op gevoel. Wees daar maar blij mee. Je hebt talent. Ik zie het nu al."
Tonio glundert net zo hard als Eaven doet. Zo zijn de twee gebroederlijk de ochtend aan het invullen, en Eaven merkt dat Tonio niet één keer onrustig is geworden tijdens het tekenen. Hij legt zijn hand op Tonio's hand en knikt naar de deur. Hij gaat voor beiden even de lunch ophalen.
Tonio knikt terug en hoeft verder niets te zeggen, maar voelt een warme dankbaarheid van binnen. Hij heeft geluk met deze jongen. Hij had het niet beter kunnen treffen. Het raakt hem diep in zijn hart, want niet zo lang geleden had hij datzelfde gevoel van verbondenheid met Sinne.
's Middags komt Eaven na de wandeling helemaal opgewekt terug. Tonio ziet de jongen stralen en beseft dat de wandelingen hem goed doen. Misschien is het voor hem ook weer eens tijd om naar buiten te gaan. Hij heeft zich inmiddels wel lang genoeg opgesloten. Maar ergens diep van binnen kan hij de moed niet opbrengen. Hij schaamt zich, ook al heeft Licinne hem op het hart gedrukt dat hij mag gaan en staan waar hij wil en dat hij overal welkom is.
De vergevingsgezindheid van het kamp verbijstert hem. Hij heeft het ze zo moeilijk gemaakt: gestookt, ontevredenheid gezaaid, alle mooie ideeën afgekraakt. En wat heeft hij zelf bijgedragen? Niets. Het drukt op hem. In eerste instantie was hij geïnspireerd om juist schoonheid in te brengen, iets liefs, iets zachts, zoals dat tere lila bloempje had gedaan, juist omdat die zachtheid zo ontbrak in deze harde wereld. Maar ergens onderweg was hij gevangen genomen door iets anders. Door boosheid. Door frustratie. Door een duister iets dat zijn hoopvolle tekeningen had omgevormd tot giftige propaganda. Alle goede bedoelingen zijn zo tussen zijn vingers door geglipt.
Nu lijkt er meer rust in hem te zijn en hij heeft Eaven. De jongen die zit te stralen op zijn bed met een boek in zijn handen. Hij heeft zich steeds voorgenomen dat Eaven niet lang bij hem zou zijn, maar als hij eerlijk is... het jongetje zit nooit in de weg, is een goede hulp en hij mag hem. Misschien is het zelfs meer dan mogen, maar dat kan hij bij zichzelf nog niet toelaten. Mensen kunnen namelijk zomaar weer uit je leven verdwijnen. De gedachte alleen al dat Eaven ergens anders zou gaan wonen, bij mensen die hem misschien beter begrijpen, beter voor hem kunnen zorgen, levert een plotselinge steek op in zijn borst. En dat, beseft hij met een mengeling van schrik en berusting, dat zegt eigenlijk wel genoeg.
De hele middag ligt Eaven op zijn bed te lezen en Tonio kijkt tevreden toe hoe diep deze jongen kan verzinken in een imaginaire wereld. Zo is het voor hem ook altijd geweest. Hij was daar goed in, kon uren verdwijnen in zijn hoofd, totdat hij één voor één zijn ouders verloor en daarna indirect ook Sinne.
Misschien zou het goed zijn daar toch eens met iemand over te praten. Licinne was lief en kwam elke dag even langs om te horen of hij behoefte had aan praatgezelschap. Zij zou hem niet veroordelen. Zij zou hem misschien zelfs kunnen begrijpen. Licinne heeft ook geen gemakkelijke weg gehad. Wie wel trouwens, realiseert hij zich dan met een zucht.
