II | CONFRONTATIE
8. HET GEVAARLIJKE SPEL
Tonio veegt de slaap uit zijn ogen en kijkt naar het bed verderop. Sinne slaapt nog steeds terwijl de zon al op is. Dat gebeurt niet vaak en hij is verbaasd. Sinne heeft een behoorlijk betrouwbare interne klok. De laatste tijd is alles duidelijk anders, hijzelf niet in de laatste plaats, denkt hij ironisch.
Hij rolt zijlings naar de zijkant van het bed en laat zich dan als een soort duimelmannetje overeind flippen door op zijn billen te gaan zitten. Tegenwoordig is vanaf zijn rug zelfstandig overeind komen een behoorlijke krachtmeting. Hij probeert nu uit alle macht zichzelf overeind te duwen. Dit gaat gepaard met een hoop gekreun en gesteun. Het lukt.
Met kleine pasjes loopt hij in zijn pyjama naar de hoek van de tent waar een plasemmer staat. Het is een lage emmer en Sinne helpt hem normaliter overeind als hij uitgeplast is. Dat redt hij niet meer vanuit hurkzit. Hij wil haar niet wakker maken en loopt naar buiten waar urinoirs staan voor de mannen van het kamp; dan kan hij blijven staan.
In slakkengang slentert hij de hoek om. Bij de laatste tent in de rij staat een viertal van deze bakken. Alles gaat tegenwoordig langzaam en dat maakt dat zijn dagen zich snel vullen. Hij heeft tijd – niet de jaren die hij dacht te hebben, maar een ander soort tijd. Geen levenstijd, het is hem al te duidelijk dat zijn levenstijd gekrompen is. Maar hij heeft tijd om te kijken, tijd om te mijmeren, tijd om een praatje te maken… Al heeft hij dat nog geen enkele keer gedaan, dat praatje dan. Sterker nog, dit is de eerste keer dat hij de tent verlaat sinds hij een oude zak is geworden. Hij geeft zijn ogen flink de kost en is blij dat hij nog tamelijk goed kan zien op afstand.
Het is een armoedige puinzooi en er is geen enkele charme te ontdekken in het droge landschap. De tenten stapelen zich op, waarmee vergezichten ook geen schijn van kans krijgen.
Terwijl hij zich afvraagt of er nog ergens schoonheid te vinden is, valt zijn oog op een bijzonder fenomeen. Hij ontdekt een klein paars bloemetje dat zijn kopje laat zien naast de latrines, bijna alsof het zich afvraagt of het wel een goed idee is om hier te verschijnen. Aarzelend lijkt het te zijn en Tonio kan zich dat als geen ander voorstellen. Het heeft ribbelige violetblauwe bloemblaadjes aan een rank steeltje en het is maar goed dat het zich verdekt opgesteld heeft. De woestijnwind zou het binnen een mum van tijd meegenomen hebben.
Tonio probeert de stank van de urine even te vergeten, zodat hij wat tijd kan nemen voor dit hele kleine fragiele wezentje. Het is wilskrachtig, dat moet wel onder deze omstandigheden. Hij is onder de indruk. Wat een krachtmeting.
Tonio laat de situatie op zich inwerken en probeert er iets uit mee te nemen. Zo is hij bijvoorbeeld ook niet van plan zich zomaar van de kaart te laten vegen. Ook hij is in dit kamp terechtgekomen met weinig kans op meer dan het armzalige bestaan dat eenieder hier treft. Maar hij is hier en veel slechter kan het niet worden. En zie hier, het leven kan zich verbeteren, dat laat dit kleine lieflijke bloempje aan hem zien. In plaats van alleen maar droog zand en schrale troosteloze uitzichten is daar ineens iets wat de moeite waard is om naar te kijken. De omgeving heeft dankzij deze kleine dappere uitzondering meteen een opwaardering gekregen.
Tonio begint zachtjes te fluiten, iets wat hij als jonge jongen niet kon, maar nu ineens wel. Misschien omdat hij een paar kiezen mist en een hoektand. Hij grinnikt, dan is dat in ieder geval ergens goed voor. Het kan ook zijn dat een lang leven je dat geeft: het geduld voor fluiten. Hij is ontspannen, forceert het niet en dat zal de truc wel zijn.
Het montert hem op, net als het bloemetje gedaan heeft. Hij blaast het een handkusje toe en belooft morgen weer te komen kijken met schoon water bij zich, dat heeft het wel verdiend. Een gevoel van hoop borrelt bij hem omhoog en dat is ongewoon. Hij is alleen even bij de urinoirs geweest. Een moment dat praktisch was ingegeven en niets om het lijf had, is betekenisvol gebleken.
Sinne is eindelijk wakker en Tonio kan het niet laten om even afkeurend met zijn tong te klikken, terwijl ze slaapdronken op de wc-emmer gaat zitten.
"Laat me met rust Tonio, zo eenvoudig is het niet: leven in twee werelden," mompelt ze. Ze kleedt zich snel aan en verlaat even snel de tent.
Tonio is geschokt over haar toon. Zo is Sinne niet. De laatste tijd kan ze steeds minder hebben. Heeft dat inderdaad te maken met haar dubbelleven? Of wordt de verantwoordelijkheid voor hem haar te veel? Hij wil er eigenlijk niet naar raden, maar het baart hem wel zorgen.
Ze hebben het er sindsdien niet meer over gehad, over zijn incident op Omaria. Hij weet dat zij bezig is met een oplossing en dat ze daarmee bezig zal blijven, totdat hij weer een jongetje van tien is. Gek genoeg is Tonio zelf al berustender in zijn situatie. Letterlijk. Hij heeft meer rust in zich en lijkt tevreden. Een gekke gewaarwording, maar het voelt waar.
Hij gelooft er niet in dat de waarheid gevonden moet worden in een andere wereld. Als hij eerlijk is, vindt hij het van begin af aan al niets dat Sinne er iedere nacht naartoe gaat (moet). Het lijkt verdacht veel op een verslaving en in zijn optiek is het vluchtgedrag, het niet onder ogen komen van de realiteit. Hij neemt het haar niet kwalijk, zo is het niet. Bovendien kan hij alleen putten uit zijn eigen ervaring... en ja...
Toch vraagt hij zich in alle ernst af: wat verandert er in het heden, in de wereld waarin je geboren bent, als je steeds naar een andere verdwijnt? Is dat niet destijds al de grote misvatting geweest? De belofte op een betere wereld, Omaria, op hulp. Het heeft er enkel in geresulteerd dat mensen hun best niet meer deden voor deze. Hij kan het mis hebben. Hij is ook maar een onderontwikkelde oude man, denkt hij en grijnst. Eerder zou hij van die gedachte verdrietig worden en nu niet. Dat doet hem goed en zijn glimlach verbreedt zich.
***
Tonio neemt aan dat Sinne hier niet wil zijn, bij hem, in de armoede. Hij denkt dat zij altijd maar op Omaria wil zijn. Eerlijk is eerlijk, dat is ook fijn. Ze is alleen niet erdoor verblind geraakt. Ze heeft wel degelijk door dat het niet zaligmakend is en er in het kamp zelf actief niets verandert. Dat is wel hoog nodig!
Zij slaat niet op de vlucht, juist niet. Ze is zich er bovendien van bewust hoe het Toran sloopt van binnen. Alleen zijn er voor hem op dit moment geen andere opties. Hij wordt gegijzeld door een hele nare toverspreuk. Sinne heeft een keuze. Ze weet dat ze moet oppassen, dat Omaria aan haar trekt.
De dagen daar worden steeds langer en langer en het heeft zijn weerslag op haar dagen in het kamp. Dat heeft Tonio goed in de gaten. Dit komt, denkt ze, omdat ze als ze daar is sterk het gevoel heeft dat ze niet genoeg tijd heeft om te doen wat gedaan moet worden. Omaria past die tijd dan vervolgens aan of je past hem zelf aan, het is maar hoe je het bekijkt. Die tijd gaat ten koste van de tijd hier. Dat is niet de bedoeling.
Ze voelt zich bij het wakker worden niet uitgerust, alsof ze amper geslapen heeft. Eerder op haar ritjes door Omaria had ze daar nooit last van. Maar het leven in deze imaginaire wereld begint wat serieuzere vormen aan te nemen en daar zal het dan wel mee te maken hebben. Meer stress, meer zorgen, meer gepieker en meer verbondenheid. Ja, want leven op Omaria is niet meer alleen een flirt met de fantasie en de droomwereld. Er zijn levende wezens waar Sinne om geeft en waar ze een band mee heeft.
En nu heeft ze een plan… Precies dit plan is de reden dat ze met het verkeerde been uit bed is gestapt vanochtend. Het idee ervan is misselijkmakend en beangstigend. Ze kan er niet met Tonio over praten en net zo min met Toran. Beide zouden niet alleen hels worden, ze zouden haar met alle macht proberen tegen te houden. Nee, het is beter dat ze niet weten wat voor gevaarlijke capriolen ze uit gaat halen.
Ze doet het niet per se voor Toran, of voor haarzelf omdat ze om Toran geeft. Ze doet het hoofdzakelijk voor het volk hier in het kamp en in de andere kampen om haar heen. Want dit is geen leven zo. Nu zij als enige, naast Toran, weet wat er speelt, voelt ze zich verantwoordelijk. Ze slikt. De onzekerheid kruipt omhoog in haar keel. Het is een grote gok. Het kan zomaar helemaal verkeerd gaan.
Ondanks deze doemgedachten stapt ze op de grote tent af, de tent van de kampleiding, met lood in de schoenen weliswaar en het zweet op haar voorhoofd.
"Zoals jullie wel is opgevallen, lieve lezers, hebben beide vrienden, Tonio en Sinne, los van elkaar gedachten van dezelfde strekking. Het leven hier en nu moet beter worden, want niet iedereen kan (of wil) naar Omaria toe. Omaria bestaat alleen bij de gratie van een toverspreuk en de wensgedachte van een wanhopige man. Of is er nog iets wat wij over het hoofd zien…?"
Er wordt luid gesproken. De discussie is blijkbaar verhit waardoor geen van de mannen in de grote tent door heeft dat er een jonge vrouw binnen is gekomen. Tot de grootste van het stel zich abrupt omdraait en bijna over haar heen struikelt.
Hij vloekt hartgrondig en herstelt zich dan snel, terwijl hij haar met een sterke hand beetpakt en naar de andere heren sleept. "Kijk, wie hier naar binnen is geslopen?", zegt de potige kerel en met een verlekkerde blik in zijn ogen scant hij haar lichaam van boven naar beneden.
Het valt stil in de tent, tijdelijk. Blijkbaar zag niemand dit aankomen. Bezoek wordt hier altijd aangekondigd en stapt zeker niet zomaar naar binnen. De man die het verst weg staat verheft zijn stem, waardoor de rest zich omdraait naar hem.
"Ik ken jou!", en zijn hatelijke grijns maakt dat er een siddering door Sinne's lijf heen trekt. Het is Toran. Ze had niet verwacht dat hij hier ook zou zijn. Misschien ook maar beter zo. Dan hoeft ze de rest van deze engerds niet eerst te paaien om bij hem uit te komen. Het is haar tenslotte om hem te doen.
Ze schraapt haar keel en stamelt: "Het gaat mij om arbeid, heer, ik bedoel Uwe Majesteit."
Toran trekt zijn wenkbrauw omhoog en wenkt haar naar zich toe. Terwijl de andere mannen het gebaar niet begrijpen, laat de grote haar toch los. Ze loopt naar hem toe met gebogen hoofd.
Hij trekt haar dichter bij en zijn hardvochtige lippen raken nu haar oorschelp, waarin hij fluistert: "Uwe Majesteit? Probeer je mij voor gek te zetten!", en dat laatste schreeuwt hij terwijl hij nog steeds dicht bij haar oor staat. Sinne's trommelvliezen doen pijn en trillend beweegt ze zo ver als zijn greep toestaat bij hem vandaan. Ze kijkt nog steeds naar haar voeten terwijl ze haar hoofd schudt.
"Nee, eerlijk niet, heer!", huilt ze bijna en laat het daarbij. Hij is blijkbaar niet gediend van zijn titel.
Als hij haar loslaat, laat ze zich op haar knieën vallen en smeekt met haar handen gevouwen. "Niet lang geleden is mijn oudoom aan komen lopen. Ik heb hem in de tent genomen, maar wij hebben amper wat te eten en vrijwel geen schoon water. Ik weet dat er zoveel zijn in dezelfde omstandigheden, maar ik kan hard werken, heer, en ben bereid de vuilste taken die u heeft op me te nemen in ruil voor wat voedsel en water."
Een andere man schuift nu naar voren en buldert: "Uw oudoom heeft groenzucht, is het niet?"
Sinne herkent nu de commandant, de controleur die Tonio's moeder de dood in heeft geslagen en in Sinne's tent verhaal kwam halen. Ze slaat alweer haar ogen naar de grond en ze voelt dat de commandant dichterbij komt staan.
