III| TRANSFORMATIE

19. WANHOPIGE WAARHEID

Midden in de nacht wordt Sinne wakker in het te kleine bed van Tonio. Ze kijkt op haar klokje en begrijpt er niets van. Ze had verwacht dat het overdag zou zijn en men zich zou afvragen waarom ze nog steeds in haar bed ligt, maar ze is juist eerder wakker dan anders. De tijd op Omaria is en blijft een vreemd gegeven.

Toch zucht ze van opluchting, blij dat ze veilig in haar eigen bed ligt en geen tekst en uitleg hoeft te geven. Dan hoort ze geluiden buiten de tent en direct is ze in een staat van opperste waakzaamheid. Tonio ligt nog te slapen of toch niet? Ze kan het vanuit hier niet goed zien en zijn gebruikelijke gesnurk hoort ze ook niet.

Ze staat voorzichtig op en loopt zachtjes naar zijn bed toe. Hij is er niet. Buiten wordt het gerommel alleen maar luider en lijkt dichterbij te komen. Een tikje onzeker verlaat ze haar tent, maar als er wat met Tonio aan de hand is dan wil ze hem kunnen helpen.

De bijna volle maan biedt voldoende verlichting en ze schrikt als ze Tonio ineens voor zich ziet staan. Hij is niet in nood, het tegenovergestelde is waar. Hij staat verdekt opgesteld, in de luwte van de tent, met jonge mannen beschermend om hem heen. Twee ervan proberen een worstelende en woeste Toran op zijn plek te houden.

Sinne begrijpt niet goed wat ze ziet en vraagt zich af wat Tonio hier moet. Wat heeft dit te betekenen?

Hij stapt op Sinne af en bijt haar toe. "Jij kunt hem in toom houden? Begrijp niet waarom hij denkt zomaar onze buurt in te kunnen stappen op dit tijdstip?"

Sinne trekt haar wenkbrauw op. Ze is overrompeld door alle bedrijvigheid midden in de nacht en kijkt van de ene man naar de andere. Verontrust laat ze haar blik weer naar Tonio gaan en wil vragen wat hij hier uitspookt. Ze houdt zich in.

Tonio geeft de twee kampers een kort knikje en als één man laten ze Toran los, die door alle kracht van het geworstel met een behoorlijke dreun in het zand terechtkomt. Hij is niet blij, helemaal niet blij, het is hem aan te zien. Dit is een smet op zijn reputatie natuurlijk, denkt Sinne, maar dan realiseert ze zich dat de situatie nu anders is. Toran bestaat niet langer uit twee incomplete delen. Hij is als het goed is helemaal zichzelf met alles erop en eraan, inclusief de herinneringen.

De mannen en Tonio zijn plotsklaps verdwenen. Het ziet ernaar uit dat ze privacy krijgen en al snel wordt duidelijk waarom Toran zo'n gekwelde blik op zijn gelaat heeft. Met een gekwetst ego heeft het niets te maken. Hij draait er niet omheen, daar wordt het niet beter van dat weten ze beiden.

"Ramon is dood", zegt hij ernstig. "Een paar van mijn soldaten hebben hem gevonden in de bezemkast van de voorraadtent."

Sinne is met stomheid geslagen. In gedachten gaat er van alles door haar heen. Ramon... die wanhopige man die haar had aangevallen uit pure honger. Nu dood. Zijn vrouw, zijn kind... wat moeten zij nu?

En dan de vragen: was het de bedoeling dat zij hem zou vinden bij haar volgende schoonmaakdienst? De mannen van Toran hebben hem uit de kast gevist, dus zij hebben er waarschijnlijk niets mee te maken. Maar wie heeft deze arme man dan vermoord? En waarom?

Toran raakt haar lichtjes aan op haar schouder. "Ik heb niet begrepen hoe je het Ramon zo gemakkelijk hebt kunnen vergeven…, maar je hebt precies gedaan waar veel mensen behoefte aan hebben. Je zag het goede in hem en hebt diepgemeend contact met hem gemaakt. Dit verlies zal daarom wel pijnlijk voor je zijn en het spijt me dat je daar doorheen moet gaan. Jou kennende wil je zijn vrouw sterkte wensen en ik kan je vertellen waar je haar kunt vinden."

Sinne weet nog steeds niet wat ze moet zeggen. Het is allemaal verwarrend en enorm verdrietig. Ze had deze man en zijn strenge vrouw een andere toekomst toegewenst en zag in hem een medestander, een vriend. En hoe is het mogelijk dat Toran de situatie zo goed ingeschat heeft?

Ze wil inderdaad graag zijn vrouw opzoeken en haar een hart onder de riem steken. Ze wil haar vertellen dat dit niets afdoet aan de afspraak die ze met Ramon gemaakt heeft en dat Sinne garant staat voor eten voor haar en haar zoon.

Ze zet een stap dichter bij de man die haar blijkbaar begrijpt en zonder woorden laat ze zich door hem in zijn armen nemen. Dit is Toran. Dit is Toran in zijn complete hoedanigheid. Ze voelt het aan zijn nabijheid, ze merkt het op uit zijn woorden. Hij houdt haar stevig vast.

Ze verheugt zich op de kennismaking en de hereniging in één, maar de dood van Ramon legt een schaduw over deze vreugde heen. Ze kan het niet bevatten nog. De man leeft niet meer en hij was juist zo hard aan het vechten voor het leven van zijn zoon.

Er is zoveel dat Toran en Sinne met elkaar te bespreken hebben, maar dit is niet de tijd ervoor. Sinne's frustratie hierover is groot en wordt nog groter als Tonio zijn gezicht weer laat zien en duidelijk maakt dat Toran weg moet wezen. Hier is geen nieuwe vriendschap aan het ontstaan. Het doet haar pijn dat Tonio niet wat toeschietelijker is. Aan de andere kant heeft hij hen samen het moment gegund en dat is gezien de omstandigheden al heel wat.

Toch... hoe ze de mannen inclusief Tonio hier aantrof zet haar aan het denken. Het lijkt erop dat haar tentmaatje de boel hier runt. Het maakt hem iemand om rekening mee te houden en ze houdt in gedachten dat hij recentelijk nog heeft laten zien behoorlijk kortzichtig te kunnen zijn. Sinne verwijt hem dat niet. Het ontbreekt hem simpelweg aan levenservaring.

Alleen dan is de positie die hij heeft ingenomen gevaarlijk voor de gemeenschap en ook voor hemzelf. Het is belangrijk om uit te vogelen hoeveel invloed hij heeft en bij welke mensen. Wat zijn de plannen van deze verzetsgroep?

Linksom, rechtsom gaat Toran hier last van krijgen. Tonio zal hem niet snel vergeven en Toran is nog niet klaar voor een andere strategie. Hij moet eerst settelen in zijn nieuwe leven, in zichzelf. Is daar voldoende tijd voor? Er is op zeer rigoureuze wijze een statement gemaakt in de vorm van de moord op Ramon en daarmee is de toon wel degelijk gezet.

***

De ochtend verloopt rommelig. Na Torans vertrek heeft Sinne niet meer kunnen slapen. In de hoek van de tent leek hetzelfde te gebeuren. Ze had te veel complexe gedachten, twijfels, inzichten, vermoedens... het dwarrelde allemaal door Sinnes hoofd en waarschijnlijk niet anders bij Tonio.

Beiden wisselen ze die ochtend geen woord uit. Sinne geeft hem wat van de ingepakte broodjes en hij lijkt dankbaar als hij deze aanneemt. Voorlopig is dat het beste wat heen en weer verwacht kan worden.

Ze maakt zich klaar voor een dag schoonmaken en een overleg met Toran, al kan ze nog niet bedenken waar ze mogelijk vrij kunnen praten. Hun geheime ontmoetingsplaats is verraden en samen gezien worden lijkt nu Ramon is vermoord een nog minder goed idee dan voorheen. Ze weten bovendien niet waar de dreiging precies vandaan komt.

Sinne wil haar gedachten niet laten gaan naar Tonio als mogelijk opdrachtgever van de moord en Toran was het zeker niet. Misschien is het een andere kampwachter geweest? Er zijn zoveel losse eindjes dat ze er op dit moment niets zinnigs over kan zeggen. Door het niet weten voelt ze zich onzeker en nergens veilig. Het is een rot gevoel.

Ze verschuift haar focus, want er zijn mensen die er nog slechter bij zitten op dit moment en ze denkt aan de vrouw en de zoon van Ramon. Het kan niet eenvoudig zijn en misschien neemt ze het Sinne wel kwalijk, de dood van haar man. Ze slikt een brok weg. Ze gaat dit niet uit de weg alleen omdat het moeilijk is. Ze wil haar medeleven tonen en haar hulp aanbieden. Wat moet een vrouw alleen anders in zo'n situatie?

Ze vervolgt haar pad nadat sectie 3 helemaal schoon is en slaat een voor haar onbekende zijweg in, een zandpad dat leidt naar kamptenten die er slecht aan toe zijn. Ze staan aan de rand van het kamp opgesteld en de wind neemt ze iedere dag te grazen. Genadeloos blaast ze zand, stenen, gruis en zichzelf tegen de aan slijtage onderhevige zeilwanden van de tenten aan.

De allerarmsten moeten het met deze erbarmelijke behuizingen doen en blijkbaar was Ramon er één van. Sinne's begrip voor het gevoel van ongelijkheid dat hij haar toonde de dag dat hij haar aanviel, neemt nog verder toe. Dat er zelfs binnen de kampgrenzen nog zulke verschillen kunnen zijn is onbegrijpelijk en als je aan de onderkant van deze gemeenschap beweegt dan is de kans op overleven gering.

Sinne kan zo de tent waar ze nu voorstaat inkijken. Het is meer gatenkaas dan tent waar ze op uitkijkt en ook nog eens half ingestort aan één kant. Dit mag de naam tent niet eens dragen en ze zucht diep. Er zit een vrouw in de tent voorover gebukt met haar rug naar de ingang en het lijkt alsof ze haar niet heeft horen aankomen.

Ze kucht even, omdat roepen haar ongepast lijkt in deze situatie. De dame schrikt alsnog, want Sinne ziet haar schouders schokken en haar snel overeind schieten. Het zeil wat de entree moet voorstellen waait licht open en daar staan ze dan, tegenover elkaar. De vrouw kijkt haar een paar seconden recht in de ogen met verwarring in haar blik en dan begint haar onderlip te trillen.

Sinne doet onhandig een stap naar voren om bemoedigend haar schouder aan te raken en vraagt zich af of de vrouw er wel van gediend zal zijn. Dan laat de arme ziel zich zonder pardon zo haar armen in vallen. Ze schokt over haar hele lijf van verdriet en toch komt er geen enkel geluid over haar lippen.

Sinne houdt haar stevig vast, bang dat de vrouw anders valt. Over haar schouder ziet ze vlak bij de opening de jongen liggen met zijn ogen dicht op iets wat waarschijnlijk een bed moet voorstellen, maar eerder een deken is. Hij is bleek, extreem mager en bewegingloos. Sinne weet niet goed wat ze ervan moet denken en blijft de vrouw vasthouden zolang nodig is, terwijl ze zachtjes over haar rug aait. Ze zeggen niets, want wat valt er hier in godsnaam te zeggen.

Na wat een lange tijd lijkt, zet de vrouw een stap naar achteren en laat Sinne de tent inkomen. Ze zakken gezamenlijk door de knieën en zitten nu tegenover elkaar naast het geïmproviseerde bed van de jongen. De vrouw laat haar hoofd hangen en kijkt naar haar handen. Haar schouders beginnen weer te schudden en Sinne krijgt de kans de jongen nu eens goed in zich op te nemen.

Hij is niet alleen bleek, zijn lippen zijn blauw. Ze hoort geen zuchtje uit hem komen en dan als een schok komt het besef bij haar binnen: de zoon van Ramon heeft het niet gehaald. Hoelang hij al niet meer ademt kan ze niet nagaan, maar deze vrouw voor haar weet waarschijnlijk het antwoord. Zij is niet enkel om Ramon aan het treuren.

Sinne voelt een golf van onrechtvaardigheid over haar heen slaan en dan barst er iets van binnen. Ze kan zich niet meer goed houden, zou willen brullen van onmacht, maar uit respect voor deze vrouw laat ze alleen haar tranen vloeien. Waarom moet het zó zwaar zijn! Het is vreselijk oneerlijk en ontmoedigend. Hoe moet een mens uit zo'n situatie opstaan en in staat zijn om verder te leven?

Sinne huilt voor deze vrouw, maar ook voor Tonio, voor Toran, voor zichzelf en voor het verlies van de wereld. Ze huilt omdat op dit moment er geen woorden zijn, omdat ze machteloos is en huilen het enige is dat ze wel kan doen. Misschien kunnen haar tranen een troost zijn. Misschien voelt deze gebroken vrouw dat ze niet alleen is in haar verdriet.

***

De volgende dag is er een grote verbranding en Ramons zoon wordt tegelijkertijd met zijn vader meegenomen in de ceremonie. Loura, zijn vrouw, die eerder haar ogen uitgehuild had bij Sinne, is nu stil en schijnbaar ongeroerd. Voor haar is deze ceremonie net zo betekenisloos als het eerder voor Tonio en Sinne is geweest toen zijn moeder ter vuur werd gedragen.

Je ziet aan haar dat ze niet de bereidheid heeft de mensen om haar heen ook maar iets te geven van zichzelf. Zij die alleen maar genomen hebben krijgen niets meer van haar. En dus zal Loura geen traan laten. Sinne die naast haar staat tijdens de plechtigheid kan er alleen maar begrip voor opbrengen.

Aan de overkant ziet ze een onrustige Tonio staan die af en toe schichtig hun kant opkijkt. Toran is afwezig. De oude, barbaarse Toran zou namelijk niet geïnteresseerd zijn en vooralsnog heeft hij die dekmantel nodig totdat er een plan ligt met een goede kans van slagen. Dat is namelijk wat deze mensen verdienen en niets minder dan dat. Zowel Toran als Sinne zijn daarvan doordrongen.

Het lijkt erop dat Tonio en consorten geen lange termijn in het vizier hebben. Zij handelen primair op alles wat er om hen heen gebeurt. Ze zijn boos, en dat is volledig terecht. Ze zijn gefrustreerd en dat is meer dan begrijpelijk. Het is alleen jammer dat ze steeds verder van zichzelf verwijderd raken. Zonder dat ze het doorhebben laten ze zich door de omstandigheden definiëren en vergeten langzaam maar zeker wie ze diep van binnen zijn.

Sinne heeft Loura aangeboden bij hen te komen wonen, maar dat heeft ze afgeslagen. Ze was er pertinent in en misschien is dit beter zo nu de verhoudingen tussen Tonio en haar onzeker zijn. De arme vrouw wilde niet eens op bezoek komen.

Loura zal naar alle waarschijnlijkheid een vermoeden hebben richting Tonio en die is niet ongegrond, Sinne is niet naïef. Ze weigert alleen in dit stadium haar beste vriendje van zoiets onmenselijks te verdenken. Ze zou dan precies hetzelfde doen als hij laatst naar haar toe heeft gedaan. Ze zou geen vertrouwen tonen, geen vragen stellen en enkel aannames doen. Toch voelt het niet goed in haar buik, helemaal niet goed. De knoop die daar zit wordt met de dag strakker aangetrokken en ze weet dat ze binnenkort een confrontatie kan verwachten.

Na de ceremonie wandelt ze naar Torans tent om bericht te geven van de aanvang van haar dienst. Feitelijk meldt ze zich al een poosje niet meer voor diensten. Vandaag hoopt ze hem even alleen aan te treffen, zodat ze eindelijk eens wat af kunnen spreken. Maar ze vangt bot. Er zijn andere kampofficieren bij hem en ze krimpt ineen als ze zijn gebrul naar hen toe moet aanhoren. Hij speelt het goed. Ze vindt het pijnlijk dat hij in dit stadium van zijn leven zijn ware aard moet verloochenen.

Hij kijkt haar kort aan en als de officieren even wegkijken geeft hij haar een knipoog en een glimlach. Daar wordt haar humeur direct beter van en ze lacht heimelijk terug. Het gesprek zal een andere keer moeten plaatsvinden en teleurgesteld loopt ze naar de voorraadtent voor haar spullen.

Het is een warme dag. Warmer dan anders en bij haar loopje naar sectie één begint het zweet al van haar voorhoofd te parelen. Dit belooft een lange dag te worden. Ongeruste gedachten vormen zich onderweg over haar relatie met Toran en ze vraagt zich steeds opnieuw af wat er bekend is in het kamp. Ze had verwacht dat het nieuws van hun samenspannen of haar overlopen inmiddels gemeengoed zou zijn, maar niets lijkt minder waar. De dag ontrolt zich niet anders dan anders.

Misschien houdt men zich gedeisd na wat er allemaal is voorgevallen. De 'Ramon-situatie' moet eerst verwerkt worden waarschijnlijk en het beste voor het regime zou zijn, en niet anders voor het verzet overigens, is dat men zo snel mogelijk vergeet dat een kamper op mysterieuze wijze omgekomen is. Toch had ze verwacht wat valse blikken toegeworpen te krijgen en ze is verbaasd dat ze vanochtend bij de ceremonie juist het tegenovergestelde ervaren heeft. Ze voelde een zekere kameraadschap onder de mensen die er waren. Ze stond naast Loura en dat zal zeker geholpen hebben. Het is Sinne ondertussen duidelijk dat zij een graag geziene persoon is in het kamp en men respect voor haar heeft. Dit verklaart ook waarom de opkomst zo hoog was.