Hij kijkt naar het jongetje op het bed, volledig in beslag genomen door het verhaal, denkt aan Sinne en dan komt ineens Toran tevoorschijn in zijn hoofd... Meestal werkt dat als een rode lap op een stier, maar dit keer blijft hij ongewoon rustig. Misschien heeft Toran ook geen eenvoudige levensweg bewandeld... misschien is hij net als Tonio boos en gefrustreerd en heeft dat geleid tot al het geweld? Het lichtje dat opgaat maakt het beeld dat hij van Toran heeft wat zachter. Niet dat hij het nu een leuke vent vindt of zo!
---
En dan komt Sinne binnen. Hij had haar zachte aankondiging niet gehoord, was teveel in gedachten verzeild.
"Hoi Tonio!" zegt ze hartelijk en ze loopt naar hem toe om hem een knuffel te geven. "Blijf zitten Tonio, ik kom alleen even bij je kijken." Ze tovert een beker met een bekend geurend goedje tevoorschijn. Koffie? Echte koffie met een laagje melkschuim erop! Man, wat heeft hij daar zin in! Hij knikt dankbaar en neemt de beker voorzichtig van haar over. Ze glimlacht breed, trots zelfs.
"Ik ben benieuwd wat je ervan vindt!" en ze kijkt hem verwachtingsvol aan, met dat enthousiasme dat zo typisch Sinne is. Hij neemt een kleine slok en zijn wenkbrauwen schieten omhoog.
"Jemig, wat is dit lekker. Hoe kom je aan dit spul Sinne, het is verrukkelijk!" Ze glimlacht zo mogelijk nog breder en hij voelt zich aangestoken door haar goede stemming, terwijl de heerlijke koffie zijn smaakpapillen verwent.
"We gaan dit schenken tijdens de volgende voorstelling. Een paar jonge meiden hebben een prachtige dans in elkaar gedraaid en deze gaat binnenkort in première. Kom je ook Tonio?"
Hij kijkt haar geamuseerd aan en dan betrekt zijn gezicht. Hij kan toch niet zomaar bij een dansvoorstelling verschijnen en doen alsof hij niet al die tijd mensen heeft lopen opruien en bang maken. Bovendien, wat moeten de mensen die hij nog kent uit het verzet dan van hem denken? Hij zou zich geen raad weten met hun blikken.
Het lijkt alsof Sinne gedachten kan lezen, als ze terloops een aantal namen opnoemt van mensen die ook komen. Teda en Limbo komen blijkbaar ook. Sterker nog. Het zijn hun dochters! Hij voelt een steek van jaloezie en heeft een nare opmerking op het puntje van zijn tong liggen, maar hij weet zich te beheersen.
"Wat leuk dat hun dochters dat organiseren en durven", zegt hij in plaats daarvan, verrassend ongeveinsd. Sinne knikt enthousiast.
"Echt wel!"
"Ik wil je wat vragen Tonio. Ik weet niet of je onlangs nog een uitnodiging van ons bekeken hebt, maar ze zijn hopeloos en niet bijzonder uitnodigend als ik eerlijk ben." Eaven heeft ondertussen het boek neergelegd en komt bij hen staan. "Zou jij daar eens naar willen kijken? Misschien een mooie tekening erbij of iets wat jij passend vindt? Jij bent daar zo goed in Tonio." Ze kijkt hem smekend aan en Tonio wil graag ja zeggen. Maar in plaats daarvan zwijgt hij.
Eaven klampt hem aan en knikt aanmoedigend. Een traan loopt vanuit Tonio's ooghoek over zijn gerimpelde wang.
"Dat is lief Sinne, maar wie wil er nu werk van mij op de uitnodigingen na... wat..." stokt hij en kijkt gepijnigd naar de jongen naast hem.
Sinne gaat tegenover hem op een stoel zitten, pakt zijn hand en kijkt hem diep in zijn ogen.