"Ik heb zelf de blauwe vlekken op zijn arm gezien!", schreeuwt hij nu boven haar. "Bovendien verstop je ergens een jongetje van tien jaar, die allang meegenomen had moeten worden naar het internaat", en dit keer gaat het gebrul vergezeld met spetters spuug.
Sinne duikt verder in elkaar en verwacht elk moment een trap van deze klootzak. Dan hoort ze de stem van Toran uitvallen tegen de commandant.
"Sinds wanneer heb jij hier het bevel?", en het is duidelijk hoe boos hij is. Blijkbaar heeft de commandant hem gepasseerd en wordt dat niet gewaardeerd door deze Toran. Deze Toran die Sinne de schrik op het lijf jaagt met zijn angstaanjagende priemende, lege ogen en zijn toon die duidelijk geen weerwoord duldt.
De commandant doet nu een stap naar achteren en begint lichtelijk te stotteren. "Mijn... mijn excuses, heer" en Sinne stelt zich een buigende houding voor, maar kan het niet zien omdat ze niet overeind durft te komen. Ze blijft naar de grond staren en hoopt dat Toran niet nog erger tegen haar tekeer zal gaan. Voor hem is een excuus blijkbaar niet genoeg.
Sinne hoort een doffe dreun en ziet naast haar de commandant tegen de vlakte gaan. Ze kreunt inwendig en probeert zich nog kleiner te maken.
"Kom overeind!", beveelt de stem van Toran.
Sinne trilt over haar hele lijf, maar weet met knikkende knieën inderdaad overeind te komen. De commandant naast haar zal dat niet meer doen. Zijn hoofd is verbrijzeld! Nu Sinne haar ogen op iets anders dan de grond kan richten, ziet ze ook waarmee dat gebeurd moet zijn. Van een zware metalen bak die Toran nog steeds in zijn rechterhand houdt, sijpelt bloed door zijn vingers heen op de voet van de commandant die voor hem op de grond ligt. De voet die niet meer beweegt. De commandant die niet meer beweegt.
De bak heeft een deuk en Sinne durft te wedden dat deze er eerder niet in zat. Ze is inwendig op zichzelf aan het vloeken. Hoe heeft ze zo naïef en dom kunnen zijn om hierheen te komen met haar zogenaamde plannetje om de wereld te redden?! Deze man gaat haar afmaken, zoals hij er al velen heeft afgemaakt! Het is waar hij om bekend staat en toch heeft zij zich in haar hoofd gehaald dat hij medelijden met haar zou krijgen. Dat iets van de Toran die zij kent nog in deze man zit en het niet over zijn hart kan krijgen om haar iets aan te doen. Het is haar nu pijnlijk duidelijk dat het een grote grap is, dit plan van haar en zeer slecht overdacht. Ze kan zichzelf wel wat aandoen, maar verwacht dat dit snel voor haar geregeld wordt.
"Kijk me aan!", de stem is minder luid, maar nog steeds dreigend. Ze tilt haar hoofd op en kijkt recht in de spectaculair groene ogen van deze wrede, lege man. De man die zijn rijk ontzegd is, zijn leven afgenomen en nu is opgescheept met afschuwelijke daden die eigenlijk niet de zijne zijn.
En op het moment dat ze zich dit realiseert, is ze ineens niet bang meer. Toran ziet de verandering in haar ogen, in haar postuur. Ze weet dat dit haar dood kan worden, maar het kan ook erger. Je kunt ook zijn zoals Toran, de man die tegenover haar staat. Je kunt een marionet zijn die geen zeggenschap heeft over zijn eigen doen en laten. Hij die zich in een andere realiteit moet verstoppen, niet alleen dankzij een toverspreuk, maar ook omdat de situatie simpelweg ondraaglijk is.
Want dat besef komt nu keihard binnen. Een man zoals Toran kan niet leven met dit allemaal op zijn geweten. Hij móét eronder gebukt gaan. Hij móét lijden. Sinne voelt ineens een enorme compassie voor deze brute man die voor haar staat. Niet voor de daden die hij gedwongen wordt te verrichten, maar voor de mens die ergens diep binnenin nog steeds gevangen zit.
Nog voordat ze doorheeft wat ze doet, zet ze een stap over de commandant heen en pakt de bloedende bak van Toran over. Ze legt hem rustig op tafel en kijkt hem aan. Ze kijkt hem recht in de ogen aan met alle liefde die ze in zich heeft.
De man zet een stap naar achteren, schudt dan wild met zijn hoofd en brult luid: "Eruit! Allemaal!! Nu!!" De kampwachters die er al die tijd bij hebben gestaan als figuranten struikelen over elkaar heen naar de uitgang van de grote tent.
Het tentzeil blijft nog een poos nabewegen door het geweld van het vertrek van de geschrokken mannen. Sinne is in eerste instantie blijven staan, maar haar dapperheid en liefde begint langzaam weer plaats te maken voor een gezond stukje realiteitsbesef. Ze deinst nu achteruit, van plan om door hetzelfde gat als de mannen te verdwijnen.
Ze is bijna bij het bewegende stukje zeil, als Toran haar naam roept: "Sinne! Wacht! Je bent niet voor niets gekomen, toch?" Het is alsof hij zucht, maar dat weet ze niet zeker. Er klinkt iets in zijn stem door – vermoeidheid misschien, of iets wat zelfs op opluchting lijkt.
"Het zijn geen leuke taken, kleine zwerver, maar het levert eten en water op. Als je ze niet goed doet of je komt niet op tijd opdagen voor je werk, dan sta ik niet voor mezelf in. Begrepen?", hij overhandigt haar een frommelig stuk papier en zegt dat laatste met zoveel nadruk, dat Sinne niet twijfelt aan de betekenis ervan.
Ze heeft met eigen ogen mogen zien wat dat inhoudt als hij niet voor zichzelf instaat. Ze vraagt zich af hoe hij haar naam weet. Het zal wel van de commandant geweest zijn. De commandant die er geweest is. Ze kan er geen traan om laten, ondanks het bloedbad. Hij heeft een betere dood gekregen dan Tonio's moeder. En daarmee is hij er goed vanaf gekomen.
Ze knikt dat ze het begrepen heeft. De lijst wordt in haar hand geduwd en Toran draait zich om, waarmee duidelijk wordt dat Sinne de tent mag verlaten. Ze weet niet hoe snel ze daar weg moet komen, maar spreekt zichzelf streng toe dat moedigheid nu het enige is wat ze in handen heeft. Dus loopt ze zo kalm als ze maar kan naar de tentopening en verdwijnt uit het zicht.
Zodra ze buiten is, laat ze een diepe zucht los uit haar lijf en zet het op een lopen naar haar tent. Het papier dat ze gekregen heeft, knijpt ze ondertussen fijn in haar bezwete handen. Ze zal er pas naar kijken als ze rustig en wel op haar bed zit.
---
Tonio ziet Sinne buiten adem de tent in komen en de angst slaat hem om het hart. Zijn ze erachter gekomen dat hij hier zit? Nog voordat hij zich van alles in zijn hoofd haalt, heeft Sinne de situatie uitgelegd.
"Ik heb gevraagd om werk, Tonio... en dat is misschien wel het spannendste wat ik ooit heb gedaan!" Ze hijgt nog steeds en haar woorden komen er hortend en stotend uit.
Tonio gelooft amper wat ze zegt. Is zij naar de grote tent geweest? Hij raakt bijna in paniek bij die gedachte en begint onmiddellijk uit te varen tegen haar.
"Wat mankeert jou Sinne? Heb je een doodswens misschien? Kan het nooit even normaal met jou? Ik ben echt wel klaar met al die verdomde avonturen van je!" Hij heeft het schuim zowat om de mond staan en zijn ogen puilen uit van woede en angst.
Sinne snapt het. Hij maakt zich zorgen om haar, om hen. En terecht natuurlijk. Maar dit moest. Eenvoudigweg omdat Toran, maar ook de mensen in deze wereld een kans verdienen. Een kans op iets beters. En ja, ze is er tot nu toe goed vanaf gekomen. En ja, het had behoorlijk anders kunnen aflopen. Dat besef heeft ze echt wel. Toch gaat ze Tonio dat niet aan de neus hangen.
Ze haalt haar schouders op in zogenaamde nonchalance en zegt dan zonder te knipperen: "Waar wou jij anders je eten vandaan halen, Tonio?"
Hij zwijgt en zakt terug in zijn stoel. Tonio had niet eens in de gaten dat hij in alle consternatie overeind gekomen was. Meestal gaat dat niet ongemerkt. Best goed af en toe eens kwaad zijn. De ironie ontgaat hem niet.
Sinne kijkt hem aan en haar blik wordt zachter. "Je hebt gelijk. Absoluut gelijk. Ik heb alleen het gevoel dat we vastzitten en er geen andere weg is… Er is trouwens ook nog goed nieuws en… slecht nieuws," mompelt ze erachteraan.
"Doe me eerst het slechte maar", kreunt Tonio en hij verschuift in zijn stoel alsof hij zich schrap zet.
"Toran zit in onze hoofdtent en maakt blijkbaar hier nu de dienst uit."
Sinne weet niet of hij ooit gehoord heeft van Toran de Verschrikkelijke, maar aan zijn blik te zien niet. Hij kijkt haar met een nietszeggende blik aan, totdat… de gezichtsuitdrukking verandert. Een golf van herkenning spoelt over zijn gezicht.
"Onze Toran?" Hij is nu duidelijk in de war, alsof twee bestaansniveaus in zijn hoofd botsen.
Sinne heeft flink wat uit te leggen.
"Jemig Sinne", zucht hij, nadat het hem duidelijk is wie deze Toran is. "Dit kon wel eens héél slecht nieuws zijn. Ik dacht dat er geen grotere klootzak dan de commandant zou zijn, maar blijkbaar kan dat dus wel."
"En daarmee mag ik je meteen overladen met het goede nieuws", overrompelt ze Tonio nog eens, "de commandant is dood!"
Het gaat Tonio allemaal te snel. "Hoe...?", hakkelt hij binnensmonds.
Sinne had gehoopt dat ze het hierbij kon laten, maar Tonio verdient het hele verhaal. Ze gaat zitten op haar bed zodat ze hem beter aan kan kijken en leidt het verhaal voorzichtig in. Ze bespaart hem de bloederige details.
Tonio wordt bleek bij het gedeelte waar Toran de commandant in luttele seconden de dood in helpt. Hij zal er niet beter van slapen, vreest ze.
"Nou ja", eindigt ze wat oneerbiedig haar relaas, "en hier heb ik dus de planning van de kamptaken die ik mag doen komende tijd. Zo slecht kan Toran niet zijn als ik dit mag doen, toch?"
Tonio zucht inwendig. Wie probeert zij te overtuigen? Tonio kan een lijst van redenen verzinnen waarom Toran haar dit werk laat doen en geen van die redenen zijn ingegeven door een goed hart.
Hij zwijgt, maar in zijn oude ogen glimt een scherp inzicht dat Sinne liever niet zou zien.
"Laten we het hopen", mompelt hij net verstaanbaar.
Sinne gaapt overdreven. Ze wil het er verder niet meer over hebben. Het is Tonio duidelijk en ook dat ze dingen voor hem verzwijgt. Er is absoluut meer aan de hand. Het heeft geen zin erover door te drammen. Voorlopig zal hij zich neerleggen bij het doldrieste idee om op deze wijze hun kostje bij elkaar te verdienen.
***9. TUSSEN TWEE VUREN
Toran wacht haar bij haar steiger op.
"Voorzichtig!", zegt hij bij de plank die duidelijk verrot is.
"Pas jij maar op, Toran, ik ken mijn eigen aanlegsteiger goed genoeg hoor!" en ze huppelt zo langs hem.
"Waar is Dali?", roept ze vanaf de Ascensie, terwijl ze achterom kijkt. Binnen een mum van tijd heeft ze de Ascensie vaarbereid gemaakt. Jemig, ze is vandaag nog sneller dan anders, stelt Toran vast. Hij springt aan boord.
"Dali is terug naar het nest gevlogen. We zijn een keertje met zijn tweeën." Hij geeft haar een knipoog.
"Nou ja, waarom?" Het komt er teleurgesteld en nogal lomp uit en ze negeert zijn knipoog volledig.
Hij raakt geïrriteerd. De zeilen van de Ascensie klapperen kort, scherp, een echo van zijn opkomende ergernis. "We zouden toch op zoek naar de tijdmachine?" Hij ploft neer op de bolder aan bakboord en bekijkt haar van top tot teen. "Of heb je een ander plan inmiddels?"
Sinne schudt haar hoofd, waarmee haar paardenstaart er losjes achteraan wappert. "Zeker niet! Maar is het niet juist handig om Dali erbij te hebben?" Ze kijkt verward.
Voelt ze zich ongemakkelijk? Toran kan het niet helemaal rijmen.
"Wat heeft ze eraan om mee te vliegen, terwijl wij proberen een plan uit te werken? En wat doe je ongelofelijk moeilijk hierover!" Toran is zich nu ronduit aan het ergeren. Hij fronst en heeft zijn armen over elkaar heen geslagen. De lucht om hen heen verdicht, krijgt iets drukkends.