In gedachten verzonken komt ze aan bij de latrines waar ze eerder zo blij verrast was geweest door de aanblik van de kleine lila bloem met haar dappere vooruitstaande blaadjes. Voordat ze begint met de schoonmaak besluit ze eerst even om het hoekje te kijken.

Ze had niet verwacht dat de dag nog treuriger kon worden, totdat ze het bloempje vertrapt met haar hoofdje verslagen in het zand ziet liggen. Er is geen redden meer aan. De kern van de bloem is duidelijk door een zool van een voet vertrapt en versmeert. De steel is losgeraakt van de bodem waar toch al weinig voor haar te halen viel en overleven is daardoor kansloos geworden. De knoop in haar buik kan niet nog veel strakker. Ontredderd pakt ze het hoopje ellende op en gooit het in haar emmertje. Daar hoeven anderen niet ook nog eens naar te kijken.

Ze dubt over de hele materie terwijl ze doorloopt naar haar volgende werkplek. Sectie twee is meestal een behoorlijk zootje. Het heeft er waarschijnlijk alles mee te maken dat er veel jongeren en kinderen in dat stuk van het kamp leven. Met tegenzin loopt ze sneller dan normaal die kant op, om er ook eerder weer vanaf te zijn. Haar loopje wordt een drafje. Ze begrijpt van zichzelf niet waarom ze zo overdrijft met dit warme weer en voelt de emmer licht tegen haar been aan bonken. Wanneer heeft ze voor het laatst gerend? Het komt eigenlijk niet voor.

Alles hier lijkt zich in hetzelfde tempo te voltrekken. Dat is waar het gevoel van verstikking vandaan komt, niet de muren van het kamp, maar de gevangenis van de tijd zelf.

Op Omaria bewoog tijd niet van A naar B, maar tussen verschillende vormen: dag naar nacht, open naar gesloten, zonder ooit bij de uitersten te blijven. Die constante beweging tussen polen maakte haar vrij. Je hoefde geen positie te kiezen omdat alles vanzelf verschoof.

Hier is alles gefixeerd. De regels, de tijd, zelfs de rebellie volgt vaste patronen. Er is geen beweging tussen polen mogelijk. Je bent óf gehoorzaam óf opstandig, je valt óf binnen óf buiten de norm. De ruimte ertussen bestaat niet.

Misschien is dat de echte gevangenis: niet dat je moet kiezen tussen twee polen, maar dat beweging ertussen onmogelijk is gemaakt. Zoals een vlinder die vastgeprikt zit in een vitrine, haar vleugels zijn er nog, maar de vlucht is voorgoed verloren.

Sinne gooit haar emmertje vlak voor de toiletunit neer en hijgt hard in en uit. Ze heeft geen conditie, beseft ze en dat is best confronterend. Ze leunt tegen de buitenmuur van de tent, net om de hoek waar een klein stukje schaduw valt. Terwijl ze langzaam haar adem hervindt, hoort ze stemmen dichterbij komen. Ze klinken jong en Sinne blijft bewegingloos zitten. Ze heeft even geen zin in koetjes en kalfjes of commentaar op haar werkzaamheden.

Het zijn twee jongens van amper zestien jaar die naast elkaar op de verhoging gaan staan om zichzelf te ontdoen van het teveel aan vocht. Ze zijn uitbundig gestemd en verheugen zich duidelijk ergens op. Sinne blijft rustig zitten. Ze zullen niet lang blijven en dan kan ze aan de slag. Maar dan hoort ze Torans naam vallen. Ze houdt haar adem in om elk woord te kunnen verstaan, maar heeft het belangrijkste al gemist. Sinne voelt bezorgdheid opkomen. Iets in haar is gewaarschuwd, al kan ze niet duiden wat precies.

Ze wacht tot de jongens weer uit het zicht zijn verdwenen en doet dan iets totaal onverwachts. Ze laat haar werk acuut uit haar handen vallen en loopt zo snel mogelijk terug naar de hoofdtent.

En daar ontvouwt zich een tafereel dat ondanks Sinnes alarmerende intuïtie alsnog rauw op haar dak valt. Toran ligt bewegingloos met zijn ogen dicht tussen voorraadtent en hoofdtent in met zijn handen bij elkaar gebonden. Een koude angst grijpt haar naar de keel. Haar hart hamert tegen haar ribben en voor één verschrikkelijk moment denkt ze dat hij dood is. Ze wil een kreet slaken, maar houdt deze op tijd in. De paniek kolkt door haar heen terwijl ze haar ogen niet van zijn roerloze gestalte kan afwenden.

Ze hoort voetstappen vlak achter zich en haar overlevingsinstinct neemt het over. Ze loopt snel de voorraadtent in om zich te verstoppen achter het hoekje van het zeil. Haar adem gaat snel en oppervlakkig, terwijl ze zich probeert te vermannen, ondanks de beelden van Toran die door haar hoofd blijven spoken.

Het gepraat komt dichterbij en dan herkent Sinne één van de stemmen. Een vlaag van woede verdringt haar angst. Zonder te aarzelen stapt ze de hoek om.

"Loura? Wat is hier in godsnaam aan de hand?!"

De dame in kwestie schrikt achteruit. De grote man naast haar stapt meteen voor haar, zijn hand gaat dreigend naar zijn heup. Dit is duidelijk niet de eerste keer dat hij haar beschermt.

Sinne doet haar handen omhoog, hoewel iedere vezel in haar lichaam schreeuwt om naar Toran te rennen.

"Het is goed, Horak." Loura legt haar hand op zijn arm en de man ontspant enigszins, stapt opzij. Ze komt op Sinne af en raakt even haar hand aan. Het is een vriendschappelijk gebaar dat niet past bij de spanning in haar ogen.

"Sinne. Dit had je niet mogen zien." Ze zucht en pauzeert even. Sinne wil het liefst alles bij elkaar schreeuwen, maar ze voelt aan alles dat het haar slechts verder van huis zal brengen.

En dan spreekt Loura met zachte, vriendelijke stem: "Ik weet lieve kind dat jullie elkaar gevonden hebben, onder ongewone omstandigheden. En het is mij meer dan duidelijk dat jij een goed hart hebt. Je zult daarmee op een bepaalde manier wellicht zijn ogen ook wat geopend hebben, maar voor zover ik kan inschatten niet genoeg mijn kind. Ramon is er namelijk niet meer...", en de vrouw slaat kort haar oogleden neer. Als ze weer opkijkt, ziet Sinne de pijn in haar ogen. "Wij hebben uit betrouwbare bron dat Toran daar schuldig aan is en dat het naar alle waarschijnlijkheid is uitgevoerd door een van zijn trawanten."

Sinne ademt uit en had niet door dat ze deze ingehouden had. "Nee!", roept ze, "Dat kan niet! Je vergist je!" Loura kijkt haar nu met medelijden in haar ogen aan en Sinne begrijpt dat ze al overtuigd is van de situatie zoals deze haar door anderen is gepresenteerd. Ze ziet nu slechts een jong en naïef meisje voor zich die zich vastklampt aan een prille verliefdheid.

De vrouw slaat een arm om Sinne heen en legt haar hand op haar wang. "Lief meisje, je kunt helaas niet iedereen repareren met de liefde. Sommigen van ons zijn al te ver heen." Ze kijkt daarbij als een moeder die haar dochter gezond verstand probeert bij te brengen. "Mag ik je meenemen naar een plek waar we even wat beter kunnen praten?"

Sinne wordt er opstandig van. Eerst moet Toran losgelaten worden en wat hebben ze met hem gedaan?! Is hij bewusteloos of erger nog? Maar ze ziet in Loura's ogen dat zij vastberaden is: Toran blijft waar hij is.

Sinne loopt ietwat verslagen achter de bazige vrouw aan naar een tent waar ze nooit eerder geweest is. Er zitten een paar heren op kratjes in een hoek met elkaar te discussiëren die meteen hun mond houden als de dames binnen komen. Alsof het afgesproken is staan ze in één beweging op en lopen langs hen naar buiten. In het voorbijgaan krijgen ze nog een korte knik als groet. Wat een rare bedoeling. Wie is deze vrouw eigenlijk? Heeft Loura dit effect op iedereen?

Ze wijst naar het hoekje en gebaart Sinne plaats te nemen. Dan pakt ze het eerste het beste kratje en gaat tegenover haar zitten. Een jong slank meisje komt binnen. Sinne schrikt ervan. Zij buigt even haar hoofd naar Loura, die vriendelijk naar haar glimlacht en een kort gebaar maakt met haar vingers die Sinne niet kan ontcijferen.

Het meisje verdwijnt en komt terug met twee glazen ietwat troebel water en een map die ze Loura overhandigt, waarna ze de glazen voor hen op het tafeltje zet. Sinne merkt op dat dit water niet is wat ze de afgelopen tijd gewend is geweest. Dat hoeft verder niemand te weten en ze neemt voorzichtig een slokje, hopend dat haar lichaam er niet te acuut op reageert. Snel zet ze het glas weer terug.

"Dank je", zegt ze beleefd. Iets anders komt niet in haar op. Ja, ze wil van alles zeggen, roepen, maar het heeft toch geen zin. Loura kijkt haar diep in de ogen en geeft dan de map aan haar.

"Wist jij hiervan?", zijn haar woorden. Sinne opent de map voorzichtig en kijkt naar een levendige schets van een klein teer lila bloempje. Eentje die ze eerder heeft gezien en ze slikt haar onbehagen weg. Is dit het bloempje dat ze net heeft moeten opruimen? Boven de tekening staat een korte tekst: "WIJ ZIJN MEER WAARD!" En helemaal onderaan in het hoekje een jezus-kruis, of is het een T? Moeilijk te zeggen, het kan een slordige T zijn denkt ze.

"Ik weet niet precies wat je me vraagt Loura, maar ik wil naar jou toe graag eerlijk zijn. Al maak ik me wel zorgen of wat ik je vertel echt in vertrouwen is?" De vrouw trekt één wenkbrauw op en een zachte glimlach verschijnt om haar lippen.

"Ja", zegt ze voorzichtig, "Dit gesprek is in vertrouwen. Maar ook ik moet eerlijk zijn Sinne. Ik ben niet de enige hier die belangen heeft bij eventuele informatie die jij voor ons hebt. Ik ben verbonden aan een groep mensen die allemaal gebaat zijn bij wat meer achtergrond en jij lijkt nauw betrokken te zijn bij twee van onze grootste obstakels."

Nu is het Sinne's beurt om haar wenkbrauw op te trekken. "Twee grootste obstakels?", herhaalt ze vragend. De vrouw verschiet van kleur.

"Hè..., wat erg, ik praat over ze alsof ze geen mensen zijn, maar... naja... ik..." Loura stottert en Sinne ziet wat onzekerheid door de facade heen sijpelen. Ze heeft zich groot kunnen houden, maar dat lukt maar tot zover. "Ik... het spijt me lieve kind...", en weer valt ze stil.

Sinne knikt alsof ze het begrijpt en in zekere zin doet ze dat ook wel, maar ze heeft het ondertussen wel over haar twee allerbeste vrienden! Misschien is het goed om Loura alles te vertellen wat ze weet.

"Ik wil je het verhaal van Toran wel vertellen, maar..." Sinne aarzelt, zoekt naar woorden. "Heb je wel eens gedroomd dat je kon vliegen? Zo echt dat je bij het wakker worden teleurgesteld was dat het voorbij was?"

Loura knikt langzaam, haar ogen vernauwen zich licht.

"En heb je je wel eens afgevraagd of die droomwereld minder echt is dan deze? Of dat we gewoon hebben afgesproken dat déze wereld de echte is?"

"Waar wil je naartoe, Sinne?"

"Ik probeer je voor te bereiden op wat ik ga vertellen. Want wat ik over Toran weet, speelt zich af in een wereld die de meeste mensen een fantasie zouden noemen. Maar voor Toran en mij is het in zekere zin reëler dan dit kamp. Die andere dimensie, met haar eigen regels, laat zien hoe willekeurig de werkelijkheid hier eigenlijk is."

Sinne kijkt Loura recht aan. "Als ik je dit vertel, zul je denken dat ik gek ben. Of dat Toran gek is. Maar ik vraag je om te luisteren alsof het waar zou kunnen zijn. Wil je dat alsjeblieft proberen?", en Sinne beseft zich dat ze niet meer van deze serieuze dame voor haar kan vragen.

---

En dat is wat Sinne doet. Ze vertelt het hele verhaal. Ze vertelt over de historie van de koningen en koninginnen, over het feit dat Toran hun nageslacht is en in gevangenschap is gedaan. Ze vertelt over haar tripjes naar Omaria en hoe ze Toran zover heeft gekregen mee te komen naar huis, nadat zijn boeien van de toverspreuk opgelost leken te zijn.

Ze vertelt ook over Tonio, die werkelijk tien jaar oud is maar gevangen zit in het lichaam van een oude man: dezelfde vloek, andere uitwerking. Een kind dat volwassen is geworden, volwassen ideeën heeft geadapteerd, maar feitelijk geen raad weet met zijn kinderlijke frustraties. Wat we te zien krijgen zijn de emoties van een kind dat niet begrijpt waarom zijn wereld zo wreed is geworden.

Ze eindigt met haar vermoeden dat de dualiteit zelf de gevangenschap is. Niet dit kamp, niet Omaria, maar het denken in tegenstellingen - echt versus onecht, hier versus daar, wakker versus droom. En ze heeft geen idee hoe aan die denkwijze of constructie van werkelijkheid te ontsnappen. Ze heeft amper notie hoe de constructie werkt.

"Je merkt wel, dierbare beschouwer, dat ze zich helemaal bloot geeft aan Loura in de hoop dat deze vrouw haar gelooft en met haar wil zoeken naar antwoorden. Heeft ze in Loura een medestander gevonden? Ze moet iemand kunnen vertrouwen en blijkbaar is het moment daar om dit verhaal uit handen te geven. Ze kan het alleen niet meer dragen. Bovendien staan de levens van haar dierbaren op het spel."

20. EEN ONWAARSCHIJNLIJK VERBOND

Toran wordt de tent binnen gesleept door twee grote mannen. Hij hangt slap tussen hen in, zijn hoofd naar beneden, doordrenkt van zweet en bloed. Ze laten hem op de grond vallen.

"Genoeg," zegt Loura scherp. De mannen kijken opstandig maar vertrekken.

Sinne wil naar Toran toe schieten, maar Loura's blik houdt haar tegen. "Laat hem even. Hij komt wel bij." En inderdaad - na enkele minuten begint Toran te kreunen. Zijn ogen openen zich, focussen moeizaam. Sinne knielt naast hem, helpt hem overeind tegen een kratje.

"Toran... wat hebben ze met je gedaan?"

Hij probeert te glimlachen maar de pijn wint het. "Ik... leef nog." Zijn stem is schor. "Dat is meer dan ze voor ogen hadden."

Loura observeert hen vanaf de achtergrond, haar gezicht onleesbaar.

De vrouw neemt het woord en richt zich tot Toran. "Het feit dat je hier nu zit, heb je aan Sinne te danken. Ik waardeer haar enorm en ben haar in zekere zin dank verschuldigd. Dat is de reden dat ik het verhaal over jou, over jullie heb willen aanhoren. Nu is het jouw beurt Toran."

Ze ademt diep in voor ze vervolgt. "Ik moet eerlijk zijn: Sinne's verhaal is uiterst merkwaardig en ik heb geen idee wat ik ervan moet denken, maar als jij het los van haar kunt verifiëren, dan..." Ze houdt even in, zoekt naar woorden. "Dan weet ik het ook even niet", bekent ze een tikje verloren.

Terwijl Toran zijn verhaal vertelt, wordt Sinne zich bewust van de manier waarop de tentflappen bewegen. Het valt haar op dat de mensen die langslopen hun pas vertragen en even blijven hangen. Het respect dat Loura afdwingt is voelbaar. Deze vrouw heeft de macht om hen te maken of te breken... en dat besef bezorgt Sinne de rillingen.

Loura kijkt verward als Toran met onderbrekingen door de pijn die af en toe oplaait zijn verhaal doet. Aan het einde ervan ontsnapt haar een diepe zucht en ze staat abrupt op van haar kratje.

Sinne is ontroerd door Torans openheid, zo anders dan de gesloten man die ze kent. Het was niet niets om op te biechten. Nu het hele verhaal op tafel ligt, vallen voor haar eindelijk de puzzelstukjes op hun plaats.

Zo bleek zijn verval op Omaria verbonden met de rode-kogel-vogels, maar niet zoals Sinne had verwacht. Hij had ontdekt dat hun achtergelaten sporen, gedroogd en verpulverd, een vreemde uitwerking hadden. Een korte vergetelheid, een moment van vrede in zijn gekwelde geest. De ironie ontgaat haar niet: de koning van de vogels, verslaafd aan wat zij achterlieten.

"Hoe diep ben je gegaan, Toran?" vraagt ze zacht.

"Diep genoeg om ze in huis te halen," antwoordt hij schor. "Diep genoeg om mijn vrienden tot vijanden te maken."

Sinne pakt Torans hand beet en ze kijken elkaar aan alsof er niets of niemand anders is. Dan schraapt Loura zachtjes haar keel en als beide zich plotseling weer bewust worden van haar aanwezigheid voelt Sinne de blosjes naar haar wangen trekken. "Het spijt me", zegt ze binnensmonds.

Loura kijkt haar met grote vochtige ogen aan: "Waar moet jij je voor excuseren lieve kind? De kans is groter dat ik dat moet doen, maar ik doe het niet!" Met die opmerking verrast ze het tweetal.