"Iedereen Tonio, werkelijk iedereen! Jouw creaties zijn inspirerend. Als je naar buiten was geweest, dan had je gezien dat veel tenten tegenwoordig een mooie tekening voor het raam hebben hangen. Jouw oude illustraties, van die sierlijke bloemen en landschappen..." Ze knijpt zachtjes in zijn hand. "Doe jezelf niet tekort omdat je even de weg kwijt was. Dat overkomt ons allemaal. We leven nu! En het is tijd om jezelf te vergeven. De meesten hier begrijpen wat het is om fouten te maken. We zijn allemaal aan het leren."
Ze haalt diep adem. "Ik heb ook fouten gemaakt, Tonio. Ik heb je aan je lot overgelaten ondanks mijn beste intenties. Daar heb ik enorm spijt van. Ik wil dat we weer worden wat we waren: familie. Ik geloof in je Tonio en ik hou van je."
Eaven drukt zich nog dichter tegen Tonio aan en de oude man kan zich niet langer groot houden. Met tranen in zijn ogen schudt hij ja, en knijpt liefdevol in Sinne's hand. Eindelijk heeft Sinne's toenadering hem bereikt. Eaven snelt weg om enthousiast de tekeningen van Tonio te laten zien die in zijn map zitten.
Jeetje Tonio... deze zijn prachtig. Ze geven licht, zie je dat? Dit is wat je altijd wilde, anderen raken met je werk. En het lukt je.
Tonio slikt de brok in zijn keel weg en kijkt Eaven aan. "Wil jij me helpen jongen?" Eaven springt bijna een gat in de lucht en Sinne en Tonio moeten lachen om de jongen zijn opwinding. "Hoe gek kan een dag lopen?", denkt de oude baas ontroerd.
En zo, beste lezers, breekt een periode aan waarin Tonio en Eaven samen aan de slag gaan met het verfraaien van de uitnodigingen. Het zijn er vele, maar ze hebben er zoveel plezier in dat de tijd voorbij vliegt. Met elke tekening, elk lijntje en elke kleurschakering, groeien ze dichter naar elkaar toe. Aan het einde van een lange, maar vruchtbare week, waarin ze zowel 's ochtends als 's middags met toewijding hebben gewerkt, zijn de uitnodigingen eindelijk klaar voor presentatie.
Het langverwachte gesprek met Licinne vindt eveneens plaats in deze periode. Tonio is aangenaam verrast door haar kwaliteiten als gesprekspartner. Zij blijkt niet alleen geduldig en aandachtig te kunnen luisteren, maar is ook een ware meester in het stellen van precies de juiste vragen.
Terwijl de relatie tussen Sinne en Tonio langzaam maar zeker herstellende is, zien jullie, getrouwe lezers, hoe parallel daaraan Sinne's nachtmerries in hevigheid toenemen. Het duister wordt nog duisterder in haar dromen, als dat al mogelijk is. Mara, die we eerder nog enigszins beheerst zagen, lijkt nu de waanzin nabij. Ze is overmand door frustratie en een allesoverheersende wrok die aan haar vreet. Sinne komt vaak badend in het zweet uit deze beklemmende dromen terug, telkens weer gered door de waakzame Toran, die haar zacht maar krachtig terugtrekt naar hun eigen dimensie.
***
Een minder rare horizon met wolken dan verwacht vindt Eaven, na alles wat hij gelezen heeft in Sinne's dagboek over Omaria. Hij staat op een schots en scheef steigertje van bamboe en hout, een aanblik die hem doet lachen. 'Er zou geen boot kunnen aanleggen aan deze steiger...' En dat hoeft ook niet, want Eaven wil niet varen. Ook geen raket voor hem. Hij weet precies wat hij wil.
Met een lichte stap huppelt hij naar het einde van de steiger en maakt plotseling een sprong vooruit, op de plek waar een plank los lijkt te zitten. Volkomen vanzelfsprekend.