"Nou, rustig maar! Wat ben jij opgewonden ineens!" en ze begint te lachen.
Hij kijkt haar van opzij aan en kan niet anders dan ook lachen. Ze weet hem behoorlijk op te ruien. Met haar lach breekt de spanning; de lucht opent zich weer, de druk valt weg.
"Uhm, tja, schuldig. Mijn moeder zei zoiets ook wel eens tegen me... Ik heb hier alleen lange tijd niemand gehad om dat even lekker op uit te leven," en een brede ondeugende grijns siert zijn knappe gezicht. "...tot nu dus."
"Pffff, dan heb je mooi de verkeerde voor je... Jammer voor jou, maar ik ben opgegroeid met twee broers en een nogal ruwe en veeleisende vader. Je zult met wat beters moeten komen." Ze balt haar vuisten, recht haar rug en neemt een nogal onvrouwelijke pose aan.
Toran kan niet bedenken waarom, maar het doet zijn bloed sneller stromen. De wind neemt toe, strijkt langs zijn wangen, stoeit met haar haren.
"Kom maar op als je durft!", zegt ze met een serieuze uitdrukking op haar gezicht.
Hij moet lachen en gaat voor haar staan met zijn vuisten omhoog. Het hout van het dek kraakt zacht onder hun bewegende voeten, anticipeert op de uitdaging.
Sinne heeft het altijd al van haar snelheid moeten hebben. Haar vader heeft haar geleerd dat in het geval van haar broers de aanval de beste verdediging is. En zo plaatst ze zonder aankondiging een ferme stomp in zijn buik. Hoppa! En even onverwacht volgt een low kick tegen zijn been erachteraan.
Toran fluit tussen zijn tanden. Hij is onder de indruk, maar als zij denkt dat hij uit zijn evenwicht gebracht is? Nog voordat ze over de volgende stoot kan nadenken, heeft hij haar bij haar taille opgepakt en over zijn schouder gegooid. Wat een lichtgewicht!
Ze is het er duidelijk niet mee eens en slaat nogal hardhandig met haar vuisten op zijn rug. "Laat me los!", schreeuwt ze. De wolken boven hen krimpen ineen bij haar uitroep, trekken samen tot compacte formaties. Ze schreeuwt zo luid dat Dali vanaf de verte komt aansnellen, haar vleugels een stortvloed in de lucht.
Sinne is er stil van. Dat moment pakt Toran.
"Dali, let op!", en in één snelle beweging gooit hij de kleine spartelende dame over de reling.
Sinne geeft geen gil terwijl ze door de lucht zweeft. Met een plons komt ze in het water terecht. Ze zwemt zo kalm mogelijk naar het trapje aan de achterkant van de boot, al verraadt de stoom uit haar oren haar, en bedenkt ondertussen plannen om wraak te nemen. Toran heeft het trapje al voor haar in het water laten zakken. Hij loopt zogenaamd het heertje uit te hangen! En als hij haar ook nog een helpende hand toesteekt, naja, dan vraagt hij erom! Terwijl hij haar eruit wil helpen, maakt zij een snelle trekbeweging en gaat met haar hele gewicht aan zijn arm hangen. Een halve seconde later plonst ook hij het water in.
Toran ligt nu naast haar te spartelen in het door de zon opgewarmde water. Er zijn zeker ergere situaties dan samen met een mooie vrouw in het bezwerende azuurblauwe water van Omaria te liggen dobberen. Hij moet alweer lachen.
Sinne doet gemaakt boos, maar houdt dat niet vol... Het water staat het haar niet toe, bedenkt ze verbaasd. Van boosheid was geen sprake. Ze was eerder vergenoegd over haar wraakactie. En dat is het gekke, want precies dát gevoel neemt in volume toe, welt in haar op. Dan verandert geleidelijk de vorm ervan en transformeert het naar een algeheel gevoel van welbehagen.
Ze gaat op haar rug liggen met haar armen wijd en blijft al drijvend een poosje naar boven kijken, naar de wolken die daar rustig voortbewegen, door de wind gedreven. Onder haar rug vormt het water een zacht, ondersteunend kussen. De waterdruppels op haar huid gloeien met een vreemde, bijna etherische helderheid. Dali is nieuwsgierig, maar haat water, dus blijft angstvallig een stukje boven hen cirkelen in gracieuze lange bewegingen. Daardoor verdwijnt af en toe de zon even en maakt deze plaats voor het silhouet van de indrukwekkende dame boven hen.
'Mijn hemel! Dit is geluk', denkt ze. 'Dit is puur en zuiver en allesverzengend geluk.' Ze vraagt zich voor de tweede keer af of het water er iets mee te maken heeft. Het maakt ook niet uit. Het is perfect, zaligmakend. Alles is perfect. Zelfs die onmogelijke man daar in het water is perfect. Ze merkt op dat ook hij een grote gelukkige glimlach om zijn lippen heeft terwijl hij naar haar kijkt.
Wauw! Dit water is geniaal en ze barst in lachen uit. Bij elke lach ontstaan kleine rimpelingen op het wateroppervlak die zich verspreiden in alle richtingen, een lichtgevend spoor achterlatend. Toran blijft niet achter en samen lachen ze uitbundig. Sinne komt er zo achter dat zwemmen en lachen een slechte combinatie is. Proestend zwemt ze naar het trapje om daar zichzelf uit het water te hijsen.
Haar vrolijkheid wordt iets ingetogener eenmaal uit het water, maar de dankbaarheid die ze voelt en de gelukzaligheid blijven in haar lichaam en hoofd aanwezig. Het water druipt van haar af in druppels die op het dek een zacht melodieus ritme vormen. Toran komt er nu ook uit en is nog steeds aan het grijnzen. Wat een bijzondere ervaring was dit!
Sinne beseft dat dit weer zo'n Omaria-mysterie moet zijn. In deze wereld lijkt alles te reageren op wat je vanbinnen voelt. Het water neemt misschien wat je al in je draagt en fluistert het terug, luider dan tevoren. Een stille onderstroom die plots hoorbaar wordt. Ze moet alweer lachen. Rondom hen kleurt het water dieper blauw, dringt de tint door in de lucht erboven, vermengt zich met de atmosfeer. Zo blauw als de lucht is, is het ook in haar hoofd. Ze kan maar niets vastgrijpen in haar hoofd. Geen enkele gedachte blijft lang genoeg hangen om er betekenis aan te geven.
Ze staart Toran aan met open mond. "Wat bijzonder is dit! Echt ontspannen. Ik zou willen dat ik me altijd zo kon voelen!", brengt ze verheugd uit.
Toran knikt bevestigend en er verschijnt een ondeugende grijns op zijn gezicht. De zonnestralen concentreren zich een moment op de waterdruppels in zijn haar waardoor glinsterende reflecties ontstaan. Hij trekt zijn natte shirt uit, komt naar haar toe en slaat zonder aankondiging zijn armen om haar heen. Verrast als ze is, schiet ze alweer in de lach en begrijpt ineens zijn grijns: hij wist hiervan! Hij wist wat het water zou kunnen opwekken. Totaal onverwacht kruipt er een overweldigende sensatie via haar ruggengraat omhoog. Pure extase nestelt zich onder haar huid en tintelt aan de uiteinden van haar vingers. De tinteling zit ook in haar buik, in haar hoofd, in haar hart.
Ze weet er even geen raad mee totdat ze met haar vingertoppen de borst van Toran aanraakt en meteen een reactie krijgt. Een gek soort ontlading op het moment dat hun huid elkaar raakt. Zodra ze loslaat, bouwt de spanning zich weer op.
"Toran! Voel je dat!", en ze slaakt een kreet van plezier. De planken van het dek trillen zacht bij haar uitroep. Haar hand raakt nu zijn arm aan en kleine uitbarstingen van geluk ontploffen in haar hart, haar buik, haar hoofd. Nu maakt ze een lange aaiende beweging van zijn schouder naar beneden. De tinteling volgt de beweging en wordt nu een meer uitgerekte gewaarwording, steviger, dieper verankerd in haar binnenste. Het ontneemt Sinne de adem.
Toran is er niet beter aan toe. Hij draait haar om haar as en zet haar neer op de bank in de roef. Een vleugje geur van vers hout en specerijen vult plotseling de kleine ruimte, verscherpt hun zintuigen. "Ga even zitten... Als jij voelt wat ik voel dan kun je amper op je benen staan!"
Sinne ademt nu rustig uit en kijkt hem aan. "Jij voelt dit dus ook?"
"Ja", en hij grinnikt. "Voor mij is dit op deze manier ook nieuw. Ik heb wel eens na het zwemmen op Dali rondgevlogen en dat was al behoorlijk intens. Dit is...", Toran valt stil terwijl hij in haar diepblauwe ogen kijkt. De temperatuur in de roef stijgt merkbaar, maakt de lucht tussen hen bijna tastbaar.
Hij pakt haar hand beet en direct beginnen de kleine uitbarstingen weer. De lucht in de roef krijgt een gouden gloed, die pulseert op het ritme van hun gezamenlijke hartslag. Sinne kreunt nu zachtjes. Ze kan het geluid niet meer binnen houden. Dit is allemaal behoorlijk overrompelend! Hij reageert op haar door haar gezicht in zijn handen te nemen. Het warme gevoel verspreidt zich en de aanraking trekt door haar hele lichaam en omvat haar. Haar lippen wijken licht uiteen en een soort trance komt over haar heen.
Toran kan het gevoel in zijn borst en buik bijna niet aan. Het verlangen is zo intens, dat het pijn doet. De begeerte trekt aan hem, wordt steeds inhaliger.
‘Shit. Dit kan niet!’
Deze gedachte komt als een flits bij hem binnen. Hij reageert erop door haar abrupt los te laten en afstand te nemen. Sinne schrikt ervan. De gouden gloed vervaagt, trekt zich terug in de hoeken van de roef. "Sinne, ik kan dit niet... het is té...", hij maakt zijn zin niet af en kijkt radeloos naar de vrouw die nu verloren voor hem zit. Dit is misschien wel één van de moeilijkste dingen die hij ooit heeft gedaan en in zijn geval is dat veelzeggend.
Sinne's eerste reactie is er één van ongeloof. De hartstocht is zichtbaar in zijn ogen en zij heeft een gevoel als dit nooit eerder gehad... het is betoverend... dus waarom…? De planken onder haar voeten koelen af, een plotse temperatuurdaling die haar verwarring weerspiegelt.
Toran wacht haar reactie niet af, staat op en loopt met snelle pas de roef uit. Dali heeft erop geanticipeerd. Hij laat zich op haar rug slingeren en ze stijgen zonder omhaal op en verdwijnen uit het zicht. De wind komt plotseling op, cirkelt rond het schip in scherpe vlagen. De wolken boven splitsen zich open om het vliegende tweetal door te laten en sluiten zich daarna weer. Niet veel later is hun aanwezigheid niet meer voelbaar in de lucht.
De herinnering blijft achter op Sinne’s huid. Overal waar zijn aanraking geweest is voelt ze deze nog. De plekken gloeien zacht en dat zal gedurende de dag langzaam vervagen, zoals ochtendnevel die traag oplost in de warmte van de zon.
Sinne is niet in staat ook maar iets uit haar handen te krijgen. Het effect van het water werkt lang na. Ze veegt alle voornemens van tafel en besluit tot een dagje luieren op het voordek. Het hout van het dek vormt zich subtiel naar haar lichaam. Ze geniet van de glinsteringen op het water en van het kabbelende geluid dat haar steeds weer meeneemt op reis in haar hoofd.
Ze kan niet anders dan keer op keer terugkomen bij het intense samenkomen met Toran na het zwemmen. Kleine golven kabbelen tegen de boot, herhalen het ritme van haar gedachten. Ze denkt na over wat zojuist is gebeurd, hoe het water op Omaria blijkbaar de emoties vergroot – dat wonderlijke, bijna magische water dat gevoelens versterkt en verdiept.
Ze vraagt zich af waarom het water bij de redding van Tonio niet hetzelfde effect had. Of had het dat wel? Ze herinnert zich zijn intens verdriet op het voordek, de manier waarop hij zijn emoties leek uit te gieten nadat Toran hem uit de raket had gered. Misschien was het water meer aan het werk geweest dan ze destijds doorhad.
Ze moet ondanks dit verdrietige scenario in herinnering toch even glimlachen. Er komt een gedachte bij haar op die precies in een belletje past en lumineus oplicht. Misschien kan Toran ook eens bij haar op bezoek komen in haar droom- en gedachtewereld? Deze gedachtebel is namelijk speciaal en de strekking ervan durft ze amper aan zichzelf toe te geven.
Ze grijnst gelukzalig en lacht dan om zichzelf. Alsof er op dit moment ontsnappen mogelijk is aan dit gevoel. Álles maakt haar nu gelukkig. Ze zal eerst deze staat van zijn achter zich moeten laten, wil ze een helder beeld krijgen van de situatie. Ze laat zich weer in de kussens zakken en ontspant.