"Ik zou willen dat ik mijn liefde aan mijn zijde had... het is het mooiste wat er is. Wat jullie samen hebben is iets wat gekoesterd mag worden. Ik zie aan jullie en voel dat er hier geen spelletjes worden gespeeld. Ik geloof dat het verhaal dat jullie me verteld hebben waar is, waar is voor júllie in ieder geval."

Ze ademt diep in voor ze vervolgt. "Toch kan ik geen spijt betuigen voor de acties van de afgelopen dagen. We hebben te maken met een vreselijk regime, een bijna ondoordringbaar web van regels en machtsspelletjes, die geen van ons dienen. Wij zijn slechts de werkmieren. We mogen er zijn bij de gratie dat we doen wat ons verteld wordt, we ijverig zijn, niet te veel vragen stellen en zeker niet moeilijk gaan doen."

Haar blik verplaatst zich naar Toran. "En jij Toran hebt daar een grote rol in gespeeld. Jij bent lange tijd een zeer toegewijde soldaat geweest van de machthebbers. Ongewild, zeg je?" Een wenkbrauw gaat omhoog. "Misschien. Maar onwetend? Dat betwijfel ik. Koningin Tatuma hebben we al lange tijd niet gezien en koning Toran zou zijn doorgedraaid, werd ons verteld. Dat jij koning Toran al die tijd al bent geweest, dat heeft geen van ons kunnen vermoeden. Waarom zou een koning zich ophouden in het kamp en er zo verwaarloosd bij lopen? Toran is een gangbare naam. Niemand heeft de link gelegd."

"Dus hoe gaan we nu verder?" zegt ze terwijl ze haar blik van Toran naar Sinne beweegt. "Ik weet niet wat ik van jullie verhaal moet maken. Het is behoorlijk ver gezocht en tegelijkertijd onmogelijk om bij elkaar te verzinnen. Ik ga hierbij op mijn gevoel en die zegt me dat jullie je vanuit de waarheid bewegen, al begrijp ik niet goed wat die waarheid inhoudt. Misschien is het een kwestie van perspectief of interpretatie, hoe dan ook, we kunnen dit verhaal bij niemand anders kwijt. Het zou enkel leiden tot ongeloof, verwarring en boosheid. Ze zullen het gevoel hebben voor de gek te worden gehouden."

Ze pauzeert even.

"Als ik naar voren kom en zeg dat ik jullie ondersteun dan ben ik mijn geloofwaardigheid in één keer kwijt en dat kunnen we ons niet veroorloven. Ik kan jullie dus niet openlijk bijstaan, vooralsnog niet."

"We moeten iets verzinnen op jouw 'ontsnapping' Toran, want als ze denken dat ik je heb laten gaan dan krijg ik het flink aan de stok met mijn achterban. En dan de allerbelangrijkste vraag: hoe gaan we dit alles ten goede keren? Hoe kunnen we zonder dat de kampers er aanstoot aan nemen onze krachten bundelen, zodat we verandering teweeg kunnen brengen? Als ik het goed heb begrepen is dat ook jullie wens?"

Sinne kan zo snel niet een antwoord formuleren, dat lijkt in dit stadium ook teveel om van het tweetal te verwachten. Toran beseft dat en richt zich met zichtbare moeite tot Loura, zijn hand gaat even naar zijn ribben:

"We hebben een plek nodig waar we ons een poosje gedeisd kunnen houden. We moeten niet steeds tegen handlangers van het regime aan lopen of verzetsmensen, want beide kunnen ons bloed wel drinken. We hebben tijd nodig om het allemaal op een rij te zetten en in overleg tot een goed plan te komen. Sinne en ik hebben elkaar zelfs nog niet gesproken sinds ik volledig terug ben in het kamp."

Loura knikt. "Dat kan ik regelen. Het zal alleen geen luxe worden," en ze kijkt daarbij vooral met een scheef oog naar Sinne, dan naar Torans gezwollen gezicht. "Al lijkt comfort jullie minste zorg op dit moment."

Sinne knikt beamend, "Natuurlijk niet."

"Dan is er de vraag van de communicatie. Hoe bereiken wij jou, zonder dat jij risico's loopt?" vraagt Toran op de man af.

"Ook dat regel ik. Ik heb een meisje rondlopen dat ik vertrouw. Zij zal af en toe bij jullie langskomen om eten en drinken te brengen en dan kan ze een boodschap mee terugnemen. In geval van nood stuur je Sinne mijn kamp in. Ik zal zorgen dat zij te allen tijde eerst bij mij gebracht wordt." Ze richt haar blik nadrukkelijk op Toran. "Toran, jij mag onder geen enkele voorwaarde in mijn kamp komen. Ik kan op dit moment niet garanderen dat je er levend weer uit komt."

Sinne slikt een brok in haar keel weg bij die woorden, Toran daarentegen vertrekt geen spier.

"Dan blijft een vraag openstaan die mij, zoals jullie waarschijnlijk kunnen begrijpen, onophoudelijk bezighoudt: Wie heeft mijn man vermoord en waarom? Als jij het niet was Toran, dan kan ik alleen maar uitkomen bij Ton."

Sinne hoort deze afkorting voor het eerst. Ze kan niet nalaten te denken dat het een verstandige zet is geweest van Tonio om zijn naam af te korten.

"Wil je nog een de map pakken, Sinne, en deze rustig doorkijken. De inhoud komt allemaal van zijn hand." Ze kijkt er ernstig bij en iets in Sinne zegt haar dat ze de map dicht moet laten, maar dan zou ze haar hoofd in het zand steken. Ze pakt daarom de bovenste van de stapel en geeft de tekening na een korte blik van herkenning door aan Toran die tussen zijn tanden fluit van waardering: "Wat een mooie stijl heeft hij!"

Sinne kijkt hem dankbaar aan en knikt: "Hij is altijd een goede tekenaar geweest."

Maar zoals Loura's woorden al deden vermoeden worden de beelden naarmate de stapel kleiner wordt steeds grimmiger en de teksten opruiender. De laatste laat geen enkele ruimte voor verbeelding over en roept op tot zeer gewelddadig verzet. Op de tekening staat een man gebogen over een andere man trappen uit te delen. Sinne heeft haar hand voor haar mond geslagen en begrijpt niet hoe dit uit de pen kan komen van een tienjarige jongen. Ze wil hem niet verontschuldigen, maar de woorden zijn eruit voor ze er erg in heeft. "Hij heeft zoveel verloren. Dit is pure frustratie die eruit komt..."

Loura kijkt haar aan en knikt begrijpend. "Ja, dat denk ik ook. Frustratie is een krachtige energie die tot waanzin kan leiden. De mensen die hem volgen zijn al zo lang hongerig en boos..." Ze pauzeert. "Ramon liet zich ook leiden door die woede, en jullie weten hoe dat eindigde. Ik wil Tonio niet direct veroordelen, maar hij móét wel bevraagd worden. Dat ben jij toch met mij eens?"

Sinne knikt onwelwillend. De tranen springen uit haar ogen en ze voelt zich als een moeder wiens zoon ontspoord is: ze voelt zich verantwoordelijk. Het schuldgevoel ligt als een zware deken over haar heen.

***

Loura heeft haar belofte gehouden. Sinne en Toran verblijven in een behoorlijk gammele tent, maar zijn voor het eerst sinds terugkomst uit Omaria ongestoord samen. Ze krijgen eten, drinken en tijd. Tijd om op adem te komen en eindelijk de gesprekken te voeren die al lang aan bod hadden moeten komen. Zolang ze in de tent blijven lopen ze geen risico betrapt te worden. Er zijn twee dikke dekens op de grond neergelegd die als bedden dienen, comfortabel is het niet en toch is Sinne dankbaar. Eindelijk mag ze Toran volkomen leren kennen, zonder terughoudendheid en in al zijn facetten. Ze verlangde allang naar dit moment en nu hij hier zo voor haar zit kan ze amper geloven van hoever ze zijn gekomen.

"Waar denk je aan?" de diepe stem van Toran haalt haar uit haar gedachten.

"Aan jou", zegt ze verlegen. "Er is zoveel aan jou waar ik nog geen weet van heb en toch voelt het alsof we al een eeuwigheid samen hebben doorgebracht. Het is gek."

Ze zitten samen op het provisorische bed en Sinne voelt zijn nabijheid als nooit tevoren. Ze wordt er zenuwachtig van.

"Ik voel me vereerd", zegt Toran plagend. Zijn blik is intens en het groen in zijn ogen licht op.

Hij blijft haar in stilte aankijken en Sinne voelt de belofte in de lucht hangen. De tijd vertraagt zoals het ook kon doen op Omaria als Toran met zijn hand naar voren reikt en zachtjes haar gezicht aanraakt. Hij strijkt met zijn duim over haar wang, haar jukbeenderen, over haar kaak. Zijn blik is onderzoekend alsof hij haar nu voor het eerst ziet.

"Het lijnenspel in je gezicht is bijzonder Sinne. Je hebt een bijna buitenaardse schoonheid en ik heb moeite mijn ogen van je af te houden..." zegt hij met schorre stem.

Zijn woorden begeleiden zijn aanrakingen alsof ze zelf ook aanrakingen zijn en Sinne voelt een tinteling door haar hele lichaam gaan. Zijn duim strijkt nu over haar onderlip en ze ziet Torans blik donkerder worden als hij zich vooroverbuigt en op precies de plek waar hij haar aanraakte een zachte kus geeft. Sinne huivert en haar lippen wijken uiteen. Het is een uitnodiging die Toran gretig aanvaardt. Hij drukt zijn lippen volledig op de hare en ontketent daarmee een verlangen dat het tweetal tot diep in de nacht bezig zal houden, totdat ze verstrengeld in elkaar, volledig uitgeput, in slaap vallen.

***

Toran draait rond in het water wat glittert en glinstert en hem verscheurt in de wanhoop. Hij probeert eruit te klimmen aan de kleine steiger. De schuimkoppen trekken hem steeds weer terug in het water waar zijn emoties ondertussen met hem aan de haal gaan. Het is een martelgang, een helse herinnering aan iets wat hij eerder heeft moeten doorstaan... Dan van het één op het andere moment vliegt hij hoog boven het wateroppervlak op zijn trouwe vriendin Dali en is de angst en de pijn van verlies volledig verdwenen. Omaria is zoals hij het kent, maar in een uitgeklede versie. Net alsof hij er nooit geweest is, alsof hij hier nooit heeft bestaan, alsof deze wereld een ander toebehoort. Het wateroppervlak is rustig en als een spiegel zo glad, bijna alsof het geen water is. Dali speelt met hem. Ze maakt een looping met zoveel snelheid dat zelfs Toran, die wel wat gewend is, zijn hart vasthoudt. Ze lijkt niet helemaal in balans, haar gekke toeren zijn wat rigoureus en enigszins ongecontroleerd. Maar de kriebels in Torans buik getuigen van plezier en het samenzijn met Dali is op een bepaalde manier verzoenend. Dan let hij even niet op en glijdt in een wat malle beweging van het dier naar beneden en wordt via haar staart een wolk in gekatapulteerd.

De zachtheid van de wolk vangt hem op en het voelt alsof hij gewiegd wordt. Slaperigheid overvalt hem. Terwijl hij langzaam wegzakt, blijft zijn bewustzijn gek genoeg aan staan. Om zich heen ziet hij allemaal bellen, waarvan één eruit springt alsof deze licht geeft. Toran pakt hem vast en dan spat de bel midden in zijn gezicht kapot.

Zonder enige aankondiging lost de wolk om hem heen op. Ineens staat hij in een grote heldere ruimte met een verwarmde marmeren vloer onder zijn blote voeten. Het is er stil en leeg totdat hij voetstappen aan hoort komen. Verstopppen - snel! Hij duikt achter een zware vierhoekige pilaar waar hij stil blijft staan. Het geluid van voetstappen komt dichterbij en dan komen hun stemmen binnen gehoorsafstand.

"…gaat ons problemen opleveren… de koning heeft ware liefde gevonden en nu heeft mijn toverspreuk zijn grip verloren op hem... Ten eerste leek het me onmogelijk dat hij daarheen kon ontsnappen en nog onmogelijker leek het mij dat een meisje hem daar zou kunnen vinden…"

De vrouw lacht wrang. Een afkeurende stem klinkt: "Mijn hemel Mara! Je kunt hem toch zo weer vangen met een nieuwe spreuk?"

Toran herkent de stem meteen als die van Tatuma. Ze klinkt behoorlijk geërgerd.

"Op dit moment even niet mevrouw de koningin", het venijn druipt van de woorden af, "...hij is verstrikt geraakt in iemand anders netten en daar had ú een stokje voor kunnen steken, maar u vond het onwaardig om uw huwelijkse plichten aan de koning te vervullen… tja, wat kan een tovenares dan nog doen… Als u geluk heeft, komt de koning er zelf nooit achter wat voor implicaties uw nalatigheid heeft voor het leiderschap."

Mara kijkt haar vanuit haar ooghoeken aan en glimlacht een klein achterbaks lachje. Tatuma laat een geïrriteerde zucht horen en draait zich van de sluwe vrouw weg. Geagiteerd loopt ze een gang in en verwijdert zich met rasse schreden van de tovenares.

De heks blijft blijkbaar daar staan, want Toran hoort niets meer, totdat ineens achter hem het geluid van een schelle stem hem de stuipen op het lijf jaagt. Hij draait zich met een schok om en ziet Mara hem met vrijwel dichtgeknepen ogen aankijken. Ze laat een lange stilte vallen. HIj heeft de neiging weg te rennen, maar wat zou ze aan kunnen richten, dit is toch maar een droom? Een hele lucide droom weliswaar. Haar schrille stem klinkt behoorlijk echt!

"Je hebt jezelf overtroffen, Toran. Je hebt het onmogelijk mogelijk gemaakt en dat had ik niet achter je gezocht. "Ik heb je daarom iets in handen gegeven waar je hopelijk wijs gebruik van zult maken. Beschouw het als... compensatie voor haar nalatigheid. Als zij haar plichten had vervuld, was dit niet nodig geweest. Mocht je besluiten nog eens mijn droomwereld binnen te dringen dan beloof ik je dat ik minder gastvrij zal zijn!"

Toran kijkt de vrouw aan en begrijpt dat hij alleen niet tegen haar opgewassen is en hij blij mag zijn er zonder kleerscheuren vanaf te komen. Hij wil graag nog iets te weten komen van haar, maar kan het haar onmogelijk op de man af vragen, dus probeert hij het met een omweg.

"Ik heb begrepen dat Tonio zijn oog heeft laten vallen op een oud besje in het kamp... de liefde maakt het je alweer niet makkelijk. Nog even en je hebt geen marionetten meer over."

Zijn ingehouden woede maakt van deze complete onzin blijkbaar iets geloofwaardigs want ze glimlacht fijntjes en zegt dan: "Laat dat maar aan mij over meneer de koning, daar hoef jij je mooie hoofdje niet over te breken," en met die woorden draait ze zich om en verdwijnt.

Toran wil hier geen seconde langer meer blijven en rent zo snel mogelijk naar de uitgang. Ver komt hij alleen niet... De wereld waarin hij tevoorschijn is gekomen verdwijnt even snel als het gekomen is en voor Toran het goed en wel doorheeft, heeft Dali hem opgepikt van de wolk. Hij kan zich nu alleen niet meer helemaal overgeven aan hun vrolijke weerzien. Hij moet wakker worden, hij heeft geen tijd te verliezen...

***

21. TUSSEN DROOM EN DAAD

Zodra Toran zijn ogen opent wil hij Sinne wakker schudden om zijn droom voor te leggen. Ze ligt alleen zo vredig te slapen dat hij het niet over zijn hart kan krijgen.

Hij gaat op zijn zij liggen en kijkt naar haar. Na vannacht, waarin zij zich volledig aan hem toevertrouwde... Hij wil met haar trouwen, dringt het tot hem door. Geen twijfel. Met Tatuma was het een nachtmerrie, maar dit…, dit voelt anders.

Nu moet hij niet te hard van stapel lopen, want iets aan deze droom van hem is nogal zorgwekkend en hij is niet achterlijk. Mara is voor geen meter te vertrouwen, dus waarom zou ze deze kaart zo gespeeld hebben? Wat is de adder onder het gras? Toch kan hij zijn opwinding niet onderdrukken: hij heeft een wapen. Hij ís de wettige koning en Tatuma's claim vervalt zodra hun huwelijk nietig wordt verklaard.

Sinne woelt in haar slaap. Hij kan het niet laten en trekt haar tegen zich aan, streelt haar arm. Even wordt ze onrustiger, maar dan nestelt ze zich tegen hem aan. Hij houdt zijn adem in. Nog even laten slapen. Ze voelt zo goed tegen hem aan.

Hij legt zijn hoofd naast haar op het kussen en ruikt de fijne lavendel geur in haar haren terwijl hij in gedachten het hele verhaal nog eens de revue laat passeren. Als het waar is wat hij denkt te weten te zijn gekomen over Tonio dan krijgt dit verhaal nog een staartje. Hij heeft te doen met de jongen en is vastbesloten uit te vinden hoe het allemaal in elkaar steekt. Als iemand weet hoe weinig invloed je kunt uitoefenen als je eenmaal gevangen bent in Mara's netten, dan is hij het wel!

Wat heeft deze vrouw zijn geliefden al een hoop leed bezorgd. Het waarom ervan houdt hem flink bezig. Wat is haar motivatie? En Mara's familie, met hun eeuwenoude duistere magie, hoeveel invloed hebben zij vanuit de schaduw? Wil Mara Tatuma uit de weg hebben? De twee nichten leken niet vriendelijk naar elkaar toe en is dat waarom ze zo scheutig is geweest met haar informatie?