Het water danst vrolijk, vergezeld van zonneglinstering. Het is lang geleden dat Eaven de oneindigheid van een indrukwekkend landschap in mocht turen. Vogels zweven lichtvoetig op de zwakke wind en alles lijkt in volmaakte harmonie, vooral met hem. Alsof deze wereld speciaal voor hem is gecreëerd, zo natuurlijk en eenvoudig voelt het hier te zijn.
Zijn gedachten snellen vooruit en hij merkt dat de tijd hem volgt. Hij trapt op de rem. 'Jemig!' De tijd staat stil, één microseconde maar... In Sinne’s dagboek werd duidelijk dat dit moet kunnen hier. Vertragen en versnellen is immers mogelijk, waarom stilzetten niet?
Sinne en Toran is het nooit gelukt, Tonio al helemaal niet. Die gedachte stemt hem droevig.
Hij heeft niet lichtzinnig besloten hier te komen. Wat Sinne over Tonio heeft geschreven, heeft hem aangegrepen. Tonio is eigenlijk maar een jaar ouder dan hij! Ongelofelijk!
Hij herinnert zich nog hoe hij aanvankelijk het boek had dichtgeslagen. 'Ik moet wel gek zijn om hiernaartoe te willen reizen!' Maar geleidelijk was het avontuur aan hem blijven trekken. En als Eaven iets is, dan is het fantasierijk. Bang is hij evenmin. Dan moest het toch goed gaan? Met Sinne was het immers al die tijd ook goed gegaan...
Misschien kan hij iets voor Tonio doen hier. Misschien kan hij die tijdmachine vinden, waar Sinne het over had… Hij gaat zitten op de kop van de steiger en tuurt naar de horizon. Hij zal hier net zo lang wachten…
Hij trekt zijn schoenen en sokken uit en laat zich voorzichtig op de eerste steen zakken. Met gemak past hij met beide voeten erop. Druppels komen op zijn voeten terecht en zijn vreugde zwelt op. Het water leeft, is net zo enthousiast als hijzelf is. Stenen verschijnen waar hij ze nodig heeft. Zou híj ze oproepen? De volgende steen is in de buurt en hij doet een grote stap ernaartoe. Het water raakt nu bij het opspatten zijn onderbenen aan, wat zijn vreugde zoveel malen vergroot dat deze bijna uit zijn borst barst. 'Wat een bijzonder gevoel is dit!'
Sinne heeft gelijk. 'Het is hier wonderbaarlijk mooi, overweldigend en dan heb ik nog niet eens gevlogen!' Sinne vloog hier, recht de wolken in, met de Ascensie die nu rust op de bodem van dit meer. Net als Tonio's raket. Die wetenschap doet hem even stilstaan, het besef van zijn nietigheid overspoelt hem. Nu heeft de opspattende waterdruppel ineens een heel ander effect: hij voelt zich verzinken, meegesleurd door een onzichtbare, verlammende zwaarte.
'Wow!' Hij schrikt. 'Zwaarmoedig moet je met dit water om je heen niet zijn, dat overleef je niet!'
Maar gelukkig is Eaven verre van zwaarmoedig en als hij zijn blik weer naar de horizon brengt komt de rust en het behaaglijke gevoel snel weer terug. 'Te gek!' En dit is allemaal helemaal voor hem. Voor zover hij kan nagaan is hier op dit moment niemand anders.
Hij draait zich om, neemt de volheid van Omaria in zich op en weet zeker dat hij spoedig zal terugkeren. Want hier is hij vrij! Zo vrij als een vogel! Een verbondenheid met alles om hem heen overspoelt hem. Elk aspect van deze wereld lijkt met hem verweven, bijna uitwisselbaar.
Sinne had gelijk toen ze hem haar dagboek gaf. 'Wees verstandig, maar boven alles avontuurlijk!' had ze gezegd met een grijns. Net als Pippi Langkous: 'Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan!'
En hier is hij dan. Een grijns verschijnt op zijn gezicht. Hij kan het amper bevatten!
***