Zelfs het plotselinge vertrek van Toran kan de glimlach op haar gezicht niet vervagen. De lucht boven haar vertoont zachte, steeds veranderende patronen, een caleidoscoop van blauwtinten die haar gemoedsrust weerspiegelen. En zo luiert ze de rest van de dag totdat ze in een tevreden slaap wegzakt.
***
Bij het wakker worden voelt ze een onbehaaglijk gewicht. Het gewicht van de wereld, denkt ze. Hij is zwaar. Ze zet zich er snel overheen, want vandaag is de eerste dag van haar nieuwe werkregime. Ze sleept zich overeind en kijkt op haar klokje bij het bed. Hemel! Het is al laat, ze moet zich haasten.
Tonio kijkt haar aan vanuit de stoel en zegt zachtjes: "Goedemorgen Sinne." Hij komt overeind en kijkt haar aan met een serieuze blik in zijn ogen. "Je bent iedere ochtend later en 's nachts zeer onrustig. Komt het wel goed met jou daar op Omaria?"
Sinne voelt zich betrapt. Ze is katerig en kan het niet hebben dat Tonio haar zo ziet. Het liefst zou ze hem afsnauwen. Ze kan zich inhouden. Gelukkig kan ze zich inhouden. Hij heeft dat niet verdiend. Zijn zorgen zijn terecht.
Wat haar vannacht is overkomen op Omaria was hemels, een ongelooflijke high. Het was ook een gemiste kans, een dag die alweer niet in dienst heeft gestaan van het vinden van de tijdmachine. Het egoïsme druipt van haar af. Het is logisch dat Tonio gefrustreerd is, omdat hij zelf niets kan doen. Het zou haar niet verbazen als hij het gevoel heeft dat hij tekortschiet. Die gevoelens kent ze maar al te goed.
Zij heeft een hele dag liggen luieren op Omaria. Wat bezielt haar toch? Ze heeft zich verloren in extase, zich overgegeven aan de liefde… liefde? Denkt ze dat écht…? Ze kreunt nog maar eens.
Snel gaat ze overeind zitten, grijpt haar kleren, pakt het vodje van een rooster erbij en leest het nogmaals door. Ze moet beginnen bij het sanitair in sectie 1. Dat is hun eigen sectie. Eerst moet ze zich alleen aanmelden in de hoofdtent. Ze voelt haar hart sneller kloppen bij die gedachte. Geen tijd voor…
Ze geeft Tonio een knuffel, stelt hem gerust en snelt de deur uit.
---
Ja, ja, het komt allemaal goed zegt ze… alsof Tonio daar vertrouwen in heeft. Hij ziet toch met eigen ogen wat er met haar gebeurt iedere nacht! Hij laat het voor nu los. Zo snel mogelijk wil hij kijken of zíj er nog staat. Het kleine, mooie, fragiele bloemetje, dat zo fier haar kop boven de aarde heeft uitgestoken. Hij heeft een flesje water bij zich gestoken en verheugt zich op hun weerzien.
Vanochtend, toen Sinne nog lag te slapen, had hij de kleurpotloden erbij gepakt en een kleine schets gemaakt. De zon scheen door het plastic gat in de tent naar binnen precies op de plek waar hij zat te tekenen. Hij had zich er helemaal in verloren zoals hij vroeger ook altijd had gekund. Het waren wat betekenisloze strepen en vlekken, maar hij gaf zichzelf tijd. De betekenis zou vanzelf ontstaan.
Hij weigert aan zijn tekening van de raket te denken. Het was een goede tekening geweest, dat zeker. Het had zijn fantasie geprikkeld. Het had een opening gegeven in het wonderland van zijn dromen en gedachten. Ook al is zijn reis op Omaria een fiasco gebleken, het heeft hem toch iets gebracht. Zij, het mooie bloempje, heeft hem ook iets gebracht. De optelsom ervan heeft geleid tot een bepaald inzicht.
Je kunt wel degelijk gevangen zitten in je gedachten, vooral als die alleen maar bestaan uit zorgen. Hij wil zijn fantasie weer prikkelen. En hij heeft zich voorgenomen ook andere mensen daarbij aan te steken. Hij wil ze iets anders geven om op te kauwen dan het dagelijkse harde bestaan.
Tonio bekijkt het tekeningetje nog eens dat hij in zijn handen houdt. Ja, vanmiddag weer verder. Hij heeft een doel. Wie weet kan hij toch een verschil maken.
Langzaam sjokkend gaat Tonio de hoek om en krijgt de urinoirs in zicht. Zijn tempo is rustig. Waarom zou hij haast maken? Hij kan hier de hele dag over doen als het nodig is. Hij leunt even tegen een klein hek en zodra hij weer op adem is, vervolgt hij zijn weg.
Op afstand ziet hij een blonde paardenstaart heen en weer bewegen. Blijkbaar heeft hun sectie op het rooster gestaan als Sinnes eerste klus. Hij zucht. Het is helemaal niet leuk om haar te zien zwoegen. Hij wil haar helpen, maar in hemelsnaam hoe? Als hij eenmaal op zijn knieën zit, komt hij nooit meer overeind. Hij zou geen adem overhouden met al het harde werk en het zou hem de rest van de dag kosten om bij te komen.
Toch wil hij graag het bloempje water geven. Hij wil haar overlevingskansen maximaliseren. Van haar omgeving moet ze het verder niet hebben. Ze kan alle hulp gebruiken en hij heeft op haar ingezet.
Hij besluit te doen waarvoor hij gekomen is en zet zijn rechtervoet weer voor zijn linker. Gestaag komt hij dichter bij, totdat hij een barse stem hoort roepen. Tonio is te dichtbij om terug te gaan! Midden op het pad kan hij ook niet blijven staan. Zo snel als het gaat, verstopt hij zich achter de eerste de beste tent die links van hem op het pad staat. Hij kijkt om het hoekje en verbijt zich… als er wat gebeurt, kan hij NIETS doen! De frustratie is groot.
"Ah, nog steeds hier, kleine zwerver!", Toran kijkt van boven neer op de hardwerkende vrouw aan zijn voeten. Sinne slikt hoorbaar en draait dan haar hoofd om. "Ik ben elk moment klaar voor de toiletten in sectie 2." Zonder verder woord schrobt ze hartgrondig met haar borstel over het zeil op de grond.
Toran snuift genoegzaam. "Dat zijn onbeduidende details voor mij." Hij gaat pal naast haar staan en doet zijn gulp open. De enorme straal ketst hard af tegen de pot en het is duidelijk dat het niet zijn bedoeling is om per se in de bak te plassen. Een klein machtsspelletje dat de lucht doet trillen van vernedering. Sinne blijft stil zitten met haar hoofd zoveel mogelijk naar beneden en haar borstel bewegingloos in haar hand. Tranen prikken in haar ogen, maar ze zal ze niet laten vallen. Niet hier. Niet nu.
Toran gromt iets onverstaanbaars, duwt het zaakje weer in zijn broek, doet zijn gulp dicht en draait zich om. "Ga vooral verder met het goede werk!" en met die woorden verdwijnt hij snel uit beeld.
Tonio's blik volgt Sinne terwijl ze zich hervindt, een rol papier pakt, alles droog afneemt. Ze is spaarzaam met water, want elk druppeltje is kostbaar hier. Haar bewegingen zijn beheerst, maar Tonio ziet de trillingen in haar handen.
Hij weet niet waar hij het geschoktst over is. Toran te zien midden tussen de barakken met vuil op zijn kleren en een aftands rood staartje in zijn nek. Of om mee te maken wat hij zijn lieve vriendin flikt vlak voor zijn neus! De Toran die hij ontmoet heeft op Omaria was niet alleen een mooie man, verzorgd, geciviliseerd, maar ook vriendelijk en hulpvaardig. En dit monster… dit monster is… Hij schudt verdrietig zijn hoofd.
Dat Sinne het heeft laten gebeuren! Hij was het liefst als een doldrieste stier op het tafereel ingelopen en had die hufter een trap in zijn zak gegeven. Het had hen geen van allen iets gebracht als hij dat had gedaan. Nu staat hij zich hier te verbijten en weet dat hij het uit moet zitten. Hij wil niet verraden dat hij erbij aanwezig is geweest. Weglopen kan ook niet, want ze zou hem in een oogwenk opmerken; hij beweegt nu eenmaal niet meer zoals vroeger.
Tonio ademt nog eens diep in en uit en probeert zijn woede weg te slikken. Wat een grove klotestreek en wat een vernedering. De brok in zijn keel blijft nog lang hangen.
***10. VERBORGEN VERBINDINGEN
Sinne ziet de Ascensie liggen aan de lange kant van het steigertje en meteen begint haar humeur op te knappen. Ze wil vandaag het plan gaan uitzetten, het liefst alleen. De planken van het steigertje verstevigen onder haar voeten, verwelkomen haar terugkeer. Toran leidt haar alleen maar af. Bovendien hoeft ze zijn hoofd even niet te zien na alles wat er in het kamp gebeurd is.
Het is niet eerlijk, dat weet ze. Het begint steeds moeilijker te worden deze twee Torans los van elkaar te zien. In gedachten leek het haar haalbaar om de verwaarloosde Toran leven in te blazen. Ze dacht door geïnteresseerd te zijn en de connectie met hem aan te gaan dat hij zou ontdooien of wakker worden.
De lucht boven haar verdonkert subtiel, weerspiegelt haar innerlijke conflict. Wat er gisteren gebeurd is, heeft deze goede moed in één oogwenk van tafel geveegd. Hij zal haar niet toelaten. Hij zit helemaal op slot, dat is haar nu pijnlijk duidelijk. En wat het aandeel van de toverspreuken daarin is, of het feit dat Toran zich verstopt en de realiteit niet aan wil gaan... Op dit moment tast ze in het duister.
En ook dat is niet eerlijk. Het is naar hem toe niet fair daar een oordeel over te hebben. Ze heeft geen flauw benul hoe zij zelf in zijn situatie zou handelen. Daarbovenop heeft ze ook geen idee hoe sterk de ketens van Mara's tovenarij zijn. Waterdruppels stijgen op van het oppervlak, zweven een moment in de lucht, vangen het zonlicht in minuscule prisma's voordat ze terugvallen.
Ze is nog lang niet bereid het op te geven, absoluut niet. Maar zolang ze hier op Omaria vertoeft, lijkt het haar verstandiger om wat meer afstand te houden van deze man. De focus ligt hier nu op het vinden van de tijdmachine, denkt ze vastberaden. De geheimzinnige krachten van Omaria zullen haar hopelijk leiden naar de antwoorden die ze zoekt. Het hout van de steiger kraakt instemmend onder haar voetstappen terwijl ze verder loopt.
Toran zit duidelijk op een ander gedachtespoor. Hij wacht haar op in haar kleine roef en heeft zelfs thee gezet! Het hout van de kajuitwanden gloeit warm, subtiel reagerend op zijn aanwezigheid. Er is geen ontsnappen aan deze man! Gelukkig ontdekt ze elke keer weer dat hij in niets op zijn dubbelganger in het kamp lijkt, zelfs zijn houding en fysiek niet. Toch allemaal vreemd dit, peinst ze. Ze zou willen dat er een duidelijkere route te bewandelen was. Eerder Ze moet afgaan op haar onderbuikgevoel, maar is die wel betrouwbaar?
Toran trekt een wenkbrauw op. "Ook goedemorgen", zegt hij, en laat zijn wenkbrauw meteen weer zakken als hij haar gezichtsuitdrukking ziet. De theepot op tafel weerkaatst zijn bezorgdheid met een zachte trilling. "Gaat het goed met je?"
Ze is niet van plan hem te vertellen over het incident met de andere Toran. Helaas snelt de gedachte haar vooruit en vist hij deze zo uit de lucht.
Toran deinst achteruit en kijkt haar aan alsof hij haar net hoogstpersoonlijk geslagen heeft. Afschuw en schuld tekenen zijn gelaat. Het licht in de kajuit dimt even, een stille ademtocht die meebeweegt met zijn emotie. Sinne heeft medelijden met hem. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat één persoon twee zo verschillende gedaanten kan aannemen? Ze moet zich wat beter afschermen voor zijn neiging zomaar in haar gedachten in te breken.
En zonder moeite te doen dringt het ineens tot haar door. Er is helderheid in haar gedachte en ze heeft een warm gevoel in haar buik. Dat is ook zo opmerkelijk hier op Omaria. De waarheid wordt direct voelbaar in je lichaam en licht op in je geest. Het is alsof een lepeltje tegen een kristallen glas tikt. Loepzuiver. Het water onder de boot rimpelt zachtjes. De oppervlakte beweegt met haar groeiend inzicht, vormt kleine cirkels die zich uitbreiden zoals haar begrip zich verdiept.
Ze noemt het voor het gemak 'het dualiteitsprincipe' en vindt het een behoorlijk serieuze, bijna wetenschappelijke term. Uit welke hoed ze dit woord heeft getoverd? Toch voelt het principe juist aan, als een echo van een oude waarheid: waar licht is, moet schaduw zijn. Waar kracht is, bestaat zwakte. De planken onder haar voeten resoneren met deze gedachte, een nauwelijks merkbare trilling die haar overtuiging bevestigt.