Sinne wordt langzaam wakker en realiseert zich dat ze tegen Toran aanligt. Ze draait zich naar hem om waar ze recht in zijn groene ogen kijkt die er behoorlijk uitgeslapen uitzien.

"Hoelang ben jij al wakker?" vraagt ze doezelig.

"Best wel even", biecht hij eerlijk op. "Je bent mooi als je slaapt... en niet alleen als je slaapt..."

Hij lijkt verlegen, wat hem aandoenlijk maakt. Sinne raakt zijn wang aan, loopt met haar vingers over zijn kaak.

"Jij hoort bij mij," zegt ze zacht.

Toran hapt onverwacht naar haar vinger. Sinne schrikt en moet lachen.

"Dat is mijn tekst," zegt hij plagerig en kust haar vingers één voor één.

Ze sluit haar ogen, geniet. Als ze ze weer opent, kijkt hij serieus terug.

"Jij bent mijn vrouw, Sinne. Niemand anders. Wat wij hebben... daar kan geen heks of Tatuma iets aan veranderen."

Sinne trekt haar wenkbrauw op. Tatuma? Ze lag aan zijn lippen, maar hoe komt die vrouw zo ineens in dit plaatje terecht? Hij lacht ontwapenend naar haar.

"Wat ik je nu ga vertellen is redelijk surrealistich Sinne..."

***

De volgende dag brengt het meisje van Loura eten en neemt een briefje mee terug. Daarin suggereert Toran dat Mara's invloed achter Tonio's gedrag zou kunnen zitten. Laat Loura daar maar even op kauwen; makkelijk verteerbaar zal die informatie niet zijn. Zij wil graag gerechtigheid voor de moord op Ramon, en Sinne kan daar alleen maar begrip voor opbrengen. Maar zelf heeft zij van dichtbij mogen meemaken waartoe Toran in staat is geweest toen de toverspreuk hem in de greep had en Tonio is zoveel meer beïnvloedbaar dan Toran ooit geweest is.

Sinne wil niets liever dan Tonio beschermen, want wie anders zal zich over hem ontfermen? Ja, hij is absoluut gefrustreerd, maar nee, honderd procent zeker weet Sinne dat hij niet uit zichzelf in staat is iemands leven te nemen. De vraag is of de mensen die hem niet kennen zoals zij hem kent er op deze manier naar willen kijken. Alleen Loura, die inmiddels weet wie Mara is, kan mogelijk wat met de informatie uit Torans droom. Is het eerlijk om haar te vragen hier begrip voor op te brengen nadat haar hele gezin is weggevallen, en dat gebaseerd op een verhaal dat eerder een sprookje lijkt dan de werkelijkheid? Sinne hoopt met heel haar hart dat een gesprek hierover mogelijk is...

Toran wil graag in actie komen en zijn plan op tafel leggen bij Loura. De droom van eerder blijft door zijn hoofd spoken en hij heeft het gevoel dat Mara in zijn nek hijgt. Sinne heeft alleen op de rem getrapt. Haar lijkt het onverstandig om overhaast te handelen. Je kunt dit maar één keer goed. Ondanks Torans gevoel van urgentie heeft hij besloten haar intuïtie serieus te nemen. Dat betekent een kleine pauze, maar hij wordt daar flink onrustig van. Mara is aan het broeden op iets... Ze is niet het gulle type en waarschijnlijk heeft het 'cadeau' dat Toran gekregen heeft een dubbele bodem.

Ondertussen probeert Sinne vat te krijgen op haar gevoel in deze kwestie, want er is iets wat aan haar knaagt.... Wat als Toran met haar als koningin aan komt zetten, denkende dat hij vrij is om dat te doen? Het huwelijk van Tatuma en hem is blijkbaar niet geconsumeerd. Ze kan het niet laten daar van binnen een klein vreugdedansje om te doen, maar waar het hier om gaat is of dit voldoende is om het huwelijk nietig te verklaren? Voordat ze daar iets zinnigs over kan zeggen moet ze het contract ervan en de huwelijkse voorwaarden bestuderen. Het zal ergens in de kleine lettertjes staan.

Sinne weet zeker dat Toran en zij iets belangrijks over het hoofd zien en terwijl ze die gedachten heeft gaan haar haren op haar arm recht overeind staan. Nog voordat het meisje terug naar Loura gaat, heeft Sinne een regel aan de brief voor haar toegevoegd. En nu is het afwachten hoeveel invloed de vrouw van Ramon, die blijkbaar aan het hoofd staat van een verzetsbeweging, echt heeft.

Dit blijkt direct de volgende dag al. Sinne wordt door het meisje meegenomen naar een andere tent waar een timide man wacht - vroeger administrateur van het koninklijk huis.

"Zonder toestemming van de Raad is een koninklijk huwelijk ongeldig," legt hij uit. "De troonopvolger mag wel trouwen, maar wordt geen koning."

"En voor nietigverklaring?"

"Ook de Raad."

"Dus zelfs als het huwelijk niet geconsumeerd is..."

"Dan nog moet de Raad instemmen met nietigverklaring. Pas daarna mag er opnieuw getrouwd worden."

Als Sinne alles even laat bezinken wordt het duidelijk dat in dit hele scenario geen ruimte is voor de liefde tussen hen beide als Toran zich weer als koning wil installeren. Maar als de liefde er niet deel van uit mag maken dan zal Toran het nog moeilijk krijgen opnieuw weerstand te bieden aan de toverkunsten van de 'heks'. Eenzaamheid en verdriet hebben hem al eerder te grazen genomen.

De vraag komt in Sinne op of het wenselijk is gebruik te maken van het huidige systeem als deze zo eenvoudig te infiltreren is door, in dit geval, Mara. In de basis is het een ronduit dominerend en hiërarchisch systeem dat niet eenvoudig om te buigen is en dan ligt corruptie ook nog eens op de loer. En ja, alles valt en staat met wie het roer in handen heeft. Als dat Toran is kan het er alleen maar op vooruit gaan, maar dan nog is het alleen al vanwege zijn omvang een kwetsbaar systeem, met de positionering van enkelen in belangrijke machthebbende functies. Het maakt bovendien weinig of geen gebruik van de talenten die binnen de gemeenschap aanwezig zijn waardoor mensen als arbeiders worden ingezet en amper aan zelfverwezenlijking toekomen. Dat is toch weinig verheffend, denkt Sinne met een zucht.

Als ze er 's avonds met Toran over praat, merkt ze dat hij haar gedachten goed kan volgen en ook zo zijn twijfels heeft.

"De Raad moet toestemmen. En we weten allebei wie de Raad in haar zak heeft."

Toran knikt en kijkt bedenkelijk. Als kleine jongen heeft hij het allemaal als een grote poppenkast beschouwd en zeker niet staan popelen om het stokje over te nemen. Dat kan ingegeven zijn door zijn moeder die daar in feite ook niet op zat te wachten en er vervolgens een zootje van heeft gemaakt.

Maar nu hij er langer bij stilstaat, beseft hij dat haar gebrek aan grip misschien wel alles te maken heeft met het systeem op zich. Is er wel grip op te krijgen? In de tijd van zijn opa en oma waren de zaken een stuk minder complex. Het tijdperk van de automatisering heeft flink wat uitdagingen gebracht en de globalisering de maat aanzienlijk vergroot.

Zijn moeders manier zou misschien wel anders zijn geweest als ze daarin een keuze had mogen maken. Door de plotselinge dood van haar man werd ze overvallen door de rol die ze geacht werd in te nemen en was ze begrijpelijkerwijze niet in staat zulke gevoelszaken bespreekbaar te maken. De raadsleden, hoofdzakelijk mannen, hadden een goede positie verworven en stelden deze veilig door het systeem te dienen en in stand te houden. Hoe had zijn moeder daar tegenop moeten boksen?

Vanuit dit perspectief kan Toran ineens veel meer begrip opbrengen voor de afwezigheid van zijn moeder op de troon. Dat zij zich terugtrok en Mara de touwtjes in handen gaf ligt slechts deels aan haar zwakte en gebrek aan mensenkennis; het overgrote deel is te wijten aan een falend en zeer dogmatisch systeem dat haar door de strot werd geduwd. Dankzij Sinne's terughoudendheid krijgt hij nu een helderder beeld over de te maken keuzes voor de toekomst, maar ook de kans zich te verzoenen met een stuk van zijn verleden, met zijn moeder.

Tijdens hun gesprekken raken ze iets essentieels: iedereen in het kamp voelt op een bepaald niveau dat het systeem niet klopt, maar hoe moet het anders?

"Het is als een huis met rotte fundamenten," zegt Toran. "Je kunt het niet repareren zonder alles eerst tot de grond toe af te breken."

"En dat is doodeng," geeft Sinne toe. "Liever vastklampen aan wat we kennen dan springen in het onbekende."

Ze praten en praten, raken verder verstrikt zonder uitkomst te zien. Tot Sinne gefrustreerd de impasse doorbreekt. Ze laat zich van ellende iets te nonchalant op het geïmproviseerde bed vallen en moet ondervinden hoe hard deze is. "Au!" roept ze geïrriteerd uit. "Dit is toch geen bed te noemen!" en ze draait zich verongelijkt om met haar gezicht van Toran afgewend alsof hij hoogstpersoonlijk verantwoordelijk is voor hun slaapomstandigheden. De redelijkheid heeft plaats gemaakt voor teleurstelling.

Toran gaat voorzichtig achter Sinne liggen en raakt haar arm aan. "Ik vind dat we dit aan Loura moeten voorleggen. Wie weet zijn we het wiel aan het uitvinden. Misschien hebben zij al van alles bedacht en doorgesproken. Het gewicht van deze wereld leunt heus niet alleen op onze schouders, lieve Sinne." Ze slaakt een diepe zucht en draait zich naar hem om. "Je hebt natuurlijk gelijk. Geduld. Maar in alle eerlijkheid hebben we de tijd niet aan onze kant staan." En terwijl ze de woorden uitspreekt voelt ze een gedachte opborrelen. Eentje die belangrijk is, maar waar ze nét niet bij kan. Het heeft met de tijd te maken en de manier waarop ze deze op Omaria konden manipuleren.

Toran kijkt haar bezorgd aan, maar de hoek van zijn mond krult al bijna onbewust omhoog. "Ik zie alweer je hersenen overuren maken", zegt hij, zijn vinger zachtjes strijkend over de rimpel boven haar neus. "Misschien moet je het nu even loslaten. Wij hebben wel wat beters te doen."

Hij trekt haar dichter naar zich toe, zijn ogen twinkelend van ondeugendheid. "Ik heb de hele dag moeten doen alsof ik het oké vind dat je kleren aan hebt", voegt hij toe, zijn stem een speelse uitdaging. "En je naakte huid niet tegen de mijne aan kan voelen... Ik vind dat je me onnodig gemarteld hebt."

Sinne kijkt hem aan met een lach die haar ogen oplicht, maar ook een vleugje plagerij erin. Ze kan zijn verontwaardigde blik niet weerstaan en haar hart klopt sneller. Er is iets in zijn houding dat haar het gevoel geeft dat hij haar niet alleen aan het plagen is, maar hij het serieus meent.

"Misschien moest ik je nog wat langer martelen", zegt ze, haar stem laag en een tikje uitdagend. "Kijk, je hebt je al zo makkelijk laten afleiden."

Toran grinnikt, maar zijn handen omsluiten haar taille en hij trekt haar dichter naar zich toe, niet van plan haar ruimte te geven voor een andere invulling dan hij in gedachten heeft. Zijn gezicht is serieus, hoewel de speelsheid in zijn ogen niet volledig verdwenen is. "Je hebt gelijk", zegt hij, zijn toon plotseling luchtig, "maar ik heb een veel beter idee..."

Met een vlotte beweging heeft hij haar lippen gevangen in een kus, die veel dieper gaat dan het lachen en plagen dat hun gesprek had ingeleid. Het is allesbehalve een speelse kus; het is vol verlangen en doordrenkt met die hongerige energie die hen al eerder samenbracht.

Zijn vingers vinden de knoopjes van haar tuniek, en met een geduld dat hem zichtbaar moeite kost, opent hij ze één voor één in een rustig tempo. Het is bijna een ritueel, deze langzame onthulling. Het uitstellen van wat onvermijdelijk voelt, maakt het des te betekenisvoller. Hij slaat het kledingstuk open en eindelijk voelt hij zachte stof onder zijn vingertoppen. De aanraking van haar, zelfs door de dunne onderkleding heen, maakt zijn adem zwaar. Hij aait met langzame bewegingen over haar buik en langs de contouren van haar lichaam. Deze hele tijd neemt hij haar in zich op, verzamelt hij herinneringen; hoe haar ogen zachter worden, hoe ze licht trilt onder zijn aanraking. Hij verlustigt zich aan de manier waarop ze terugkijkt: vol verwachting, verlangen, vertrouwen. Hij ziet zijn eigen gevoelens weerspiegeld in haar expressie en hoort haar aanmoediging als kleine, zachte geluidjes uit haar mond komen.

Haar bevochtigde lippen zijn van elkaar geweken en haar ademhaling heeft het ritme aangenomen van zijn aanrakingen. Dat zij zich zonder enig aarzeling aan hem durft te geven en hem vertrouwt, is iets wat Toran zich voorheen niet had kunnen voorstellen. Hij zal hemel en aarde bewegen om haar vertrouwen te eren. Het liefste zou hij de rest van haar kleding van haar afscheuren en nu met haar samensmelten. Het verlangen ernaar is zo hevig dat het pijn doet.

Alsof Sinne zijn gedachten heeft gelezen, begint zij nu andersom ongeduldig aan zijn kleding te trekken en daarmee gaat zijn gereserveerdheid in rook op. Het oplaaiende vuur tussen de twee laat zich pas diep in de nacht doven.

***

Draaiende bewegingen, alsof er in een grote pan met soep geroerd wordt en de room langzaam vermengt met de soep zelf. Het is hypnotiserend. Ze voelt zich zweven en langzaam opgetild worden, alsof de grond onder haar voeten niet meer bestaat, geen deel meer uitmaakt van haar leven. Het is geen gemis. Ze kan prima zonder. Het enige ongemak komt voort uit het ongecontroleerde van het zweven, ze krijgt er geen vat op. Touwtjes trekken haar van bovenaf, maken haar tot marionet, zonder décor, zonder rekwisieten; alleen het luchtledige om haar heen.

Iets in haar verzet zich, ook al voelt het aangestuurd worden helemaal niet ongemakkelijk. Ze zou zich willen overgeven, omdat het zelfbeschikken zo vermoeiend is, maar weet donders goed dat dit een waanzinnig slecht idee zou zijn. Het zweven verandert plots in kabbelen en van het een op het andere moment drijft ze in rustig water.

Zich verzetten tegen de beweging is moeilijker geworden. Ze wordt zowel van boven als door de stroming meegenomen, zacht maar zeker. Nu er van twee kanten aan haar getrokken wordt, voelt ze meer weerstand in haar binnenste opkomen. Dit is niet de bedoeling! Waar wordt ze heen gevoerd en waarom heeft ze er geen enkele invloed op?

Sinne wil controle behouden. Haar omgeving is niet te vertrouwen! En alsof die gedachte in de vorm van een schaar komt, voelt ze zich ineens losgesneden van boven. Het zorgt ervoor dat de stroming harder aan haar trekt en ze af en toe onder water terecht komt. Ze moet nu haar best doen boven water te blijven door stevige zwemslagen te maken. 'Zwemmen Sinne, zwemmen!' vermaant ze zich. Ze blijft sterke slagen maken zonder te weten wanneer ze land bereikt of iets waaraan ze zich vast kan klampen. Houdt ze dit vol? Ze kan toch niet eeuwig blijven zwemmen?

En dan voelt ze een windvlaag. Het water lost op, verdampt. Ze zit op Dali's rug, Toran achter haar, droog en veilig. Het is een band die zeker voelt, vertrouwd; een heel andere verbinding dan de touwtjes en stroming van net. Dali wervelt met ze naar boven en Sinne voelt zich licht, bevrijd van de geseling van het water. En terwijl ze door de wolken vliegen met zijn drieën geeft ze zich over aan de vrijheid die ervan uitgaat en de liefde die ze voelt voor beide reisgenoten. Dit is wat vrijheid is: je kunnen overgeven omdat je veilig bent, omdat je geborgen bent, omdat er van je gehouden wordt en je wordt gedragen zoals je moeder je in de buik droeg.

En terwijl ze achteroverleunt tegen de borst van Toran aan en geniet van hun samenzijn, wordt ze plotseling van Dali's rug af gewipt en komt zo in de zachtheid van de wolken terecht. Ze heeft het vaker meegemaakt, het is een bekend gevoel. Haar ogen staan wagenwijd open, terwijl ze in diepe slaap gewiegd wordt. De wolken zijn vol bellen en zoals verwacht pulseert er eentje verleidelijk. Bij aanraking springt hij open, waardoor Sinne welkom wordt geheten in een wereld die niet de hare is.

Voor haar verschijnt een vrouw met de rug naar haar toe, slapend in een stoel zonder poten, zwevend boven een leeg veld van blauw licht. De haren zwart als inkt, de contouren vaag. Sinne weet zonder twijfel dat dit Mara is, al heeft ze haar nooit zo gezien.

Zonder zich bewust te zijn van haar beweging, buigt Sinne zich voorover en legt een hand op de schouder van de vrouw. De huid is warm. Te warm. Als de hand van een kind met koorts. En daar, in dat ene moment, voelt Sinne iets wat haar totaal ontregelt… een zorg. Een onverklaarbare golf van zorg en herkenning. Alsof ze dit wezen kent. Alsof ze haar… missen zou.

Ze raakt zachtjes Mara's wang aan en aait haar liefdevol. Het is bijna alsof Mara haar kind is en zij zorgt voor haar in deze kwetsbare situatie van de nacht. Mara beweegt even bij de aanraking, maar draait zich om en slaapt verder. Het beeld flikkert. Sinne deinst achteruit.

Op Mara's schoot ligt een boek. Een zwaar, ademend ding dat lijkt te leven onder haar handen. De bladzijden slaan als vanzelf open. Er staan geen letters, geen lijnen in het boek, alleen golvende patronen die zich langzaam vervormen tot herinneringen. Taferelen uit een andere tijd, bewegend in slowmotion, maar vaag, alsof ze onder water liggen.

Eén bladzijde smeult aan de rand.

Een andere laat een gestalte zien, waarvan het silhouet op Sinne lijkt...

Dan verdwijnt alles weer. Sinne voelt paniek opkomen. Ze moet hier weg, nu! Ze draait zich om, zoekt een uitgang, maar valt met haar neus in een zachte dot watterige wolken, waarna ze even plotseling weer in het water ligt te spatteren. De angst trekt weer aan haar, samen met de stroming. Sinne zwemt alsof haar leven ervan af hangt. Wanneer wordt ze wakker, dit voelt niet goed! Het lukt alleen niet… Hoe kan ze aan deze droom ontsnappen? Waarom kan ze zichzelf niet wakker maken?

22. OP HOOP VAN ZEGEN

Toran schrikt wakker en voelt Sinne naast zich kronkelen. Ze is hevig aan het transpireren en heeft krampachtige trekken rond haar ogen en mond. Hij trekt haar tegen zich aan, moet haar stevig vasthouden door het gespartel en zegt dan kalm maar duidelijk: "Word wakker Sinne!"

Het geworstel houdt op. Haar ogen schieten open - wild, gedesoriënteerd. Ze staart naar hem alsof ze hem voor het eerst ziet. Dan, langzaam, herkent ze hem. Hij voelt de spanning uit haar spieren wegvloeien, haar ademhaling wordt minder gejaagd. Ze grijpt zijn arm vast alsof die haar enige anker is. Ze is veilig nu, hier in bed bij Toran.

Met verstikte stem probeert ze uit te leggen wat ze net meegemaakt heeft. "Voor mijn gevoel stond ik op het punt dood te gaan Toran. Ik was aan het verdrinken en kreeg mezelf niet wakker!" Ze schudt zachtjes haar hoofd heen en weer, als wil ze de droom alsnog van zich afschudden.

Toran houdt haar stevig in zijn armen. "Ik ben er Sinne. Ik heb je. Rustig maar..."

Sinne klampt zich aan hem vast. Met een schrik beseft ze hoezeer ze hem nodig heeft, zij die altijd alles alleen deed. Het is nieuw, dit vertrouwen dat hij haar opvangt als ze valt. Of zoals nu, haar uit een nachtmerrie haalt.

Ze kijkt hem in de ogen, die in het schemerdonker amper te onderscheiden zijn van de rest van zijn gezicht. Ze hoeft niet te zien om het te weten. Zij weet het en hij weet het.

Ze nestelt zich dichter tegen hem aan en laat haar ogen dichtvallen. Ze durft nog niet te slapen. Sinne rust in het schemergebied tussen waken en dromen, met deze man in haar armen als houvast.

***

Vandaag is Loura meegekomen met het meisje. Sinne staat direct op scherp, omdat ze eerder hadden besloten dat Loura hen niet zou bezoeken vanwege de risico's die het met zich meebrengt. Ze komt meteen ter zake.

Er is onrust in het kamp en Loura vindt het tijd om een knoop door te hakken. "Als we zo blijven doortrutten, dan doet iemand anders het binnenkort voor ons en hebben wij er een probleem bij."

Sinne begrijpt het. Tijd voor actie, dat voelt zij ook zo. Ze kijkt Toran aan die twee dagen geleden nog stond te trappelen van strijdlust en nu voorzichtiger overkomt.

Aarzelend legt hij zijn twijfels bij het gezelschap neer: "We willen het systeem uit. Dat is het enige wat we zeker weten. En hoe… dat blijft vooralsnog open voor discussie. Met zijn tweeën komen we daar niet uit. Wel zijn Sinne en ik het erover eens dat het een slecht idee is als ik me installeer als koning en vervolgens op eenzelfde wijze met de raad het land ga besturen als de afgelopen decennia voor mij gedaan is."

Loura knikt voorzichtig, maar Sinne ziet onbegrip op haar gezicht verschijnen. Ze schraapt haar keel en pakt de draad van Toran verder op: "Ik heb nogal een boud voorstel… dus schrik niet, maar stel... we draaien de hele boel om. We doen alsof we gek zijn en gedragen ons volledig tegenovergesteld van wat er verwacht wordt van ons in deze omstandigheden."

Ze leunt voorover, haar ogen fonkelend. "Wij organiseren het zo dat er geen tekorten zijn en we met elkaar kunnen delen. We leven het leven dat we verdiend hebben zonder concessies te doen en zonder op voorhand uitleg te geven. We maken het onmogelijke mogelijk door simpelweg te handelen."

Sinne kijkt de drie mensen in de tent één voor één aan met een hoopvolle blik in de ogen. Het is haar duidelijk dat geen van hen heeft begrepen wat ze bedoelt, zelfs Toran niet.

"We doen alsof, mensen", zegt ze met een knipoog. "Fake it 'till you make it!"

Na afloop van wat heftige discussies zijn geweest de dag ervoor wordt de volgende ochtend gehandeld. Het besluit is genomen en het cruciale moment vindt plaats in de hoofdtent waar Toran die ochtend zijn plek gaat innemen achter zijn bureau zoals hij voorheen ook iedere ochtend heeft gedaan. Hij is zenuwachtig, want hij is al een paar dagen niet meer op zijn post geweest. Dan schieten Sinne's woorden hem te binnen.

"Doe alsof je gekke Henkie bent", had ze gekscherend gezegd.

Op hoop van zegen dan maar.

Hij loopt naar binnen terwijl de groep soldaten druk met elkaar staan te overleggen. Meteen vallen ze stil en Toran ziet de verbazing op hun gezichten. Helaas ziet hij niet alleen verbazing. Er bereiken hem ook een paar angstige blikken en Toran moet oppassen dat hij zich niet rot gaat voelen. Daar hebben ze nu niets aan.

"Goedemorgen heren!", roept hij gemaakt goedgemutst uit. "Wat staat er vandaag op de planning?" De soldaten blijven stil en kijken elkaar onzeker aan. "Prima! Als jullie geen vastomlijnde plannen hebben dan heb ik er wel een paar. Het belooft een mooie dag te worden", en hij neemt plaats achter zijn oude bureau, waar inmiddels allemaal paperassen liggen van een ander. Toran doet alsof hij niets ziet. Gekke Henkie, herhaalt hij in zichzelf.

De mannen draaien zich nu naar hem om en gaan in de houding staan zoals ze dat eerder ook gewend waren. Toran is hun meerdere tenslotte. De verwarring blijft alleen op hun gezichten zichtbaar en alweer doet Toran alsof hij niets doorheeft. Hij rukt zijn lade open en haalt er een onbeschreven notitieblok uit. Hij nodigt de heren uit om een stoel te pakken en te gaan zitten. Nooit eerder heeft hij dat gedaan. Soldaten in zijn vertrek bleven voorheen altijd staan en voelden zich dan ongemakkelijk. ‘Nu ook, maar wel zittend’. grinnikt Toran in zichzelf.

De mannen zitten op het puntje van de stoelen, alsof ze elk moment op hun donder gaan krijgen, dan snel overeind kunnen komen en doen alsof ze nooit gezeten hebben. Maar Toran knikt goedkeurend en kijkt ze met een open blik aan.

"Waar in het kamp zijn de grootste tekorten heren? Wie heeft dit inzichtelijk?" Alweer kijken de soldaten elkaar schaapachtig aan en geen van hen durft het woord te nemen.

"Elko. Ik wil dat jij hier de verantwoordelijkheid voor neemt. Ik wil inzichtelijk hebben wie er in het kamp niet voldoende eten en drinken hebben of amper een dak boven hun hoofd. We kunnen problemen alleen oplossen als we ons er bewust van zijn. Wat vinden jullie daarvan?"

De stilte is bijna onverdraaglijk. Toran hoeft niet op een antwoord te wachten en kan het niet laten de humor hiervan in te zien. Dan reageert Elko voorzichtig met een: "Yes sir!"

De anderen kijken de toestemmende soldaat stomverbaasd aan, maar durven geen woord te zeggen. Nooit eerder had de commandant hen met de voornaam aangesproken. Het is onverwacht dat hij ze kent.

"Xander. Jij bent verantwoordelijk voor de jacht in het bos. Ik wil een groep mannen en vrouwen samenstellen die jaag- en verzamel- ervaring hebben op wat voor manier dan ook. Jij leidt deze groep het bos in om voor vers vlees, zaden, noten en fruit te zorgen."

Toran weet dat Xander enorm goed is met een jachtgeweer en daarnaast – niet onbelangrijk – de meest terughoudende persoon van dit gezelschap is als het gaat om geweld. Als je een man gewapend met een kwetsbare groep kampers het bos instuurt wil je dat diegene betrouwbaar is.

De bescheiden man en nu tevens jachtleider kijkt de commandant aan en zijn mond is opengevallen. "Het bos, meneer de commandant?", stamelt hij.

"Het bos Xander. Ik wil hier best met je over praten, maar dat doen we even na deze werkbespreking. Oké vriend?"

Vriend is wel zeer familiair, dat beseft Toran zich, maar alles beter dan het barse gecommandeer van eerder. De nieuwe tendens is immers: minder hiërarchisch en meer egalitair. Je zult ergens moeten beginnen. Voor nu is Toran blij dat ze de indruk hebben dat hij hun leider is, anders had hij ze nooit in de juiste richting kunnen sturen. Eerst moeten de schellen van de ogen.

"Wie wil de groep leiden die gaat zorgen voor de werkverdeling in het kamp?" Alweer verstomt het gezelschap en Toran wijst Harnix aan. "Harnix, ik wil graag helder krijgen welke werkzaamheden we in het kamp hebben. Ik wil een lijst daarvan, waar de kampers zich vrijwillig op kunnen inschrijven. Zolang niemand zich inschrijft, zorgen jullie onderling dat de taken gedaan worden. Iedereen in het kamp krijgt eten en drinken van ons zonder enige voorwaarde. Mensen zullen op een gegeven moment de kracht hebben en de zin om wat te gaan doen. En niet alleen de vieze of vervelende klusjes, Harnix. Er moet ook gekookt worden, genaaid, we willen gezellige activiteiten organiseren, muziek ten gehore brengen. We hebben mensen nodig die zich met de verdeling bezig kunnen houden, kampherstel, tuinierders, alles, begrijp je? Als je slim bent, dan vraag je..."

Op dat moment wordt het zeil opengeslagen en komt Sinne de hoofdtent binnen. "Sorry dat ik stoor", zegt ze triomfantelijk. Aerdon, de flinkste van de soldaten, staat meteen op en wil naar haar toe lopen, maar als hij Toran aankijkt, ziet hij een grote glimlach en een verwelkomend gebaar.

"Lieverd, kom binnen! We zitten midden in een werkbespreking en je komt precies op het juiste moment. Ik wil je graag aan de mannen voorstellen, en dan in het bijzonder Harnix, die jouw hulp erg goed kan gebruiken. Zijn project is nogal veelomvattend en vraagt ook om wat creatief inzicht." Hij kruipt achter zijn bureau vandaan en geeft haar te midden van de werkkring een snelle kus. "Heb je lekker geslapen, lieveling?"

Sinne kijkt Toran verbaasd aan en valt even stil. Toran neemt zijn rol behoorlijk serieus. "Uhm... dat lijkt me nu niet belangrijk, líeverd," zegt ze met de klemtoon op het laatste woord voordat ze vervolgt: "Wie is Harnix?"

Ze draait zich om zodat ze de mannen één voor één kan bekijken, alsof ze het aan de neus zou kunnen zien. Harnix is degene die zijn mond het verst open heeft staan, maar hij herpakt zich snel en gaat staan. "Mevrouw", is zijn korte reactie.

"Sinne graag", zegt ze vriendelijk en steekt hem haar hand toe. Hij kijkt ernaar alsof ze er een granaat in heeft liggen. Dan pakt hij toch haar hand aan.

"Laten we na de werkbespreking samen gaan zitten om het allemaal eens goed door te spreken. Zijn er meer mannen die graag mee willen helpen op dit project?" vraagt ze brutaal.

Simbe staat op, een jonge jongen die pas recentelijk aan de troepen is toegevoegd. "Graag, mevrouw," en een verlegen blos verschijnt op zijn wangen.

"Sinne", herhaalt ze, en de jongen stamelt zachtjes "Sinne".

"Van harte welkom! Het wordt een enorm leuk project en er is genoeg te doen. Dan zie ik jullie na de bespreking, mannen." Ze zwaait luchtig naar de groep, waarna ze zich omdraait richting de opening.

"Wacht even", roept Toran, "zou jij Loura langs kunnen sturen zo meteen? We hebben iemand nodig die bij de groenafdeling kan helpen."

Sinne knikt en verdwijnt.

Terwijl Sinne verdwijnt, komt Nisi binnen, het meisje dat Toran had gevraagd te helpen inventariseren. Ze hebben takenlijstjes nodig, moeten weten wat prioriteiten zijn en op welke wijze ze het beste vooruit kunnen. Nisi had aarzelend toegezegd, maar nu zit ze daar toch naast Toran, geconcentreerd notities te maken alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Alles bij elkaar is het veel te veel voor één werkbespreking. Toran moet de mannen elk moment laten gaan en daarin schuilt een groot risico. Hoe gedragen ze zich op het moment dat ze buiten staan, niet langer onder Torans invloedssfeer?

Bij de uitgang staat Loura klaar om samen te komen met de mannen die zich voor het groen hebben aangemeld. Sinne staat er ook, wachtend op de heren van de werkverdeling. Een paar kampers heeft zich buiten hun tent gewaagd en kijken schoorvoetend toe hoe er eten op tafels wordt gezet in de voorraadtent. Na wat aandringen van Sinne's kant schuifelen de eersten met ongeloof in hun ogen de tent binnen. Krijgen ze zomaar eten?

Het is belangrijk dat de mensen die meedoen aan deze nieuwe aanpak zichtbaar zijn in de openbare ruimtes. En ja, de gedachte aan Toran als dreigende aanwezigheid helpt nog steeds mee. Niet ideaal, denkt Sinne, maar voorlopig is het niet anders. Veel kampers geloven pas iets als ze het met eigen ogen zien.

Een vriendelijke stem, een volle maag, een onverwacht gebaar van respect, misschien is dat het begin. Ze vraagt zich alleen af of het genoeg zal zijn. Of mensen zich niet misleid voelen zodra ze doorhebben dat het 'anders' voelt, maar nog niet precies weten hoe. Vertrouwen komt langzaam, dat weet ze.

Terwijl de mannen zich verspreiden, klampt Toran Aerdon aan, de sterkste, grootste en indrukwekkendste soldaat die bij de werkbijeenkomst aanwezig was. "Ik zou het op prijs stellen als jij je voorlopig wilt buigen over de veiligheid in het kamp." De man trekt zijn wenkbrauwen op en wil zijn mond openen, maar Toran vervolgt snel: "Ik wil dat de mensen zich veilig voelen en dat kan alleen als wij het kunnen garanderen. Mochten er geweldsdelicten zijn, dan grijpen we in en gaan we met de betrokken personen om tafel. Als dezelfde personen steeds weer voor onrust zorgen, dan moeten we kijken of we ze iets in handen kunnen geven om hun energie in te steken. De nadruk moet liggen op zo min mogelijk tot geen geweld. Wat vind jij daarvan, Aerdon?"

De man kijkt Toran aan en Toran ziet de tweestrijd weerspiegeld in zijn ogen. De lucht tussen hen lijkt even te verstillen, een moment van overweging, terwijl Aerdon de implicaties van Torans woorden op zich laat inwerken.

"Meneer?"

"Toran graag, beste man."

"Toran", zegt de man voorzichtig, "Zijn dit orders van hogerhand?"

Toran kijkt de man recht aan en wil eerlijk zijn. "Nee, Aerdon. Dit is niet van hogerhand. Maar van hogerhand is de laatste tijd niets goeds gekomen en wij willen graag met zijn allen een leven leiden dat de moeite van het leven waard is. We willen niet alleen maar overleven, maar onszelf leren kennen, spelen, plezier maken, met elkaar zijn in vriendschap. We willen ons verheffen boven het leed en het geweld dat de laatste tijd de boventoon heeft gevoerd en we bewandelen de enige weg die we kunnen bewandelen: namelijk door te zijn en te handelen op een wijze die daaraan recht doet. Wij hoeven verder niets van hogerhand. Zij zijn ons niets verschuldigd, zolang wij zelf ons hoofd boven water houden. En dat kan, als we het samen doen en onze krachten bundelen."

Aerdon kijkt Toran sceptisch aan. "Hier komt gezeik van, dat weet je."

Toran knikt bevestigend. "En jij wilt dat ik deze mensen veilig houd in een situatie als deze?"