En waar een persoon in tweeën wordt gesplitst, ontstaan er tegenpolen. Niet simpelweg twee aparte wezens, maar complementaire helften; elke eigenschap in de ene helft weerspiegelt zich als tegendeel in de andere. En wat de ene helft wint, verliest de andere misschien wel. De lucht buiten verdicht zich, een stille getuige van haar ontdekking. Het delicate evenwicht tussen de twee halve Torans verschuift met elke gedachte, elke handeling. De cirkel van oorzaak en gevolg draait door, onzichtbaar maar onverbiddelijk.
Ze zet een stap in Torans richting en schudt haar hoofd. "Dat was niet voor jouw oren bedoeld. Je mag wel wat discreter omgaan met het nemen van mijn antwoorden, Toran!" Het komt er bozer uit dan ze bedoeld heeft. Onder de Ascensie trekt het water zich terug als een dier dat even inhoudt, om daarna zachter en kalmer tegen de romp te klotsen.
Iets rustiger vervolgt ze: "Jij bent hém niet. En ja, dat is raar, want je bent hem overduidelijk wel... maar..." Sinne hapert even, zoekend naar de juiste woorden. "Er is een verschil tussen jullie. Hier heb jij zeggenschap, daar klaarblijkelijk niet."
Een zacht briesje strijkt langs hun wangen, als een fluistering van begrip tussen hen in. De waterdamp van de thee in hun kopjes krult zich omhoog in patronen die even veranderen met de verschuiving in de lucht.
Toran slaat zijn ogen neer, overspoeld door schuldgevoel. Hij kan geen verantwoordelijkheid nemen voor zijn daden in het kamp, maar dat verlicht zijn geweten niet. De gedachte aan wat zijn andere helft heeft aangericht, beneemt hem de adem. Hoe kon hij, zelfs in gescheiden vorm, tot zoiets in staat zijn? Een gevoel van machteloosheid overvalt hem, zo allesomvattend dat het hem dreigt te verlammen. De schaduw in de kajuit verdiept zich haast onmerkbaar, de hoeken worden donkerder terwijl het licht rond zijn gestalte zwakker wordt.
Sinne ziet de pijn in zijn ogen en voelt een steek van medeleven. "Ik denk een klein beetje te begrijpen hoe je je voelt", zegt ze zachtjes. De lucht tussen hen ademt even, wordt lichter. Een subtiele verandering in de atmosfeer begeleidt hun woorden. "Er begon me net iets te dagen waar we misschien wat aan kunnen hebben, maar dan heb ik iets van je nodig: openheid. Ik moet je een paar moeilijke vragen stellen, zeer persoonlijke vragen. Als je antwoord kunt geven, dan heb ik een kans om..."
Haar stem sterft weg, de woorden blijven hangen in de geladen stilte tussen hen. Het schip deint. Ze bijt op haar lip, zich pijnlijk bewust van de oneerlijkheid van haar verzoek. Hoe kan ze van hem vragen zich bloot te geven, terwijl ze zelf niet bereid is hetzelfde te doen? Het besef dat ze iets van hem vraagt wat ze niet kan retourneren, tekent zich af op haar gezicht als een mengeling van schaamte en vastberadenheid. De kleine vlam van de olielamp in de kajuit flikkert kort.
Toran kijkt haar aan, zijn blik tegelijkertijd kwetsbaar en doordringend. Hij weet dat ze iets voor hem verbergt, maar hij dringt niet aan. In plaats daarvan haalt hij diep adem en knikt langzaam. "Vraag maar", zegt hij schor. "Ik zal proberen zo eerlijk mogelijk te zijn."
Zijn welwillendheid geeft Sinne het extra zetje dat ze nodig heeft. Ze wil hem in vertrouwen nemen en doet in het kort haar verhaal uit de doeken. Hoe ze de kampdiensten op zich heeft genomen in een poging om de affectie te winnen van hem—de andere Toran—in de hoop dat als hij weer gevoel krijgt, hij ook andere gedeelten van zichzelf kan aanspreken. Misschien kan hij dan langzaam, beetje bij beetje, zichzelf weer bij elkaar puzzelen.
"Het idee is gebaseerd op een hypothese die ik heb ontwikkeld", legt ze uit, haar ogen oplichtend.
'...op gebakken lucht dus', denkt Toran sarcastisch. Sinne heeft het flinterdunne beetje hoop aangegrepen en is er vol voor gegaan! Toran is er volledig door overrompeld. Wat deze vrouw hier allemaal in hem oproept?! Behalve wilde frustratie, boosheid en totale reddeloosheid... Nou, daar wil hij het voor nu even bij laten.
De zeilen kraken licht in de wind, een gespannen ritme dat zijn onrust weerspiegelt.
Wat denkt ze wel niet? Is ze niet helemaal honderd procent bij haar verstand? Hij schuift met zijn stoel naar voren en duwt nog net niet zijn vinger onder haar neus om iets als 'Jongedame, wat denk jij allemaal uit te spoken' of iets in die trant te zeggen. Daar zou ze waarschijnlijk niet geweldig op reageren.
Heeft ze niet in de gaten hoe klein en fragiel ze is en hoe gevaarlijk deze hele onderneming? Het betreft weliswaar hemzelf, maar dan ook weer helemaal niet. Die ander, die hij ook is, is allesbehalve sympathiek en nu drukt hij zich mild uit. Deze Toran is—en het is bijzonder om niet zijn eigen maar háár herinnering erop na te slaan—een lege huls. Hij is niet eens gevoelloos te noemen, want daarvoor moet je toch érgens nog iets voelen?
Het water onder hen ligt nu stil, als een spiegel die wacht op de volgende rimpeling. De lucht rond de Ascensie houdt zijn adem in.
"Je bent het niet met me eens. Het straalt van je af. Maar vertel me eens Toran: wat zijn onze kansen als we niets doen? Wat is jouw plan dan?"
Sinne is vreselijk pissig. Ze voelt zich niet serieus genomen. Een lichte bries trekt op, nauwelijks merkbaar maar precies genoeg om haar losse haren te doen bewegen. "Ik denk dat ik iets op het spoor ben en het zou leuk zijn als je je mannelijke ego even terzijde kan schuiven en naar me wilt luisteren. Wie weet kunnen we je redden en geloof me, op dit moment vind ik dat niet eens zo belangrijk!", roept Sinne spottend uit.
"Wat veel groter is dan jij en ik samen, is hoe wij als collectief verder moeten en dat kan toch zeker niet op deze manier zijn? Jij, Toran, hebt een taak te vervullen als koning en leider van je volk. Als leider ben jij in staat rechtvaardig te handelen. Het is belangrijk dat iemand aan het stuur komt die betrokken is bij de mensen. We hebben iemand nodig die écht wil zien, luisteren, die zich wil inleven, wil meevoelen. Iemand die handelt vanuit zijn hart en die genoeg macht heeft om de nu heersende orde op non-actief te zetten. En die iemand kan jíj zijn Toran! Sterker nog, diegene móét jij zijn!" Terwijl haar woorden de kajuit vullen, weerkaatst het licht anders tegen de wanden. Sinne beschouwt het als Omaria's stille bevestiging van de waarheid in haar betoog.
Toran staat op en begint door de roef te ijsberen. Het hout kraakt zachtjes onder zijn stappen. De olielamp in het midden van de tafel flikkert, schaduw en licht dansen over zijn gespannen gezicht. Ze merkt aan hem dat hij dit niet verwacht had en dat hij het er moeilijk mee heeft. Hij is bang. Hij heeft zich geschikt in zijn lot. Het lijkt erop dat ertegen vechten niet in hem was opgekomen!
Sinne schrikt ervan. Dan schiet het haar te binnen. Precies dit zou één van die dualiteitsprincipes kunnen zijn. Toran is namelijk niet heilig, niet perfect en compleet hier op Omaria. Anders had dit gesprek er totaal anders uitgezien. Hij vindt bepaalde aspecten in het leven uitdagend, net als ieder ander.
En gelukkig maar, denkt Sinne, want hier kan ik wat mee. De planken onder haar voeten worden warmer en reageren subtiel op haar groeiende inzicht. Als haar hypothese 'het dualiteitsprincipe' echt in werking is, dan betekent dit dat de Toran in het kamp ook een 'upside' heeft. Het tegenovergestelde, denkt Sinne. Lafheid hier (om het beestje maar een naam te geven) is dapperheid daar? En wat nog meer? Want als ze dat weet, kan ze proberen de gevoelige snaren te raken in plaats van steeds blind te schieten.
Het water onder hen kabbelt rustig, een zacht ritme dat haar gedachten begeleidt. De schaduwen in de hoeken van de kajuit trekken zich terug, maken ruimte voor het nieuwe licht van haar begrip.
"Je wilt weten wat er niet aan mij deugt? Dat is wat je bedoelt, Sinne? Denk je dat ik me niet al klote genoeg voel over deze hele situatie! Verdorie! Hoeveel denk je dat een mens kan hebben?" En zo moppert hij de boel flink bij elkaar.
Sinne wordt er behoorlijk chagrijnig van. Het kan niet zo zijn dat zíj alle opofferingen moet maken. Hij hoeft zichzelf alleen even onder de loep te nemen. Nou en? Zelfreflectie kan toch geen kwaad? Of ben je daarvan vrijgesteld als je een koning bent? Want dan begint daar direct ook het probleem… Het is Sinne aan te zien dat ze niet gecharmeerd is van hoe deze man, die nu voor haar staat, probeert zijn snor te drukken. Misschien heeft ze zich wel vergist en is hij niet de koning die zij voor zich ziet.
Terwijl ze deze gedachte door haar hoofd laat gaan, gaat er ineens een lampje aan… Dit is wat de Toran in het kamp wellicht wél kan en wil. Naar zichzelf kijken!? Pfff, dan had hij dat toch allang gedaan? Maar dat doe je pas als je iets kunt voelen, toch?
En terwijl de Toran voor haar nog meer redenen aandraagt om Sinne ervan te overtuigen dat dit plan écht niet gaat werken, is zij ondertussen in haar hoofd het idee verder aan het uitdiepen. Stoïcijns laat ze hem achter in de roef, waar de woorden langzaam verstommen. De lucht in de kajuit klaart op, haar heldere gedachten verdrijven de zwaarte.
Ze heeft de ideale plek voor dit gedachtewerk: het kluivernet. De wind streelt zacht haar gezicht terwijl ze naar boven klimt. Het zeil dat daar netjes zijlings ligt opgerold voelt warm aan onder haar vingers. Boven haar hoofd verschuiven de wolken, openen zich net genoeg om een straal zonlicht door te laten die haar pad verlicht. Dit is het mooiste plekje aan dek om je gedachten te sorteren. Hier wordt alles op de spits gedreven als het ware, waardoor je er niet langer meer omheen kunt.
Sinne wil dat punt bereiken als het gaat om deze materie. Ze zal net zo lang blijven zitten totdat ze daar is. Daar waar ze weer een stap vooruit kan maken. Het water onder de Ascensie kalmeert tot een glanzend oppervlak, weerspiegelt haar concentratie, wacht op de golf van inzicht die komen gaat.
***
Toran heeft geen moeite meer genomen om haar op andere gedachten te brengen. Na een korte, ietwat kille groet is hij linea recta naar zijn nest gestoven met behulp van Dali. Het trouwe meisje is meteen aan komen snellen en heeft hem in alle haast naar huis gevlogen.
Hij is behoorlijk van de kaart en dat is hem hier nog niet eerder overkomen. Zo hoort het op Omaria ook niet te zijn. Dat hij Tonio uit het water moest redden was erg genoeg. Nu dit ook nog. Sinne brengt alleen maar problemen met haar mee en hij raakt de grond onder zijn voeten langzaam kwijt.
Deze plek is zijn 'sanctuary'. De plek waar hij zichzelf mag zijn en er niemand verwachtingen van hem heeft die hij niet kan waarmaken. Eerder wilden mensen altijd iets van hem omdat hij voorbestemd was om koning te worden. Denk maar niet dat je dan rustig je leventje kan leiden. Niemand heeft hem ooit gevraagd of hij er wel zin in heeft en niemand heeft ooit bedacht of hij er wel goed in zou zijn.
Hij heeft simpelweg de keuze niet gehad en het volk om hem heen evenmin. Hij wil nog net niet zeggen dat Mara hen allen een dienst bewezen heeft, maar ergens diep van binnen heeft hij de gelegenheid om deze verantwoordelijkheid af te schuiven met beide handen aangegrepen. En ja, daar schaamt hij zich voor.
Maar de situatie lijkt totaal zinloos. Alsof hij hier weg kan! Waarom dubben over zaken die niet verwezenlijkt kunnen worden. Maar goed, Sinne denkt daar dus anders over. Sinne heeft ook verwachtingen van hem en daar wordt Toran nerveus van en niet zo'n beetje.
Zou hij een goede koning kunnen zijn? Hij twijfelt daaraan als hij moet afgaan op de regeerperiode van zijn eigen moeder. De appel valt nooit ver van de boom. Dali's warme adem strijkt langs zijn nek, een subtiele aanraking die hem herinnert dat hij niet alleen is. De lucht rond hen verwarmt, omhult hen in een beschermende koepel van zachtheid.
In deze vergeet Toran voor het gemak even dat zijn vader ook de boom is waar hij als appel vanaf is gevallen, toch... beste lezer? Hij verstopt zich op Omaria voor zichzelf, want zo komt hij er nooit achter. Toran is bang niet goed genoeg te zijn. Gelukkig houdt het Sinne niet tegen...want erger dan Mara is amper voorstelbaar...
Nu ze in het kluivernet ligt en alle aandacht gericht is op de problematiek van Toran, merkt ze dat ze haar prioriteiten niet goed op een rij heeft. De tijd hier kan ze beter inzetten voor het oplossen van Tonio's probleem. Tijd, dat is waar ze mee aan de slag mag.
Het net wiegt zachtjes onder haar, een subtiel ritme dat haar gedachten begeleidt.
Hoe werkt de tijd hier precies? Momenten personaliseren, eigen maken, daar heeft ze al mee mogen spelen en fascineert haar eindeloos. Terug in de tijd lijkt alleen onmogelijk en toch is dat precies wat er moet gebeuren willen ze Tonio zijn jonge leven teruggeven.
Eerst maar even inzoomen op iets wat ze al begrijpt en vaker heeft gedaan. Ze verlangzaamt en gaat op zoek naar de stilte, de stilte in zichzelf vooral. Ze heeft het nodig om even niet in beslag te worden genomen door al dat gepraat in haar hoofd. Het is om gek van te worden en soms denkt ze zelfs dat die woorden in haar hoofd precies daarvoor bedoeld zijn, als een soort martelwerktuig.
Naar de stilte toe kost tijd en die neemt ze. Ze rekt uit, rekt nog meer uit en rekt nog veel meer uit. De lucht om haar heen lijkt mee te ademen, vertraagt met haar ritme. En ze blijft stil, stil terwijl ze naar het water staart, stil terwijl ze haar roef opruimt, stil terwijl ze een tekening maakt in haar aantekenboek, stil terwijl ze onder de douche staat, stil terwijl ze onderuit ligt op de bank en naar het plafond kijkt.
De stilte is overal te vinden. Je moet er tijd voor nemen en ruimte voor maken. Wat een ironie denkt ze ineens. Tijd en ruimte is precies waar de duale wereld op leunt, op de chronologie, het daar versus hier. Maar hoe kom je van daar hierheen in de tijd? Wordt er aan een wiel gedraaid? Het water onder het schip glimt in het licht, rimpelloos als een spiegel waarin verleden en toekomst elkaar ontmoeten.
Ze tast af zonder te veel moeite te doen. Ze reikt ernaar, maar pakt het niet beet. Ze filosofeert er in alle vrijheid op los. Tijd bestaat misschien wel náást elkaar? Misschien zijn er verschillende tijdsdimensies waartussen gereisd kan worden, zodat je van de ene tijd in de toekomst naar de andere tijd in het verleden kunt bewegen? Maar hoe dan? Ja, precies, hoe dan, dat is de hamvraag…
---
Ze besluit Toran te vragen of hij meer weet over de samenstelling van tijd en ruimte op Omaria. Dan maar even door het geschil heen samen. Zo kan ze het ook niet achterlaten en dit is té belangrijk, Tonio's leven hangt er verdorie van af! Alleen komt ze er niet uit. Zij heeft elk hoekje en gaatje afgekamd van haar geest, maar blijft nu hangen als een naald op een oude plaat.
Dankzij haar vertraagsessie heeft ze voldoende tijd over. Altijd weer die tijd, grinnikt ze inwendig. Ze haalt de scheepslijnen binnen en besluit meteen naar Toran te vliegen. Het water onder de Ascensie rimpelt subtiel; het reageert op haar vastberadenheid. Ze weet scherp aan de wind te blijven, zodat ze in één rechte lijn erop af kan koersen en binnen een mum van tijd (daar is hij alweer!) bij het nest aankomt.
Dali begroet haar enthousiast en geeft haar een kopje, wat dankzij haar formaat Sinne even aan het wankelen brengt. Ze wordt er niet minder blij van, Dali is lief! Toran steekt zijn hoofd om de hoek van de opening. Jemig! Sinne weet niet wat ze ziet! Dit is een indrukwekkend bouwsel dat meer op een houten boomhut lijkt dan een traditioneel nest. Het is waanzinnig groot en statig! Een koning waardig denkt Sinne. De ruimte verandert terwijl ze ernaar kijkt, niet fysiek, maar in gevoel; warmte en geborgenheid stralen van de wanden, zo anders dan de kilte van de kampwereld.
Toran is gelukkig afgekoeld en oogt vriendelijk en open. Hij nodigt haar uit binnen te komen en ze is blij dat ze een kijkje mag nemen. Ze is waanzinnig nieuwsgierig naar deze man zijn habitat. Hij heeft een verfijnde sfeervolle inrichting, veel licht, dankzij grote uitsparingen, mooie zware roestbruine stoffen die als gordijnen dienen, robuuste meubels van hout en overal stenen, bloemen en veertjes uitgestald. Het is tenslotte een nest…
Hij kijkt met haar mee en vraagt haar dan schertsend: "En? Goedgekeurd?"
Sinne moet lachen. "Het is smaakvol Toran en het past bij je. Mocht je ooit huizenruil overwegen...", en ze knipoogt.
Hij kijkt even met een frons en bedenkt dan dat ze waarschijnlijk zo'n verwaarloosd tentje heeft waarvan hij er al een paar keer één in haar gedachten gezien heeft. Het licht dat door de openingen valt, werpt kortstondig schaduwen over zijn gezicht.
"Uhm, dank je…", aarzelt hij en glimlacht dan. "Ik ben echt blij dat je nog even gekomen bent Sinne. Ik ben niet helemaal mezelf na ons akkefietje," en hij kucht droog.
Sinne geeft hem een knuffel en kijkt hem dan van redelijk dichtbij in de ogen. "Je hoeft niet perfect te zijn, hè? Dat is namelijk geen van ons."
"Ik ben ook gekomen omdat ik een praktische vraag heb over Omaria", zegt Sinne een moment later als ze zijn gaan zitten op de riante hoekbank. "Jij bent één van de creators van deze wereld toch? Of is het grondbeginsel helemaal van Mara?"
Toran kijkt haar aan met een raadselachtige blik in zijn ogen. "Ik durf je niet precies te zeggen waar de basis uit bestaat. Ik ben er zomaar ingesprongen, zie je. Je moet het zien als een soort back-upsysteem." De lucht buiten het nest verdonkert een fractie. De herinneringen aan Mara's invloed werpen schaduwen.
"Dat klinkt erg technisch, ik weet alleen niet hoe ik het anders voor je in woorden moet vatten. In de realiteit is het nogal abstract namelijk. Heb je ooit een computer gehad Sinne?" Hij kijkt haar nieuwsgierig aan.
"Ja, als klein meisje kan ik me zoiets wel herinneren" fluistert ze. "Aan het begin van de Grote Oorlog hebben we nog via beeldscherm contact met mijn vader gehad. Maar ik was erg jong en ben er inmiddels zover vanaf komen te staan, ik weet het niet goed meer."
Toran haalt zijn schouders op. "De systemen waarop computers draaiden zijn vergelijkbaar met wat hier gebeurt. Denk aan opeenvolgende lagen, steeds verfijnder. In iedere laag breng ik, onbewust, een klein kenmerk aan, een persoonlijke markering." Terwijl hij spreekt, dansen kleine lichtpatronen over de wanden, synchroon met zijn woorden. "Het klinkt zeer ingewikkeld en uitgedacht, in de alledag gaat het volautomatisch en ik durf te wedden dat jij hier iets vergelijkbaars aan het doen bent."
"Hè, hoe bedoel je dat?" vraagt Sinne verrast.
"Op het moment dat jij Omaria binnen bent komen vallen", lacht Toran, "ben jij zelf ook lagen gaan creëren," vervolgt hij nu serieus. "Deze wereld is zeker niet alleen van mij. Iedereen die hier vertoeft, draagt zijn steentje bij. Dat doe je eenvoudigweg door er te zijn, te leven, te lachen, te bedenken, te handelen, lief te hebben, vragen te stellen…" hij laat een kleine stilte vallen en glimlacht plagend. "Je gedachten, je verwachtingen, je emoties – ze bouwen hier allemaal aan het bestaan."
Sinne kijkt hem bedenkelijk aan. "Dus ik heb ook markeringen aangebracht? Of is dat een oerstomme vraag?" ze kijkt er onnozel bij.
"Uh, nee op zich een prima vraag, behalve dat ik alleen maar ervan uit kan gaan dat het zo is, maar niet weet hoe dat er dan uitziet bij jou, dat is namelijk persoonlijk en uniek. Ik zal die van jou waarschijnlijk niet herkennen."
"Als je deze markering kent en je gaat terug in een laag die eerder geboren is", vraagt Sinne nu zonder enig omhaal, "ga je dan ook terug naar de tijd waarin deze laag of versie ontstaan is?" Bij deze vraag trilt de lucht nauwelijks merkbaar, een rimpeling gaat door de structuur van Omaria zelf.
Toran is nu degene die verward is. "Waarom vraag je dat Sinne? Wie wil er nu terug naar een eerdere versie die veel minder goed ontwikkeld is dan de nieuwste versie, met alle risico's van dien?"
Sinne bijt op haar lip. "Het is puur hypothetisch Toran…", ze zwijgt even en kijkt hem brutaal aan, "…, maar is dat zo?" Ze zucht ongeduldig.
Toran haalt zijn schouders op. "Ja, lijkt me wel…," hij kijkt haar nu recht in de ogen en vervolgt op serieuze toon: "Je moet weten, Sinne…" en hij last een kleine pauze in om te benadrukken wat hij op het punt staat te zeggen, "...dat je dan terugschiet naar een ander niveau waardoor de ontwikkelingen die daarna gedaan zijn verdwijnen. Dit is onherstelbaar en kan op van alles van toepassing zijn: gewaarwordingen, vriendschappen, ideeën… en zoals je weet verandert de omgeving mee." De schaduwen in het nest worden dieper, waarmee de ruimte zelf de ernst van zijn woorden weerspiegelt.
"Ik kan alleen maar moeilijkheden voor me zien als ik over zo'n scenario nadenk. Ik hoop niet dat dit is wat jij verstaat onder een tijdmachine zoeken?"
Toran heeft een glas water neergezet voor haar. Dorst heeft ze natuurlijk niet, maar sociaal gezien is het prettig. Dan is het net of dit allemaal volkomen normaal is, al blijven de raadsels zich opstapelen. Er is geen rechte weg te bewandelen hier, omdat alles in verandering is. Blijkbaar, dat weet ze nu, heeft dat met de invloed te maken van de mensen die Omaria beleven, of in Torans geval bewonen. Er zijn zoveel factoren die meebepalen welke kleur het plaatje krijgt, dat er niets zinnigs over te zeggen valt.
En dan is er ook nog die onbeantwoorde vraag die op de achtergrond blijft spelen: heeft Mara iets essentieels aan deze wereld toegevoegd in het beginstadium waar Sinne vanaf moet weten? Ze denkt terug aan wat ze weet over Omaria's oorsprong. Mara heeft Toran er niet opzettelijk in willen opsluiten, daar is het land aanvankelijk niet voor bedoeld geweest. Omaria is ontstaan om de Raad en de bevolking een rad voor ogen te draaien, meer niet. Het moest een wereld zijn die ogenschijnlijk aan de buitenkant aantrekkelijk aandeed. Toran heeft het land later ingepikt zonder ooit Mara's toestemming ervoor gekregen te hebben. Deze gedachte stelt haar ietwat gerust. De temperatuur in het nest stijgt een fractie.
Tonio komt naast haar zitten op de houten bank en pakt haar hand. De bank vormt zich naar hun gestaltes, warm en uitnodigend. "Ik weet dat je met een schuldgevoel rondloopt richting Tonio. Je hebt zo hard geprobeerd het beste voor hem te doen en het heeft anders uitgepakt. De omstandigheden zijn niet door jou gecreëerd. De wereld is knoerthard en Tonio's verlies tragisch. Jij weet hoe pijnlijk het is om beide ouders kort na elkaar te verliezen. Maar jíj kunt daar niets aan doen, Sinne. Het is niet jouw schuld!"
Sinne kan hem amper aankijken. Ze weet dat hij gelijk heeft. Het voelt alleen alsof ze hem er persoonlijk ingeluisd heeft. "Kijk naar me", dringt hij zacht aan, zijn vingers warm om de hare. "Jij probeerde Tonio te redden. Had je andere opties?" Ze schudt onzeker haar hoofd.
"Tien jaar oud zijn was voor hem levensbedreigend en dat is hij nu niet meer. Bekijk het zo!"
Sinne zit nog altijd in elkaar gezakt op zijn bank. Toran gooit het over een andere boeg: "Wat betekent leeftijd nu helemaal? Het is maar een momentopname. Lang, kort, ongrijpbaar, dat is tijd. Maakt het uit waar op het tijdspad je je bevindt? Zodra het achter je ligt, lijkt het omgevlogen." Hij lacht schamper. "Wat heeft hij wezenlijk gemist? Meer ellende, leed, honger? Misschien heb je hem zelfs een dienst bewezen."