Toran knikt weer. "Ja… ik weet dat het niet zonder risico's is, Aerdon, en dat ik veel van je vraag, maar jij bent de enige die ik ken die deze taak aankan. Jij bent rechtvaardig en niet bang. Of je nu vecht en steeds weer geweld moet gebruiken voor de koningin, die vervolgens niets aan onze hopeloze situatie doet, of je doet het voor ons allemaal, voor de gemeenschap. Wij verdienen beter dan dit. We leven als een roedel zwerfhonden die met elkaar in gevecht gaan voor dat ene bot. De schaarste maakt van ons barbaren."

Aerdon kijkt Toran aan en iets in zijn blik lijkt te veranderen, zachter te worden. "Verdomd als je niet gelijk hebt, Toran! Maar tot nu toe was jij de grootste klootzak van allemaal, sorry dat ik het moet zeggen." Aerdon zwijgt even, lijkt na te denken. Toran ziet hem worstelen: de oude loyaliteit versus wat hij net hoorde. "Heeft Sinne je soms betoverd?", en er breekt een grijns door bij de man.

Toran moet lachen. "Zoiets, beste vriend, zoiets… Ik hoop het je later allemaal eens uit te kunnen leggen, maar het is een lang en moeilijk te begrijpen verhaal. Als jij dit voor ons wilt doen, ben ik je dank verschuldigd. Het getuigt van grote moed en ik heb daar veel respect voor, Aerdon." Hij slaat zijn ogen neer als teken van dit respect en als hij weer opkijkt, heeft Aerdon een hand op zijn schouder gelegd. "Laten we er wat moois van maken met zijn allen, Toran. Als dit lukt... mijn vrouw heeft hier al zo lang op gehoopt. Ze zal het niet geloven.", en in zijn spontane reactie klinkt onmiskenbare waardering door. "Zij zal niet stil kunnen zitten. Mag ze me helpen?"

Toran kijkt de man bewonderend aan. "Zeker weten! Wat geweldig als jullie dit samen kunnen doen. Dat kan ik alleen maar toejuichen", en dan draait Aerdon zich om en verdwijnt tussen de tenten uit het zicht.

---

"Zeker niet op de eerste dag, ook niet in de eerste weken, en toch… geleidelijk en tegen alle verwachtingen in begint de sfeer in het kamp te verbeteren. Ik vraag me af, gefascineerde lezer: is dit te mooi om waar te zijn? Oplossingen zijn immers zelden zo eenvoudig.

Aanvankelijk stapelen de incidenten zich dan ook op, veel meer dan ze verwacht hadden. Aerdon en zijn vrouw Licinne hebben hun handen er vol aan.

Licinne blijkt echter van onschatbare waarde te zijn. In gesprek met de betrokkenen is ze vriendelijk, 'to the point' en legt meer dan eens de vinger op de zere plek. Ze snapt dat agressie vaak voortkomt uit onzekerheid of iemands onvermogen, en dat dit kan leiden tot jaloezie en schaamte. Licinne is er goed in de mens los van de actie te zien en dan aan te spreken op hun verantwoordelijkheidsgevoel.

Zowel Toran als Aerdon zijn beide onder de indruk van haar toegevoegde waarde en realiseren zich dat het zonder haar nog wel eens lastig had kunnen worden."

***

​23. EEN ONVERWACHTE BONDGENOOT

Op een dag besluit Aerdon Tonio aan te pakken. Hij grijpt hem in zijn kraag en brengt hem naar Licinne voor een goed gesprek. Het beveiligingskoppel had al een tijdje door dat Tonio de onruststoker was, al was hij nooit op het moment zelf erbij aanwezig. De man zelf was uiteraard te oud en breekbaar, maar een groep vertrouwelingen om hem heen wakkerde in zijn naam de revolutie aan, niet in de laatste plaats geïnspireerd door Tonio's haatdragende pamfletten en opruiende toespraken.

Voor Aerdon was het al tijden dweilen met de kraan open en hij kon niet langer het probleem uit de weg gaan. Dit moest bij de bron van aangepakt worden. Uit respect voor Sinne hebben ze dit al te lang uitgesteld en het blijkt wel dat een etterende wond niet uit zichzelf geneest… Sinne was dan ook opgelucht toen Licinne haar plannen onthulde. Iemand moest Tonio tot rede brengen en zij zelf drong al enige tijd niet meer tot hem door. In zijn ogen was ze een overloper en heulde ze met de vijand. Tonio kon niet geloven dat Toran veranderd was en meer dan dat voelde hij zich buitengesloten. Sinne was veel op pad om mensen te helpen, en 's avonds bracht ze hem eten, maar verdween dan in zijn ogen veel te snel naar het verblijf dat ze met Toran deelde. Hij voelde zich eenzaam en verlaten. Licinne begreep hem. Voor zover zij kon nagaan had hij een zwaar leven geleid en was oud en star geworden. Maar zolang hij niet veranderde zouden de opstandjes doorgaan en bleef de veiligheid in het geding. Mensen zouden altijd op hun hoede zijn voor de volgende uitbarsting van geweld.

Terwijl Tonio met een onvermurwbaar gezicht naar zijn handen blijft kijken, begint Licinne bedachtzaam met de woorden: "Ik ga nu niet met je oude koeien uit de sloot halen, al durf ik te wedden dat het nogal heftig stinkende kadavers zijn... We komen geen steek verder als we angstvallig over onze schouder blijven kijken. Dit is een radicale keuze, aangezien andere leden van deze gemeenschap wellicht vergelding willen voor je acties. Maar in samenspraak met Loura hebben we besloten op andere wijze rechtvaardigheid na te streven. Dus accepteren we – voor nu – dat je gisteren een klootzak was... of zelfs erger dan dat..."

Ja, zo rechtdoorzee durft Licinne gerust te zijn. Deze man heeft geen behoefte aan zoete broodjes bakken. Hij heeft niet zo lang meer en zal zijn tijd niet verspillen aan ongemeende vleierij.

"Maar jij kunt vanaf nu een andere kant van dezelfde medaille laten zien. Je hoeft jezelf niet te verloochenen. Je mag zijn wie je in essentie bent, zonder daarmee de mensen die hier proberen de sfeer te verbeteren steeds tegen de haren in te strijken. Jij wilt het zelf ook beter hebben en je wilt dat, als ik het goed begrepen heb, voor de hele gemeenschap. We pakken het beide alleen compleet anders aan en op dit moment zijn we elkaar aan het tegenwerken. Dat is zonde van onze energie! Vind je niet, Tonio?"

Tonio bromt iets onverstaanbaars. Licinne had niet verwacht dat dit over één nacht ijs zou gaan, dus zet ze onverstoorbaar door in de richting die ze ingeslagen is.

Ze staat op en loopt naar de ingang, waar ze het zeil openhoudt en iemand binnen laat. Tonio gluurt onder zijn warrige haarlok door en ontwaart een klein, tenger jongetje met blond piekhaar en sproeten. Hij oogt niet ouder dan tien jaar en toont zich verlegen en zenuwachtig.

Licinne gebaart naar een stoel voor het jongetje en deze gaat zitten, al is zitten amper het goede woord. Hij wiebelt van het ene been op het andere en beweegt ondertussen ook nog heen en weer. Onrust. Nervositeit. Wat moet het joch hier, vraagt Tonio zich af, het grijpt hem aan dat het kind hier duidelijk niet wil zijn.

"Tonio, dit is Eaven. Hij heeft beide ouders verloren en heeft sindsdien van onderdak naar onderdak gezworven. We willen niet dat hij opgehaald wordt voor het internaat. Zijn familie kwam uit het randgebied – jij kent die plaats beter dan wie ook, nietwaar Tonio? En wat ons betreft, is Eaven twaalf jaar oud." Licinne kijkt Tonio met een blik aan die geen tegenspraak duldt.

"Maar Eaven wil niet met ons praten. Misschien kan hij ook niet praten. Dat weten we niet. Wat we wél weten is dat hij iemand nodig heeft die door zijn stilte heen kan zien, iemand die voor hem kan zijn wat ooit iemand voor jou is geweest, Tonio." De woorden treffen de oude man als een mokerslag. Licinne registreert de schok in zijn ogen. Hij herpakt zich snel en een ogenblik later heeft hij alweer zijn neutrale, ongeïnteresseerde blik op zijn gezicht getoverd en lijkt het alsof het hem allemaal koud laat.

Eaven wacht buiten terwijl Licinne het gesprek voortzet, haar stem beheerst maar doordringend. "Het is aan jou, Tonio. We doen allemaal ons best om het hier leefbaarder te maken, en jouw opstootjes maken de situatie voor Aerdon onnodig ingewikkeld. Hij zou zich met andere dingen bezig kunnen houden. Bovendien willen we allemaal dezelfde kant op..."

Licinne zucht zachtjes als ze ziet dat Tonio geen respons toont.

"Wij willen mensen niet in hun vrijheid belemmeren en geloven niet in gevangenschap, maar we moeten iets doen. Mensen raken gewond, zijn bang, durven niet meer alleen 's avonds door het kamp. Vanaf vandaag loopt er iemand van onze bewakingsdienst met je mee en is er een nachtwacht voor je tent. Je krijgt een nieuwe huisgenoot die van jou mag leren. En dit alles doen we omdat we in je geloven, Tonio. Sinne's liefde voor jou spreekt boekdelen."

Tonio slaat zijn ogen naar de hemel, maar Licinne negeert dit.

"Eaven heeft vertrouwen nodig in de mensen om hem heen. Hij kan jou met van alles helpen. Hij is enorm handig. Sinne biedt hem haar bed aan en daarmee is alles geregeld. Houd ons op de hoogte en je kunt altijd bij ons terecht. Wij zijn er voor je."

Daarmee zet Licinne een streep onder het gesprek. Ze wil hem wekelijks spreken. Maar vandaag was Tonio niet van plan zich open te stellen, en dat is oké. Een eerste stap is gezet, de grenzen zijn aangegeven en de richting bepaald.

Buiten de tent staat Eaven op Tonio te wachten naast een robuuste dame die de jongen aan de hand houdt. Ze stelt zich voor als Fanya.

"Ik zal er komende tijd bij blijven", zegt de dame en knipoogt vriendelijk naar Eaven. "Eaven en ik kennen elkaar al een poosje, dus dan is er in ieder geval nog één vertrouwde persoon in de buurt in zijn nieuwe omgeving. Het is allemaal spannend genoeg, de veranderingen die steeds op zijn pad komen."

Tonio mag de vrouw meteen, grappig genoeg. Ze weet een leuke draai te geven aan de bewakingssituatie en dat vindt hij sympathiek en onverwacht. Hij schudt haar de hand en mompelt zacht: "Tonio, mevrouw, aangenaam."

"We gaan niet mevrouwen hoor, Tonio. Dan zal dat eerder andersom moeten gebeuren," en Fanya grinnikt. "Meneren bedoel ik dan", en ze kijkt Eaven met pretoogjes aan.

Moeizaam zakt Tonio op zijn knieën en kijkt Eaven aan. "Jongen, ik heb niet lang geleden in dezelfde situatie gezeten als jij. Je ouders verliezen is klote. Misschien kunnen we het samen gezellig maken. Met zijn tweeën is leuker dan alleen, vind je niet?"

De jongen kijkt hem vanonder zijn wimpers verlegen aan en knikt dan bijna ongezien. Maar Tonio ziet het toch en glimlacht. Hij woelt even kort door het haar van de blonde knul terwijl hij met veel pijn en moeite weer overeind komt. Fanya wil hem een hand aanbieden, maar ziet de onverbiddelijkheid in zijn ogen. Door de knieën gaan is, bij deze, van zijn lijstje geschrapt. Dat moet hij niet meer doen en hij kreunt inwendig om Eaven niets te laten merken. Alsof de jongen het doorheeft, pakt hij Tonio's hand beet. Tonio wil deze meteen weer loslaten, maar vermant zich. Nee, hij zat hier niet op te wachten, maar daar mag deze jonge knaap niet de dupe van worden.

---

Eenmaal aangekomen bij de tent geeft Tonio een snelle rondleiding. Er valt weinig uit te leggen, constateert hij verbitterd. Het is alles bij elkaar net niets. Hij wijst naar zijn oude bed dat op de plek staat waar Sinne altijd sliep.

"Ik hoop dat je erin past, want je bent een flinke kerel," en hij geeft Eaven een dikke knipoog.

Deze grijnst en gaat zitten op de zijkant van het bed. Hij lijkt tevreden. Met een diepe zucht laat Tonio zich zakken in zijn stoel. Binnen enkele seconden zit Eaven op de grond naast hem en doet voorzichtig zijn veters los om zijn schoenen uit te trekken. Tonio wil hem afwimpelen, maar dat laten zijn voeten niet toe. Het was een lange dag. Dankbaar aanvaardt hij de hulp, alleen voor deze ene keer, denkt hij bij zichzelf.

Hij weigert een hulpbehoevende grijsaard te worden. Een lichte trilling neemt bezit van zijn handen terwijl de ergernis groeit. Onwillekeurig neemt een lichte trilling bezit van zijn handen terwijl de ergernis groeit.

Met bedaarde bewegingen plaatst Eaven de schoenen netjes naast de stoel en glipt dan naar buiten voordat Tonio kan protesteren. Buiten staat Fanya, zoals haar was opgedragen. De jongen heeft van haar wat gebaren geleerd en ze begrijpt al snel wat Eaven bedoelt. Met snelle passen verdwijnt ze naar de voorraadtent, om terug te keren met een jerrycan. 'Niet voor consumptie' waarschuwt het etiket nadrukkelijk.

Eaven neemt de zware jerrycan over en hijst hem naar binnen toe. Daar verdwijnt hij achterin de tent. Hij steekt de eenpitsgasbrander aan, zet er een pannetje op en giet wat water erin. Tonio observeert hem met een grimmige blik. Eaven voelt zich wel snel thuis. De frustratie in hem bouwt zich op en hij begint nog harder te trillen.

Maar de jongen merkt er niet veel van, of laat het niet merken. Hij graaft doelgericht door de voorraadkoffer tot hij een teil bemachtigt. Gevonden. Met uiterste voorzichtigheid giet hij het verhitte water over en draagt het naar Tonio, om het behoedzaam voor zijn voeten neer te zetten.

"Wat moet dit voorstellen, jong?" snauwt Tonio, zijn geduld volledig opgebrand, irritatie die als een vloedgolf over hem heen spoelt.

De jongen haast zich terug, grijpt de jerrycan en giet het laatste restje water in de teil. Met zijn vinger test hij behoedzaam de temperatuur voordat hij de teil voorzichtig naar Tonio's voeten schuift. Behendig plaatst hij Tonio's beide voeten één voor één uit elkaar om de teil ertussen te kunnen zetten. Dan pas dringt tot Tonio door wat Eaven van plan is.

Inwendig kreunt hij, overspoeld door schaamte. Een stomme, oude klootzak – dat is wat hij is. Het liefst zou hij de teil wegschoppen, alles omverwerpen, maar vermoeidheid overmant hem. En dit kind... dit kind verdient zijn woede niet. Die gedachte hamert hij zichzelf keer op keer in.

Hij wil een gebaar van goede wil maken, probeert zijn voeten zelf in het water te tillen, maar verder dan een verslagen zucht komt hij niet. Eavens ogen zoeken de zijne, een stille vraag of hij mag helpen. Tonio knikt bijna onmerkbaar.

Met verrassende behoedzaamheid tilt Eaven eerst de linkervoet samen met Tonio op en laat deze in het water zakken, daarna volgt de rechter. Een diepe, onwillekeurige zucht ontsnapt de oude man wanneer beide voeten ondergedompeld zijn in het heerlijk warme water. Zijn irritatie smelt weg als ochtendnevel onder de zomerzon.

"Kan jij soms gedachten lezen, kleine man?" vraagt hij, terwijl hij een vriendelijke toon probeert te vinden die hem vreemd is geworden. Waarom werd hij zo pissig? Deze jongen doet alleen maar iets goeds, en hij reageert met woede! Wat bezielt hem toch de laatste tijd?

Het besef dringt tot hem door dat hij elk vertrouwen in anderen is verloren. Wanneer die woede opkomt, herkent hij zichzelf niet meer. Alsof een vreemde kracht hem overneemt, hem dwingt uitsluitend vanuit razernij te handelen. De zwaarte die zijn lichaam dan vult is verplettend; hij gaat er letterlijk onder gebukt, verlamd door de intensiteit van zijn eigen emoties. Zijn redelijkheid wordt onbereikbaar, weggevaagd onder een vloed van woede.

Was hij vroeger ook zo opvliegend? Hij kan het zich niet herinneren. Er is iets in de open blik van deze jongen dat hem dwingt naar zichzelf te kijken door andermans ogen. Hoelang is het geleden dat hij zich afvroeg of er misschien iets mis was met hoe hij zich gedraagt? Deze blonde knul raakt hem onverwacht diep, roept iets wakker dat lang gesluimerd heeft. De herinnering aan wat eens was...

***

Dagenlang verschanst Tonio zich in zijn tent. Hij wil zijn gezicht niet laten zien, letterlijk en figuurlijk. Een begeleider duldt hij niet, zelfs Fanya niet, die als zijn schaduw overal met hem mee zou moeten lopen. Dankzij de sanipot van Sinne hoeft hij de buitenwereld niet te trotseren en niemands blik te verdragen. Hij wil alleen zijn en opgaan in zijn eigen gefrustreerde en eenzame gedachten.