Toran ziet haar verdriet en begrijpt haar motieven, maar ze moet weten hoe gevaarlijk dit is. "Voordat je dingen gaat doen die nog veel grotere consequenties hebben… dan…" Hij verstomt. De lucht trilt even. "Omaria is niet stabiel en ontworpen als iets tijdelijks. Ik maak er het beste van, maar het is kwetsbaar." Sinne kijkt hem aan en ziet Torans oprechte zorg. Hij heeft gelijk. Ze weet het. Bovendien heeft ze geen idee welke markeringen Tonio voor zichzelf heeft gecreëerd – het zoeken naar zo'n persoonlijk anker in deze veranderlijke wereld voelt als jagen op een vluchtige droom.
Toran legt zijn hand op haar wang. Zijn aanraking is warm, troostend, alsof hij iets probeert te zeggen wat hij zelf nog nauwelijks onder woorden kan brengen.
"Geloof je me als ik zeg dat ik je wil helpen?" vraagt hij zacht. "Ik denk alleen niet dat dit de manier is…"
Ze pakt zijn hand beet en houdt hem vast. Zo blijven ze even zitten, stil, verbonden. Het voelt alsof Omaria hen omsluit, als een cocon van begrip, waar niets hoeft behalve zijn hand in de hare.
Zijn hart trekt naar haar, krachtig en onverwacht. Maar hij weet: dit mag niet. Niet hier, niet nu. Hij is gebonden: aan zijn rol, zijn verleden, zijn beloftes.
Hoe kon het zover komen? Dit was nooit de bedoeling geweest.
En toch… elk moment met haar voelt als zuurstof.
Hij klampt zich eraan vast, wetend dat het tijdelijk is, maar evenzeer onmisbaar.
***11. DUBBELE ANGSTEN
In het kamp zit Toran achter zijn bureau met zijn hoofd in zijn handen en kan niet geloven dat hij dát gedaan heeft. Deze vrouw die in zijn boekje een van de stoerste vrouwen is die hij in lange tijd heeft ontmoet. Zij, de enige die hem recht aan durft te kijken en hem daarmee raakt, ergens diep van binnen, waar hij niet eerder geraakt is. Hoe doet ze dat? Hij heeft behoefte aan deze aanraking, is er hongerig naar.
Het opmerkelijke is dat van raken tot voor kort helemaal geen sprake was. Afgestompt en verdoofd was het overheersende gevoel, als je het al een gevoel kunt noemen. Het is net alsof hij wakker is geworden uit een ongrijpbare en duistere nachtmerrie. Desondanks loopt hij nog steeds rond in die grimmige wereld. Hij is boos en gefrustreerd en begrijpt bar weinig van zijn omgeving en van wat er van hem gevraagd wordt.
Toch is het anders dan een paar dagen geleden. Toen stond hij volledig buiten spel, had hij geen enkele inspraak in en sturing over zijn handelen. Het voelde alsof hij geleid werd, als aan een onzichtbaar lijntje. Recentelijk sijpelt er iets van grip door de tralies van deze droomgevangenschap en hij wordt er niet gelukkiger van. Hij voelt zich nog net zo machteloos als voorheen.
Zijn grootste motivator is angst, stinkende, doordringende, alles verslindende angst. Het giert door zijn lichaam heen, het heeft hem volledig in de macht. Het enige wat hij kan doen is handelen zoals hij het voorheen ook gedaan heeft, zodat niet opvalt hoe bang hij nu is én verwart. En toen heeft hij gedaan wat hij gedaan heeft. Hij kan het nog steeds niet geloven. Hij heeft het haar aangedaan, maar veel meer nog dan dat heeft hij het zichzelf aangedaan. Híj voelt zich bepist. Onvoorstelbaar dat hij zich nog slechter kan voelen dan hij al deed.
Sinne moet zich ook vandaag weer melden bij Toran voor de start van de dienst. Deze zielige vertoning van een man wil er getuige van zijn als ze te laat komt en zo haar nieuwe baantje verspeelt. Dat is in ieder geval wat hij haar laatst verteld heeft en hij gniffelde erbij zoals alleen gemene mannen dat kunnen. Nog net niet in zijn vuistje, waarschijnlijk omdat je dan niet voor vol wordt aangezien, zelfs niet in het land van de gewetenlozen.
Dus daar is ze dan, ruim op tijd, maar met de slaap amper uit haar ogen. Ze komt steeds later en later uit Omaria, terwijl ze voor haar gevoel daar op tijd uitstapt, waarom dat is…? Toran kijkt haar vandaag niet eens aan en dat is wel een nieuwe standaard, zelfs voor deze klootzak. Ze roept: "Dan start ik maar, oké?"
Er is beweging achter het bureau en dan draait de stoel zich toch om. "Er is een dienst bijgekomen in sectie 6. Ik neem aan dat dat geen probleem is?" Hij buldert vandaag niet, ook dat is nieuw. "Het levert je extra rantsoen op."
Sinne weet niet wat ze hoort… extra rantsoen voor één toiletje meer. Sectie 6 zit wel in een uithoek, maar is bedoeld voor een enkeling aan de buitenrand van het kamp en heeft dus geen vier plasbakken zoals in alle andere secties wel het geval is. Goed te doen en de wandeling erheen is vast aangenaam, dan kan ze haar benen even strekken van al het gezit en gehurk tijdens het schrobben. Ze knikt naar hem.
"Prima. O en wat ik nog even wilde melden…", zegt ze semi-nonchalant. Er valt een stilte en Sinne komt iets dichterbij. "Je bent een klootzak!", en ze spuugt zó op zijn bureau. Dat was ze helemaal niet van plan, maar nu is het eruit. Geen weg terug en ze vervolgt: "Wat mankeert jou om zo met mensen om te gaan?!"
Toran kijkt haar strak aan, maar zegt niets… De stilte hangt zwaar tussen hen in en Sinne beseft dat ze een gevaarlijk spelletje aan het spelen is. Toran staat langzaam op, zijn rug gespannen, schouders rechtop – een dreigende beweging die jaren kampervaring verraadt. Hij blijft haar aankijken met een barse blik in de ogen en een rood aangelopen gezicht (van woede?). Het lijkt alsof er minuten verstrijken en Sinne durft nu niets meer te zeggen. Ze durft amper adem te halen en haar knieën trillen als een rietje. Ze kan alleen maar hopen dat hij dat niet doorheeft.
Als hij voor haar staat, voelt ze zijn slechte adem op haar huid en is ze ineens zo boos op zichzelf. Wat bezielt haar! Wat denkt ze nu! Dat hij dat van haar pikt? De paniek slaat toe en ze wil zich bijna omdraaien en keihard wegrennen, als hij een diepe zucht slaakt. "Jij bent er wel eentje… kleine zwerver…", hij spreekt de woorden langzaam uit en zijn toon verraadt een mate van respect voor haar. "En nu opdonderen!", buldert hij erachteraan, draait zich om en loopt naar de hoek van de tent waar een klein keukentje is ingebouwd.
Sinne wacht niet af om te kijken wat hij gaat doen. Ze heeft ongelofelijk veel mazzel gehad en dat weet ze maar al te goed. En toch… denkt ze. Misschien heeft ze gelijk en is haar dualiteitstheorie helemaal zo gek nog niet bedacht. Hij vindt haar stoer, waardeert haar moed. Ergens diep van binnen is hij een moedig man. Ja óf... ze heeft mazzel gehad, zou haar vader hoofdschuddend nogmaals herhalen.
Ze schudt de gedachten aan haar praktisch ingestelde vader uit haar herinneringen van zich af en loopt weg met de emmer en schoonmaakdoeken onder de arm. Het wordt weer een lange dag, maar een onderhuids gevoel zegt haar dat hij vandaag niet komt plassen tijdens haar werkzaamheden. Een flintertje hoop nestelt zich in haar binnenste: ze heeft een kleine barst geslagen in zijn muur van onverschilligheid.
***
Tonio heeft Sinne vanochtend als een wervelwind de tent uit zien hollen. Er was geen contact tussen hen mogelijk door de haast waar ze in was. Het is oké. Hij weet dat ze zich moet melden voor dienst en ze steeds langer slaapt, beangstigend maar waar. Als ze het nog een half uurtje langer uitrekt dan komt ze niet op tijd en zijn de rapen gaar. Dat weet Tonio en dat weet Sinne zelf ook. Hij hoeft er dus niet over te beginnen.
Zijn leven is een stuk minder interessant, maar het is wel het leven dat híj leidt. De laatste tijd doet hij dat op zijn dooie gemak, niet dat hij een andere keuze heeft. Het is in korte tijd normaal geworden voor hem. Er zijn wat etensresten over van gisteren die hij behoorlijk fijn maalt tussen zijn kiezen voordat hij slikt, zodat het speeksel in zijn mond het hem wat makkelijker maakt om het allemaal naar beneden te krijgen. Zijn tanden zijn minder behulpzaam dan ze vroeger waren en de messen die beschikbaar zijn kunnen amper messen genoemd worden. Het deert hem niet.
Aandachtig gaat hij op in het moment. En zo kauwt hij met een meedogenloze gestadigheid, onvermoeibaar kauwt hij, en kauwt hij. De volgende hap vergaat hem net zo en de hap daarop idem dito. Wat kan het leven eenvoudig zijn en toch bevredigend. Hij begrijpt niet zo goed waar de rust vandaan komt, maar zij is welkom.
In hetzelfde tempo staat hij op, wisselt zijn shirt uit en maakt zijn eerste gebruikelijke loopje van die dag. Al dagen lang neemt hij water mee voor zijn kleine vriendinnetje die nog steeds haar kopje fier omhoog heeft staan. Wonderbaarlijk vindt Tonio het. Hij wil het liefst iedereen erover vertellen. Tegelijkertijd wil hij haar geheim houden. Stel je voor dat iemand erop trapt, dat ze door de anderen helemaal niet zo gewaardeerd wordt als door hem. Hij zou er niet van opkijken. Mensen zijn over het algemeen versteend en schraal, en schoonheid wordt niet meer herkend. Ze zijn te ver verwijderd van alles wat ooit was, een vluchtige herinnering aan een wereld die langzaam vervaagt.
Hij gaat naast haar zitten en groet haar in stilte. Het beetje water sprenkelt hij over haar voetje, daar waar haar lijfje de dorre aarde raakt. En dan blijft hij naast haar zitten in totale stilte. Helaas melden zich snel mensen bij de toiletten en moet hij plaats maken. Het is wat gênant om te blijven zitten, terwijl anderen aan het plassen zijn. Ze groeten hem zonder enige verandering in hun mimiek. Waarschijnlijk herkennen ze hem niet, maar meer nog dan dat hebben ze geen emotie beschikbaar om het groeten te begeleiden. Alle levenskracht is uitgeput. Tonio voelt met ze mee. Hij kan enkel mededogen hebben voor eenieder die het tot dusver heeft gered. Hij weet als geen ander wat daarvoor nodig is.
Zodra ze verdwijnen gaat hij weer naast het bloempje zitten, in rust. De stilte omhult hem als een ongrijpbare deken. Hij draait erin rond, tast de onzichtbare randen af. Er is een oneindige ruimte daar waar het stil is – een wereld tussen de woorden, tussen de ademteugen. Hij beseft zich dat hij zo niet de hele dag hier rond kan blijven hangen. Het zou teveel opvallen en dan krijg je daar weer moeilijkheden mee.
Hij keert de urinoirs de rug toe en sjokt langzaam terug naar de tent. Op het allerlaatst grijpt hij in zijn revers en haalt er een wit gevouwen papier uit. Deze schuift hij onder de tent van de buren door. Hij weet dat ze overdag vaak weg zijn en het heeft dus de grootste kans dat ze het pas later vandaag zullen ontdekken. Het is dus niet naar hem terug te herleiden en zo heeft hij het graag.
***
Aan het einde van de dag loopt Sinne vermoeid met zweet op haar voorhoofd naar de voorraadtent. Die ligt naast de tent van de bewakers en het is waar ze haar eten en drinken mag ophalen. Het is tevens de plek waar ze haar emmertje en dergelijke weer kwijt kan. Ze mag inmiddels zelf de bezemkast binnen stappen om haar spullen weg te zetten en terwijl ze het licht aandoet, staat daar voor haar geschrokken neus... Toran. Toran de Verschrikkelijke, denkt ze er in haar hoofd achteraan.
Hij lijkt ongemakkelijk en roept kortaf. "Flap dicht!" Hij ziet haar twijfelen en voegt er bijna onverstaanbaar mompelend aan toe, "...alsjeblieft…" Sinne doet langzaam de tentflap dicht en staat ineens in een kleine bezemkast met deze man, deze man die een paar dagen geleden nog voor haar ogen een andere man vermoord heeft. Een huivering trekt langs haar ruggengraat omhoog. Ze weet niet wat ze moet doen, dus doet ze niets, zegt ze niets. En zo valt er een stilte, een stilte die zij niet van plan is te overbruggen.