Maar met Eaven in zijn tent blijkt deze afzondering lastiger dan gedacht. Het joch blijkt een goede hulp in de tent. Hij kan niet anders zeggen. Hij houdt alles schoon, helpt met de eenvoudigste dingen zonder dat het vervelend voelt. Hij praat niet en dat vindt Tonio heerlijk! Alles bij elkaar een prima huisgenoot, maar hij wil er niet aan gewend raken. Deze jongen moet na verloop van tijd ergens anders ondergebracht worden, zodat Tonio zijn werk bij het verzet kan voortzetten.

In de ochtenden werkt hij aan zijn tekeningen, maar al snel merkt hij aan de schuchtere blikken van Eaven dat hij niet met goed fatsoen op papier kan kalken wat hij al die tijd gedaan heeft. Deze onschuldige ziel is er te teer voor, zoveel is Tonio wel duidelijk. 's Nachts als hij niet kan slapen, hoort hij de jongen woelen in zijn slaap. Er gebeurt een hoop in het koppie en Tonio begrijpt maar al te goed waar hij mee te worstelen heeft in zijn dromen. Ze zullen niet veel verschillen van zijn eigen nachtmerries, huivert hij inwendig.

Op een dag als Tonio weer zijn potloden en papier heeft gepakt wenkt hij de kleine man. "Kom maar vriend. Ik wil je graag wat laten zien." De jongen is schuchter, maar komt dichter bij en Tonio tikt op de doos naast hem als uitnodiging om te gaan zitten. Eaven gaat voorzichtig zitten en kijkt hem met grote ogen aan. De oude man pakt zijn tekenmap erbij die hij de avond ervoor keurig had gesorteerd. Speciaal voor deze gelegenheid heeft hij een tweede map aangelegd. Het was niet deze die hij opende, maar zijn oude verfrommelde map van lang, lang geleden, uit de tijd dat zijn ouders nog leefden.

Met zijn hand streelt hij rustig over de kaft van de map, waar een half getekende olifant op staat, het potlood zichtbaar daar waar de olifant ophoudt. Een mooie print is het voor de kaft van een tekenmap en vroeger al kon hij er lang naar staren. De olifant die zomaar ontstaat vanuit het niets, wat extra benadrukt wordt doordat deze half af is. Dat is waar hij als kleine jongen diep in is gedoken. De magische wereld van het tekenen. Je kunt het zo waarachtig laten lijken als je maar wilt, zelfs dingen die alleen in de fantasie bestaan. Hij heeft tekenboeken vol getekend met fantasiedieren en het meest kon hij dan verdwalen in de details. De schubben, de haren, de huid, de ogen met wimpers... Als dat eenmaal eruit zag alsof je het kon aanraken, dan kwam zo'n dier tot leven, ter plekke aan zijn keukentafel.

Hij voelt de kleine hand van Eaven zijn hand aanraken en ziet dat het trillen ophoudt. Zelf had hij het nog niet eens opgemerkt. Hij kijkt Eaven dankbaar aan en verbaast zich erover dat hij niet kwaad wordt. Gelukkig niet. Het jong is zo kwetsbaar en op een vreemde manier onbevangen, zelfs na alles wat hem is overkomen straalt hij een vertrouwen naar de medemens uit dat Tonio vreemd voorkomt.

De map ligt open voor hen en de eerste prent is er één die Tonio nog steeds koestert. Het jonge, dappere bloempje springt bijna van het papier af. Eaven raakt de pastelpaarse blaadjes voorzichtig aan en Tonio moet glimlachen. Een groter compliment had hij niet kunnen krijgen. Hij denkt terug aan die strijdlustige bloem en de gedrevenheid die hij destijds voelde om een ander licht op alles te werpen. De bloem had hem daartoe geïnspireerd, hem aangezet. De beelden die hij in deze map verzameld heeft en in die tijd maakte, getuigen daarvan.

Toch sijpelde de waarheid langzaam door de mazen van zijn zorgvuldig opgetrokken fantasiewereld. Hij raakte het contact met zichzelf kwijt, vooral omdat hij Sinne steeds meer begon te missen. Zij werkte zich een slag in de rondte en zorgde goed voor hem, maar ze hadden nergens meer tijd voor – niet voor gesprekken, niet voor hun ouderwetse stoeipartijen (alsof hij er nog tot in staat zou zijn...), en ze was in die periode altijd doodmoe. 's Avonds viel ze zo snel mogelijk in slaap om maar naar Toran te kunnen op Omaria. Hij had haar tijdens die eenzame avonden vervloekt, jaloers als hij was, als een verraden kind zo jaloers.

Hij had hém ook vervloekt, en ergens in die periode kantelde zijn kijk op alles. Hij begon zijn pijlen te richten op Toran in het kamp. Terecht trouwens, want wat een ongelooflijke klootzak is dat! En dat iedereen zich nu een rad voor ogen laat draaien vindt hij verbijsterend. Sinne is als een blok voor hem gevallen en gunt Tonio geen blik meer waardig. De trut.

Het trillen begint weer en hij voelt een overweldigende drang opkomen om te tekenen, maar iets in hem fluistert dat Eaven daar beter geen getuige van kan zijn. Van het een op het andere moment stuurt hij Eaven chagrijnig naar zijn bed. De jongen schrikt van de plotselinge omslag in Tonio's humeur, maar trekt zich gehoorzaam terug. Eaven vindt terugtrekken geen probleem. Zijn wereld is zoveel groter en mooier in zijn hoofd, waar hij altijd heen kan vluchten. Verdwijnen kan juist prettig zijn. Zo ervaart hij het in ieder geval.

---

's Middags gaat Eaven altijd wandelen met Fanya, terwijl iemand anders haar plek voor de tent inneemt. Doordat Tonio de tent niet verlaat stelt het bewaken niets voor. Af en toe komt Licinne langs en steekt haar hoofd om de hoek met de vraag of Tonio behoefte heeft aan een gesprekspartner. Tot nu toe wordt ze steevast door Tonio afgewimpeld. De dagen rijgen zich aaneen.

Tonio tekent veel en af en toe ontstaan er ook ingetogen en mooie plaatjes, die hij in de olifantenmap bewaart. Hij begrijpt niet helemaal waar deze vandaan komen na al die tijd van opruiende pamfletten tekenen, maar hij wil ze ook niet weggooien.

"Misschien heeft het jong er nog wat aan", moppert hij dan in zichzelf, terwijl hij op zoek gaat naar een toon die meer de sfeer van het verzet uitademt en waarmee hij, zodra deze onzin voorbij is, eindelijk de buitenwereld in kan. ‘Het wordt tijd voor een wat realistischer geluid.’

Na wat voor Tonio een eeuwigheid lijkt, komt Eaven de tent weer binnen. Hij heeft eten meegekregen van de kampleiding en het ruikt verrukkelijk. Zodra ze zitten en het op borden geschept hebben, tasten ze onmiddellijk toe. Verorberen is het woord dat de lading dekt. Het eten is er op vooruit gegaan, dat moet Tonio toegeven. Het vlees lijkt vers, de bereiding voortreffelijk met heerlijke kruiden. Af en toe begeleid door gedroogd fruit. Tonio heeft begrepen dat de moestuinen nog maar net aangelegd zijn en er nog steeds tekort aan groente is, maar er wordt aan gewerkt. Regelmatig vindt hij noten in het eten. Hij is daar dol op. Eaven lijkt ook verrukt en is aan het bunkeren.

Twee maaltijden per dag, meer kan niet nu iedereen een portie krijgt. De smaak brengt hem terug naar zijn tijd met Sinne. Toen leek er genoeg, maar hoeveel mensen kregen niets? Hij voelt zich schuldig, Sinne werkte knoeperdhard voor hun comfort, maar het klopte voor geen meter. Die sanipot bijvoorbeeld, waar alleen zij over beschikken. Hij schaamt zich ervoor. Wat heeft Sinne moeten doen voor zulke gunsten? Is ze daarom nog bij Toran, voor het comfort? De gedachte knaagt aan hem, maakt hem misselijk. Heeft ze dan geen greintje trots?

Eaven ruimt snel de borden op en wast ze achter in de tent af in het bekende teiltje, met spaarzaam gebruik van water. Zorgvuldig bergt hij alles weer op in de voorraadkoffer. Hij gaat op zijn bed zitten en slingert heen en weer met zijn voeten. Eigenlijk verveelt hij zich nooit, maar Tonio is extra stil vandaag en dat maakt hem een tikje onrustig.

---

De zon gaat langzaam onder en de al donkere tent wordt nog donkerder, dus steekt Eaven de enige petroleumlamp aan die ze tot hun beschikking hebben. Ook dit is een luxe, want er zijn er genoeg die geen licht hebben zodra de duisternis intreedt. Velen zijn dan ook gewend op dit tijdstip te gaan slapen. Wat moet je anders? Tonio doet hetzelfde, al tijden. Hij is oud en heeft veel slaap nodig om fit door de dag heen te komen. Bovendien weet hij anders niet wat hij met zichzelf aan moet.

Eaven wenst hem welterusten door zijn handen tegen zijn wang aan te leggen als een kussen en daarna te zwaaien. Tonio vindt het aandoenlijk en begint de meeste gebruikelijke gebaren nu te leren kennen. Hij zegt eenvoudigweg "welterusten" terug en weet moeizaam zijn benen in bed te tillen en zijn deken eroverheen te leggen. Het duurt niet lang of hij is ver weg in dromenland.

Eaven kan de onrust alleen niet van zich afschudden en weet dat het geen zin heeft om in bed te gaan liggen. Hij wil iets doen! Overdag droomt hij ervan met leeftijdsgenoten te spelen, maar steeds weer stuit hij op een onzichtbare muur die hem scheidt van de andere kinderen in het kamp. Hij vermoedt dat de kinderen hem apart vinden, zo zwijgzaam als hij is.

Hij draait zich om en kijkt met het beetje licht dat hij heeft de tent door. Achter zijn bed ligt een kleine koffer, die van Sinne moet zijn. Hij heeft er uit fatsoen niet in durven kijken. Zoveel heeft zijn moeder hem wel bijgebracht, maar de nieuwsgierigheid wint het dit keer. Als het te persoonlijk is, kan hij het altijd nog wegleggen. Het koffertje is zwaar, merkt hij als hij het op bed wil leggen. Beter laten liggen dan en voorzichtig de sluiting openmaken. Het zijn twee oude verroeste kantelklepjes. Hij kantelt ze één voor één en doet dan de koffer open. Boeken. Hij is gek op boeken. Hij pakt de eerste de beste die bovenop ligt. Robinson Crusoe. Hij houdt van dat boek. Zijn moeder heeft het vaak voor hem gelezen. Hij slaat het open en de vergeelde bladzijden knisperen onder zijn vingers, alsof ze bij de minste of geringste aanraking kunnen verpulveren.

Voorzichtig legt hij het boek weer terug en ziet er een mooi versierd aantekenboekje onder liggen. Op de kaft staan allemaal bloemen, omlijst met gekleurde krullen en lijntjes. Zou Sinne dit zelf gedaan hebben? Hij opent het kleine heft en bladert erdoorheen zonder feitelijk iets te lezen. Ze heeft een mooi, fijn en sierlijk handschrift, iets scheef naar rechts, kleine lettertjes, maar lange halen. Hij geniet van de regelmaat en de netheid, alsof het versiering is in plaats van woorden. Hij heeft niet de bedoeling het te lezen. Het is privé, dus snel legt hij het boekje weer terug en doet de koffer dicht.

Hij moet gaan slapen. Maar hij kan het boekje niet loslaten. Het voelt als een kostbare schat. Hij heeft in zijn leven nooit veel bezit gekend. Er was niet veel te hebben. Kinderen speelden buiten met verdwaalde takken, met het zand, met de simpelste dingen die hun ouders wilden afstaan: een incidentele pan, vork, lepel. Zijn moeder heeft eens een soort bal gemaakt van oude versleten kleding die ze had opgevuld met zand. Een kleine zware bal, waarmee je kon rollen. Gooien ermee bleek net zo gevaarlijk als gooien met stenen, wat ze trouwens vaak genoeg deden in de buurt. Gooien met stenen was leuk. De andere jongens vonden dat toen ook. Hij is weemoedig naar de tijd met zijn ouders in de buurt, al was er zoveel chaos om hen heen vanwege de heersende oorlog. Hij was niet bang. Voor hem was het normaal. Hij was niet anders gewend. Alleen zijn went echter nooit zonder zijn ouders. De verleiding om de koffer nogmaals te openen en nu wel te gaan lezen is groot, maar hij respecteert Sinne te zeer om het te doen. Privé is privé. Hij mag hier zijn en dat is vooral dankzij Sinne.

Je kunt van Tonio zeggen wat je wilt, maar voor hem is hij goed. Goed genoeg in ieder geval. Dat heeft hij in het verleden zeker wel anders meegemaakt. Tonio waardeert hem op een manier die niet aanwijsbaar is, maar voor hem wel voelbaar is, en meer heeft hij niet nodig. Hij staart naar het plafond en voelt langzaam zijn ogen zwaar worden. Hij bedenkt zich dat hij snel nog even de lamp moet uitdoen, en dan valt hij toch in slaap. Het wordt een diepe, rommelige slaap, zoals eigenlijk iedere nacht.

***

​24. EAVENS EERSTE STAPPEN

En alweer bladert Mara door een boek… en nog steeds kan Sinne het niet duiden. Nacht na nacht zit ze gevangen in vrijwel dezelfde droom, maar waarom het zo onheilspellend is, blijft haar ontglippen. Er is iets wat ze over het hoofd ziet. Het lijkt geen toverboek, maar toch straalt het magie uit, alsof het boek zelf de toverspreuk is. Maar hoe dan?

Een dreiging hangt in de lucht. Telkens als de droom vordert, blijft ze alleen achter in een ruimte die "niets" genoemd zou kunnen worden. Gevangen. Ze weet dat ze droomt, is zich er pijnlijk van bewust, maar ontsnappen lukt niet. Het is het akeligste gevoel dat bestaat - lucide maar machteloos.

Ze moet wachten totdat Toran haar wakker maakt. Zo gaat het iedere nacht sinds deze dromen haar teisteren. Het mysterie van het boek blijft onopgelost, de uitweg onvindbaar. De angst en frustratie bouwen op, hoger en hoger, totdat ze dan eindelijk gewekt wordt, godzijdank...

***

Eaven heeft amper geslapen. Het boek in de koffer laat hem niet los en hij heeft een besluit genomen. Vanmiddag, tijdens de wandeling met Fanya, wil hij Sinne opzoeken en het haar voorleggen. Niet geschoten is altijd mis. Die gedachte maakt hem vrolijk en met een glimlach beweegt hij zich door de tent om de kleine klusjes te doen die op hem wachten.

Ontbijten doen ze niet. Die maaltijd bestaat niet meer, maar een kopje thee lukt altijd wel, vooral als ze de theezakjes flink hergebruiken of één grote pan zetten voor de hele dag, waaraan ze dan water kunnen toevoegen. De distributie van water blijft gestaag doorgaan en daarvan hebben ze, in tegenstelling tot eerder in het kamp, op dit moment net genoeg. Het is een wonder eigenlijk.

Tonio wenkt hem. Hij zit weer aan tafel met de potloden in de aanslag. Eaven kijkt graag toe hoe hij tekent en laatst heeft hij met open mond alle tekeningen in de map doorgebladerd. Tonio is echt goed! Al die kleuren die hij gebruikt! Soms tekent hij scherpe lijnen, soms wazige. En het gekke is - bij sommige tekeningen zijn er helemaal geen lijnen waar je ze verwacht. Dan moet Eaven zelf bedenken wat er zou kunnen zijn. Dat vindt hij het allermooist.

Eaven gaat bij Tonio aan tafel zitten en voor het eerst schuift Tonio hem een stuk papier toe en legt zijn potloden in het midden van de tafel. Hij knikt naar de jongen en zegt erbij dat alles mag en hij vooral niet bang hoeft te zijn dat het mislukt.

"Dat is het mooie, mijn kleine vriend. Dat kan namelijk niet. Het hoeft voor een ander geen betekenis te hebben. Het zijn jouw lijnen, jouw vormen of gekras, het is allemaal prima. Wat je neerzet op papier is een glimp van je innerlijke wereld op dit moment, alleen voor jou bestemd en misschien ook wel alleen voor jou betekenisvol."

Eaven denkt te begrijpen wat Tonio bedoelt. Hij heeft niet de illusie dat hij zulke mooie schetsen kan maken als deze man naast hem, maar hij staat te popelen om het te proberen. En zo komt een eerste lijn op het papier: een halve cirkel en daarna een lijntje recht omhoog. Hij denkt er niet bij na, hij doet maar wat, en als hij na een poosje opkijkt, is er een rommelig lijnenspel ontstaan met hier en daar een gek vlak waar hij heeft gekleurd.

Tonio kijkt naar het papier van de jongen en knikt goedkeurend. "Zeg eens, tuur jij wel eens naar de wolken en zie je dan bepaalde vormen verschijnen?"

Eaven knikt ijverig. Jazeker doet hij dat. Vaak zelfs. Hij vindt de wolken en hun bewegingen betoverend. Hij ziet er van alles in.

"Probeer dat turen nu eens uit met je eigen tekening. Je mag er zo lang over doen als je wilt. Laat me maar weten wat er allemaal tevoorschijn komt."

Eaven knikt en is een tikje beduusd. Is dit wat tekenen is? Dat heeft hij Tonio nooit op die manier zien doen.

"Weet je wat ik altijd doe, Eaven? Ik zet de tekening dan ergens neer of hang hem op, en elke keer als ik er langskom, neem ik de tijd om te turen. Als je je ogen zachtjes samenknijpt en door je wimpers gluurt, dan lukt het soms nog beter om de vormen erin te herkennen. Probeer maar!"

Eaven zet het papier tegen de beker op tafel en neemt een beetje afstand.

"En draai het velletje gerust een paar keer om, misschien staat je tekening wel op zijn kop," zegt hij met een grinnik. "Bij mij is dat regelmatig het geval", voegt hij eraan toe met een knipoog.

Eaven heeft het gevoel dat Tonio hem voor de gek houdt, maar hij probeert het toch. En terwijl hij de tekening een kwartslag gedraaid weer neerzet, ziet hij ineens twee hangoren. Van een dier misschien? Hij trekt opgewonden aan de revers van Tonio's jasje en wijst naar zijn papier.

"Rustig, rustig jongen, wat zie je?" Eaven wijst de oren aan en Tonio buigt zich voorover om beter te kijken. "Wat fascinerende lange oren, vind je ook niet? Die heb jij dus getekend."

"Nu kun je kijken wat je eraan toe wilt voegen. Wiens oren zijn het? Gebruik vooral je fantasie."

Op zijn eigen papier tekent Tonio de twee flaporen na en begint dan kleine haartjes aan de zijkanten te maken door steeds voorzichtig zijn potlood heen en weer te bewegen. Daarna maakt hij bij het andere oor stekeltjes en aan de onderkant schubben.

"Moet je eens kijken wat je met invulling van deze vorm allemaal kunt doen?" vraagt hij enthousiast. "Probeer wat dingen uit en let vooral niet op waar het naartoe gaat. Je bent lekker aan het klooien."

Eaven wordt enthousiast van de geschubde oren die Tonio heeft gemaakt. Hij neemt de schubben over, wel ietwat kleiner, waardoor hij er veel meer moet maken, en dan begint hij aan iets wat een neus moet lijken. Een hele grote neus met twee gaten. Totaal niet mooi, maar wél grappig. Ogen. Oeps, het ene oog valt kleiner uit dan het andere, maar grappig genoeg lijkt het daardoor alsof er diepte in de tekening zit en de hangoorvis zijn hoofd scheef houdt. Hij tekent hele lange gekrulde wimpers met kleine puntjes aan het uiteinde, het heeft geen enkele toegevoegde waarde. Hij doet het enkel omdat het leuk is. Hij kleurt de ogen lichtgroen afgewisseld met felgeel en paarse accenten.

Tonio buigt zich naar hem toe en werpt een blik op de tekening. Hij wijst naar de kleuren in de ogen. "Geweldig jongen, dat paars in dat geel maakt dat geel nog krachtiger en andersom. Dat doe jij op gevoel. Wees daar maar blij mee. Je hebt talent. Ik zie het nu al."

Tonio glundert net zo hard als Eaven doet. Zo zijn de twee gebroederlijk de ochtend aan het invullen, en Eaven merkt dat Tonio niet één keer onrustig is geworden tijdens het tekenen. Hij legt zijn hand op Tonio's hand en knikt naar de deur. Hij gaat voor beiden even de lunch ophalen.

Tonio knikt terug en hoeft verder niets te zeggen, maar voelt een warme dankbaarheid van binnen. Hij heeft geluk met deze jongen. Hij had het niet beter kunnen treffen. Het raakt hem diep in zijn hart, want niet zo lang geleden had hij datzelfde gevoel van verbondenheid met Sinne.

's Middags komt Eaven na de wandeling helemaal opgewekt terug. Tonio ziet de jongen stralen en beseft dat de wandelingen hem goed doen. Misschien is het voor hem ook weer eens tijd om naar buiten te gaan. Hij heeft zich inmiddels wel lang genoeg opgesloten. Maar ergens diep van binnen kan hij de moed niet opbrengen. Hij schaamt zich, ook al heeft Licinne hem op het hart gedrukt dat hij mag gaan en staan waar hij wil en dat hij overal welkom is.

De vergevingsgezindheid van het kamp verbijstert hem. Hij heeft het ze zo moeilijk gemaakt: gestookt, ontevredenheid gezaaid, alle mooie ideeën afgekraakt. En wat heeft hij zelf bijgedragen? Niets. Het drukt op hem. In eerste instantie was hij geïnspireerd om juist schoonheid in te brengen, iets liefs, iets zachts, zoals dat tere lila bloempje had gedaan, juist omdat die zachtheid zo ontbrak in deze harde wereld. Maar ergens onderweg was hij gevangen genomen door iets anders. Door boosheid. Door frustratie. Door een duister iets dat zijn hoopvolle tekeningen had omgevormd tot giftige propaganda. Alle goede bedoelingen zijn zo tussen zijn vingers door geglipt.

Nu lijkt er meer rust in hem te zijn en hij heeft Eaven. De jongen die zit te stralen op zijn bed met een boek in zijn handen. Hij heeft zich steeds voorgenomen dat Eaven niet lang bij hem zou zijn, maar als hij eerlijk is... het jongetje zit nooit in de weg, is een goede hulp en hij mag hem. Misschien is het zelfs meer dan mogen, maar dat kan hij bij zichzelf nog niet toelaten. Mensen kunnen namelijk zomaar weer uit je leven verdwijnen. De gedachte alleen al dat Eaven ergens anders zou gaan wonen, bij mensen die hem misschien beter begrijpen, beter voor hem kunnen zorgen, levert een plotselinge steek op in zijn borst. En dat, beseft hij met een mengeling van schrik en berusting, dat zegt eigenlijk wel genoeg.

De hele middag ligt Eaven op zijn bed te lezen en Tonio kijkt tevreden toe hoe diep deze jongen kan verzinken in een imaginaire wereld. Zo is het voor hem ook altijd geweest. Hij was daar goed in, kon uren verdwijnen in zijn hoofd, totdat hij één voor één zijn ouders verloor en daarna indirect ook Sinne.

Misschien zou het goed zijn daar toch eens met iemand over te praten. Licinne was lief en kwam elke dag even langs om te horen of hij behoefte had aan praatgezelschap. Zij zou hem niet veroordelen. Zij zou hem misschien zelfs kunnen begrijpen. Licinne heeft ook geen gemakkelijke weg gehad. Wie wel trouwens, realiseert hij zich dan met een zucht.

Hij kijkt naar het jongetje op het bed, volledig in beslag genomen door het verhaal, denkt aan Sinne en dan komt ineens Toran tevoorschijn in zijn hoofd... Meestal werkt dat als een rode lap op een stier, maar dit keer blijft hij ongewoon rustig. Misschien heeft Toran ook geen eenvoudige levensweg bewandeld... misschien is hij net als Tonio boos en gefrustreerd en heeft dat geleid tot al het geweld? Het lichtje dat opgaat maakt het beeld dat hij van Toran heeft wat zachter. Niet dat hij het nu een leuke vent vindt of zo!

---

En dan komt Sinne binnen. Hij had haar zachte aankondiging niet gehoord, was teveel in gedachten verzeild.

"Hoi Tonio!" zegt ze hartelijk en ze loopt naar hem toe om hem een knuffel te geven. "Blijf zitten Tonio, ik kom alleen even bij je kijken." Ze tovert een beker met een bekend geurend goedje tevoorschijn. Koffie? Echte koffie met een laagje melkschuim erop! Man, wat heeft hij daar zin in! Hij knikt dankbaar en neemt de beker voorzichtig van haar over. Ze glimlacht breed, trots zelfs.

"Ik ben benieuwd wat je ervan vindt!" en ze kijkt hem verwachtingsvol aan, met dat enthousiasme dat zo typisch Sinne is. Hij neemt een kleine slok en zijn wenkbrauwen schieten omhoog.

"Jemig, wat is dit lekker. Hoe kom je aan dit spul Sinne, het is verrukkelijk!" Ze glimlacht zo mogelijk nog breder en hij voelt zich aangestoken door haar goede stemming, terwijl de heerlijke koffie zijn smaakpapillen verwent.

"We gaan dit schenken tijdens de volgende voorstelling. Een paar jonge meiden hebben een prachtige dans in elkaar gedraaid en deze gaat binnenkort in première. Kom je ook Tonio?"

Hij kijkt haar geamuseerd aan en dan betrekt zijn gezicht. Hij kan toch niet zomaar bij een dansvoorstelling verschijnen en doen alsof hij niet al die tijd mensen heeft lopen opruien en bang maken. Bovendien, wat moeten de mensen die hij nog kent uit het verzet dan van hem denken? Hij zou zich geen raad weten met hun blikken.

Het lijkt alsof Sinne gedachten kan lezen, als ze terloops een aantal namen opnoemt van mensen die ook komen. Teda en Limbo komen blijkbaar ook. Sterker nog. Het zijn hun dochters! Hij voelt een steek van jaloezie en heeft een nare opmerking op het puntje van zijn tong liggen, maar hij weet zich te beheersen.

"Wat leuk dat hun dochters dat organiseren en durven", zegt hij in plaats daarvan, verrassend ongeveinsd. Sinne knikt enthousiast.

"Echt wel!"

"Ik wil je wat vragen Tonio. Ik weet niet of je onlangs nog een uitnodiging van ons bekeken hebt, maar ze zijn hopeloos en niet bijzonder uitnodigend als ik eerlijk ben." Eaven heeft ondertussen het boek neergelegd en komt bij hen staan. "Zou jij daar eens naar willen kijken? Misschien een mooie tekening erbij of iets wat jij passend vindt? Jij bent daar zo goed in Tonio." Ze kijkt hem smekend aan en Tonio wil graag ja zeggen. Maar in plaats daarvan zwijgt hij.

Eaven klampt hem aan en knikt aanmoedigend. Een traan loopt vanuit Tonio's ooghoek over zijn gerimpelde wang.

"Dat is lief Sinne, maar wie wil er nu werk van mij op de uitnodigingen na... wat..." stokt hij en kijkt gepijnigd naar de jongen naast hem.

Sinne gaat tegenover hem op een stoel zitten, pakt zijn hand en kijkt hem diep in zijn ogen.

"Iedereen Tonio, werkelijk iedereen! Jouw creaties zijn inspirerend. Als je naar buiten was geweest, dan had je gezien dat veel tenten tegenwoordig een mooie tekening voor het raam hebben hangen. Jouw oude illustraties, van die sierlijke bloemen en landschappen..." Ze knijpt zachtjes in zijn hand. "Doe jezelf niet tekort omdat je even de weg kwijt was. Dat overkomt ons allemaal. We leven nu! En het is tijd om jezelf te vergeven. De meesten hier begrijpen wat het is om fouten te maken. We zijn allemaal aan het leren."

Ze haalt diep adem. "Ik heb ook fouten gemaakt, Tonio. Ik heb je aan je lot overgelaten ondanks mijn beste intenties. Daar heb ik enorm spijt van. Ik wil dat we weer worden wat we waren: familie. Ik geloof in je Tonio en ik hou van je."

Eaven drukt zich nog dichter tegen Tonio aan en de oude man kan zich niet langer groot houden. Met tranen in zijn ogen schudt hij ja, en knijpt liefdevol in Sinne's hand. Eindelijk heeft Sinne's toenadering hem bereikt. Eaven snelt weg om enthousiast de tekeningen van Tonio te laten zien die in zijn map zitten.

Jeetje Tonio... deze zijn prachtig. Ze geven licht, zie je dat? Dit is wat je altijd wilde, anderen raken met je werk. En het lukt je.

Tonio slikt de brok in zijn keel weg en kijkt Eaven aan. "Wil jij me helpen jongen?" Eaven springt bijna een gat in de lucht en Sinne en Tonio moeten lachen om de jongen zijn opwinding. "Hoe gek kan een dag lopen?", denkt de oude baas ontroerd.

En zo, beste lezers, breekt een periode aan waarin Tonio en Eaven samen aan de slag gaan met het verfraaien van de uitnodigingen. Het zijn er vele, maar ze hebben er zoveel plezier in dat de tijd voorbij vliegt. Met elke tekening, elk lijntje en elke kleurschakering, groeien ze dichter naar elkaar toe. Aan het einde van een lange, maar vruchtbare week, waarin ze zowel 's ochtends als 's middags met toewijding hebben gewerkt, zijn de uitnodigingen eindelijk klaar voor presentatie.

Het langverwachte gesprek met Licinne vindt eveneens plaats in deze periode. Tonio is aangenaam verrast door haar kwaliteiten als gesprekspartner. Zij blijkt niet alleen geduldig en aandachtig te kunnen luisteren, maar is ook een ware meester in het stellen van precies de juiste vragen.

Terwijl de relatie tussen Sinne en Tonio langzaam maar zeker herstellende is, zien jullie, getrouwe lezers, hoe parallel daaraan Sinne's nachtmerries in hevigheid toenemen. Het duister wordt nog duisterder in haar dromen, als dat al mogelijk is. Mara, die we eerder nog enigszins beheerst zagen, lijkt nu de waanzin nabij. Ze is overmand door frustratie en een allesoverheersende wrok die aan haar vreet. Sinne komt vaak badend in het zweet uit deze beklemmende dromen terug, telkens weer gered door de waakzame Toran, die haar zacht maar krachtig terugtrekt naar hun eigen dimensie.

***

Een minder rare horizon met wolken dan verwacht vindt Eaven, na alles wat hij gelezen heeft in Sinne's dagboek over Omaria. Hij staat op een schots en scheef steigertje van bamboe en hout, een aanblik die hem doet lachen. 'Er zou geen boot kunnen aanleggen aan deze steiger...' En dat hoeft ook niet, want Eaven wil niet varen. Ook geen raket voor hem. Hij weet precies wat hij wil.

Met een lichte stap huppelt hij naar het einde van de steiger en maakt plotseling een sprong vooruit, op de plek waar een plank los lijkt te zitten. Volkomen vanzelfsprekend.

Het water danst vrolijk, vergezeld van zonneglinstering. Het is lang geleden dat Eaven de oneindigheid van een indrukwekkend landschap in mocht turen. Vogels zweven lichtvoetig op de zwakke wind en alles lijkt in volmaakte harmonie, vooral met hem. Alsof deze wereld speciaal voor hem is gecreëerd, zo natuurlijk en eenvoudig voelt het hier te zijn.

Zijn gedachten snellen vooruit en hij merkt dat de tijd hem volgt. Hij trapt op de rem. 'Jemig!' De tijd staat stil, één microseconde maar... In Sinne’s dagboek werd duidelijk dat dit moet kunnen hier. Vertragen en versnellen is immers mogelijk, waarom stilzetten niet?

Sinne en Toran is het nooit gelukt, Tonio al helemaal niet. Die gedachte stemt hem droevig.

Hij heeft niet lichtzinnig besloten hier te komen. Wat Sinne over Tonio heeft geschreven, heeft hem aangegrepen. Tonio is eigenlijk maar een jaar ouder dan hij! Ongelofelijk!

Hij herinnert zich nog hoe hij aanvankelijk het boek had dichtgeslagen. 'Ik moet wel gek zijn om hiernaartoe te willen reizen!' Maar geleidelijk was het avontuur aan hem blijven trekken. En als Eaven iets is, dan is het fantasierijk. Bang is hij evenmin. Dan moest het toch goed gaan? Met Sinne was het immers al die tijd ook goed gegaan...

Misschien kan hij iets voor Tonio doen hier. Misschien kan hij die tijdmachine vinden, waar Sinne het over had… Hij gaat zitten op de kop van de steiger en tuurt naar de horizon. Hij zal hier net zo lang wachten…

Hij trekt zijn schoenen en sokken uit en laat zich voorzichtig op de eerste steen zakken. Met gemak past hij met beide voeten erop. Druppels komen op zijn voeten terecht en zijn vreugde zwelt op. Het water leeft, is net zo enthousiast als hijzelf is. Stenen verschijnen waar hij ze nodig heeft. Zou híj ze oproepen? De volgende steen is in de buurt en hij doet een grote stap ernaartoe. Het water raakt nu bij het opspatten zijn onderbenen aan, wat zijn vreugde zoveel malen vergroot dat deze bijna uit zijn borst barst. 'Wat een bijzonder gevoel is dit!'

Sinne heeft gelijk. 'Het is hier wonderbaarlijk mooi, overweldigend en dan heb ik nog niet eens gevlogen!' Sinne vloog hier, recht de wolken in, met de Ascensie die nu rust op de bodem van dit meer. Net als Tonio's raket. Die wetenschap doet hem even stilstaan, het besef van zijn nietigheid overspoelt hem. Nu heeft de opspattende waterdruppel ineens een heel ander effect: hij voelt zich verzinken, meegesleurd door een onzichtbare, verlammende zwaarte.

'Wow!' Hij schrikt. 'Zwaarmoedig moet je met dit water om je heen niet zijn, dat overleef je niet!'

Maar gelukkig is Eaven verre van zwaarmoedig en als hij zijn blik weer naar de horizon brengt komt de rust en het behaaglijke gevoel snel weer terug. 'Te gek!' En dit is allemaal helemaal voor hem. Voor zover hij kan nagaan is hier op dit moment niemand anders.

Hij draait zich om, neemt de volheid van Omaria in zich op en weet zeker dat hij spoedig zal terugkeren. Want hier is hij vrij! Zo vrij als een vogel! Een verbondenheid met alles om hem heen overspoelt hem. Elk aspect van deze wereld lijkt met hem verweven, bijna uitwisselbaar.

Sinne had gelijk toen ze hem haar dagboek gaf. 'Wees verstandig, maar boven alles avontuurlijk!' had ze gezegd met een grijns. Net als Pippi Langkous: 'Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan!'

En hier is hij dan. Een grijns verschijnt op zijn gezicht. Hij kan het amper bevatten!

***