Toran kucht en kijkt haar amper aan. "… ik ken geen mensen die mij zo durven aan te spreken… Jij hebt lef." Hij pakt een stuk zeep van de plank en stopt het in zijn zak. "Maar dit kun jij je niet permitteren kleintje. Ik weet niet of je door hebt dat je in de gaten wordt gehouden. Je bent hinderlijk. Zo zien zij je in ieder geval. Je hebt te veel problemen achter je naam staan. Geen van de bewakers zal jouw gedrag van net accepteren. En in dit geval mag je blij zijn dat er niemand bij was."
Hij kijkt weer op de plank en pakt één van de schone handdoeken van de stapel en een tandenborstel. "Ik heb al wat voor je moeten uitvechten kleintje en dat heeft me mijn beste bewaker gekost…" Sinne slikt hoorbaar. "Zorg dat niet meer mensen je bloed wel kunnen drinken, want ik kan geen wonderen verrichten", en hij pakt haar beet, zet haar hardhandig opzij en verdwijnt uit de kast, haar in shock achterlatend.
Later in de tent is ze nog steeds aan het trillen en kan Tonio haar amper volgen als ze hem het verhaal uit de doeken doet. Hij is lijkbleek en voelt zich ineens oud, echt oud. "Wat ben je allemaal aan het uitspoken Sinne!" Hij is in paniek, zijn lichaam beeft en trilt. De rust van afgelopen dagen is verdwenen en een brok vormt zich in zijn keel. De machteloosheid is wat hem het meeste dwarszit en hij voelt zich enorm gefrustreerd. Hij is niet in staat het langer tegen te houden en dan komen de tranen. Als grote kindertranen rollen ze over zijn wangen en al snel gaat het over in een intens snikken. Dit is het huilen van een tienjarige.
Sinne komt naast hem zitten, aait hem over zijn rug zoals ze altijd heeft gedaan toen hij klein was. Ze begrijpt hem maar al te goed. Zij is net als hij ook bang, doodsbang zelfs. Maar ze heeft vandaag iets in de ogen van Toran gezien wat ze meent te herkennen… het is dezelfde angst, de angst voor verlies, verlies van iemand die je dierbaar is. En dat gegeven is iets wat ze niet verwacht had en waar ze geen rekening mee heeft gehouden. De Toran hier heeft wel degelijk gevoel. Ze kan het niet rijmen met alles wat hij de afgelopen tijd anderen heeft aangedaan en ze heeft de puzzelstukjes nog lang niet bij elkaar. Toch is ze van mening dat Toran geen ongevoelig mens is. Hij is geen schim, geen gewetenloze zombie en dat biedt perspectief.
Ze blijft Tonio aaien totdat het huilen zachtjes snikken wordt. Ze verzekert hem dat het goed komt, al is het een belofte die ze wellicht niet kan waarmaken. Het is het enige wat ze in de aanbieding heeft op dit moment en hij voelt zich erdoor getroost. Zij zelf voelt zich erdoor getroost.
Niet veel later ligt Tonio te snurken achter in de tent. Sinne kan de slaap niet vatten. Ze is er niet klaar voor om zo meteen alweer op Omaria te ontwaken. Ze zou willen dat ze er even niet heen hoefde. Tonio kan ze toch niet helpen, zoveel heeft Toran haar wel duidelijk gemaakt en ze is moe, vreselijk moe. Een echte goede nacht zonder avonturen biedt vast meer rust.
Ze vraagt zich af of ze inmiddels nog een keuze heeft en dan realiseert ze zich van wel. Tonio ging ook niet meer vanaf het moment dat hij echt niet wilde. En zij wil momenteel écht niet. Omaria werd beschikbaar omdat ze écht wél wilde.
Hoe dan ook, ze moet haar ogen sluiten, want morgen heeft ze weer een lange dag voor de boeg. Ze zoekt nog even snel achter in de boekenkoffer, want daar had ze nog een wekkertje liggen, meende ze. Een mechanisch wekkertje dat opgewonden moet worden, maar als het goed is werkt het nog.
Nadat ze deze heeft ingesteld op zeven uur in de ochtend, valt ze achterover in haar bed. Tevreden en met een ferm besluit in gedachten doet ze haar ogen dicht en laat ze zich meenemen in de slaap.
---
De wind giert door haar haren terwijl ze de boeg door de wolken stuurt, elke slag in de wind levert een nieuwe sensatie op. Met iedere overstag lijkt de snelheid toe te nemen, tot het gevoel meer wegheeft van een achtbaanrit dan van een bevrijdende vliegvaart. Haar goede humeur vervaagt langzaam, vervangen door een sluimerende onrust.
Ze reikt naar de schootlijnen, probeert de zeilen te vieren om de vaart te minderen, maar de lijnen voelen stijf en onwrikbaar aan onder haar vingers. De schootkatrol weigert mee te werken, alsof alles plotseling verstard is. Paniek sluipt haar bewustzijn binnen terwijl ze naar voren snelt, wanhopig proberend de zeilen naar beneden te trekken. Maar ook zij lijken versteend, ongevoelig voor haar inspanningen.
Het schip, eens een verlengstuk van haarzelf, voelt nu vreemd en oncontroleerbaar aan.
Een schrille kreet vanuit de verte, bijna verloren in het geraas van de wind. Iets schiet langs haar heen, zo dichtbij dat ze de luchtstroom voelt. Een flits van rood in haar perifere zicht, gevolgd door nog één, en nog één. Gevederde schichten dansen om haar heen in een duizelingwekkende warreling van kleur en beweging.
Angst grijpt haar naar de keel. Dit is niet hoe het hoort te zijn. Waar is de vertrouwde aanwezigheid die haar altijd vergezelt in deze droomwereld? Waar is de geruststellende kracht die deze wildernis temt en maakt tot iets magisch en moois?
***
12. EERSTE TEKENEN
Ze wil haar handen op haar oren leggen, totdat ze beseft dat ze ligt te worstelen in haar bed en zweet als een otter. Met een ferme klap op de wekker maakt ze het holle piepende geluid ongedaan. Uit de hoek klinkt een zware kreun. Goed, ze is op tijd wakker dit keer en dat is fijn. Ze heeft tijd om Tonio te helpen voordat ze aan haar eigen routine begint.
Tonio schudt zijn hoofd en wimpelt haar af. "Ik red me prima Sinne. Het gaat langzaam, maar dat is goed. Langzaam is goed..." Hij slentert demonstratief langzaam naar zijn stoel bij zijn kleren. Terwijl hij zich met een kreun laat zakken, vraagt hij: "Jij hebt een woelige nacht gehad volgens mij of niet?"
"Geloof het of niet Tonio, maar ik ben niet op Omaria geweest dit keer... en toch ook wel", mompelt Sinne geheimzinnig. Ze leunt achterover in de stoel tegenover Tonio om eens flink uit te rekken.
Hij kijkt opzij en trekt zijn wenkbrauw omhoog. "Daar snap ik niets van Sinne. Je zult iets duidelijker moeten praten, vooral als je met mijn slechte oor te maken hebt."
Sinne wil er eigenlijk niet over praten. "Ik heb me gisteren voorgenomen niet naar Omaria te gaan de komende tijd en eens goed uit te rusten. Je hebt gelijk, ik word steeds later wakker en dat is niet handig met mijn nieuwe rooster." Ze aarzelt even. "Ik wist niet zeker of het me zou lukken hier te blijven en te slapen, maar het voornemen er niet naartoe te gaan volstaat blijkbaar. Alleen... naja, ik heb een slechte droom gehad, dat is alles." Met die woorden staat Sinne op om er vanaf te zijn.
Maar Tonio laat het niet zo eenvoudig schieten. "Kom op, waar ging het over?"
Ze ploft weer neer en zucht diep. "Het was op Omaria, of iets wat erop leek... Maar het voelde anders. Toran was nergens te bekennen en er waren deze... wezens. Rode flitsen die om me heen cirkelden, te snel om goed te zien. Het was beangstigend."
Tonio fronst. "Wezens? Wat voor wezens?"
Sinne haalt haar schouders op, haar ogen staren in de verte alsof ze probeert de beelden terug te halen. "Ik weet het niet zeker. Misschien waren het vogels? Ze hadden iets weg van kogels, schietend door de lucht. rode-kogel-vogels..." Haar stem sterft weg. "Laat maar, het is moeilijk uit te leggen. Het was maar een droom en er is niets aan de hand. Je weet hoe dat gaat met sommige dromen. Ze blijven 's ochtends plakken, net alsof ze met je mee de dag in willen. Echt uitgerust ben ik niet. Morgen weer een kans."
Gemaakt opgewekt komt ze overeind en neemt de tijd achter haar bed in de hoek om even goed te wassen (met het extra water van gisteren) en zich aan te kleden. Ze drinkt, eet een klein beetje droge worst (wat een traktatie bleek dat gisteren ineens te zijn!) en schiet snel nog even de hoek in om haar haar op te steken met een speld en wat vet op haar lippen te doen.
Tonio kijkt bedenkelijk vanuit de hoek. Wat is dat nu weer! Voor wie doet ze dat in godsnaam? Ze gaat pisbakken poetsen! Hij kookt inwendig, wetende dat Sinne van plan is de draad weer op te pakken als het gaat om die afschuwelijke Toran, met alle gevolgen van dien. Hij begrijpt het niet. Gisteren hebben ze er goed over gesproken. Heeft dat dan helemaal geen indruk gemaakt bij haar?
Ze moet het zelf ook maar uitzoeken, hij is er klaar mee. Dom meisje. Tonio betrapt zich erop dat hij haar ineens als jonger beschouwt. Dit is voor het eerst sinds hij niet meer tien jaar is. Dat komt door haar naïeve gedrag, rechtvaardigt hij voor zichzelf. Leeftijd heeft er niets mee te maken! Hij laat het los, laat haar los voor vandaag en concentreert zich op de paar dingen die hem te doen staan.
***
Sinne meldt zich zoals altijd in de tent van de bewakers. Toran is niet alleen vandaag, er zijn twee jonge soldaten bij hem. Groen als gras, zo te zien. Toran knikt kort naar haar vanachter zijn bureau en stuurt haar daarna met een handgebaar weer weg. Het zou een dag worden zoals alle andere.
Poetsen. Poetsen en meer poetsen. Ze haalt haar emmertje op, poetsdoeken en zeep, en duikt direct haar eigen sectie in om te starten, dan is ze daar maar vanaf. Het is namelijk niet geweldig om bekenden tegen het lijf te lopen als je op je knieën de resten van hun uitwerpselen aan het wegpoetsen bent.
Toch gaat het werk haar steeds makkelijker af. Haar lichaam is sterker geworden en de routine helpt. De eindeloze herhaling van dezelfde bewegingen biedt haar geest ruimte om te dwalen. De droom heeft haar verward. Ze heeft al tijden niet meer gedroomd, omdat ze steeds op Omaria was, dus waarschijnlijk kan ze er daarom niet goed tegen? Vroeger had ze zo vaak enge dromen die je van je afschudt en waarna je doorgaat met je dag. Waarom laat het haar maar niet los?
Sectie 6. Sinne gaat rustig lunchen. Deze sectie ligt aan de rand van het bos, waar ze niet naartoe mogen, en ook niet willen. Menigeen die probeerde te jagen of te verzamelen, keerde niet terug. Dat gaat als een lopend vuurtje door het kamp. Ze hebben het opgegeven en dus ligt daar aan de grens van het kamp een bos zonder enige afscherming omdat toch niemand het in zijn hoofd haalt.
Ze pakt haar papieren zak met een worstje en stukje brood uit haar broekzak, dankbaar dat ze nu tenminste genoeg te eten heeft om er iets van mee te nemen. Ze staart gedachteloos naar het bos, waar de bomen zachtjes wiegen in de wind. Dit is het dichtst bij de natuur dat ze komt in deze wereld van stof en steen. Wat een contrast met Omaria's weelderige landschappen.
Een schaduw valt over haar heen en ze schrikt niet als ze Toran boven zich ziet uittorenen. "Hoi", zegt ze zonder pardon. Hij gaat naast haar zitten en er vallen Sinne een paar dingen op. Hij heeft zich geschoren, zijn haar geknipt (niet slecht vindt ze) en hij stinkt niet meer zo. Blijkbaar heeft hij zich gewassen of verbeeldt zij het zich maar? Tenslotte staat ze de hele dag in de stank van de urinoirs, haar reukorgaan zal niet meer zo scherp afgesteld zijn.
Hij kijkt haar aan van opzij en ze merkt op dat hij dezelfde indrukwekkende groene ogen heeft als Toran op Omaria. Daar schrikt ze even van, dat ze de ogen van deze verschrikkelijke man blijkbaar 'indrukwekkend' kan vinden. Tot nu toe was het haar nog niet opgevallen, dus waarom nu wel? Hij heeft wat overgewicht, maar nog steeds wel een mooi postuur, net als Toran... Ze verbiedt zichzelf hier verder over na te denken. Ze wil deze man niet op deze wijze keuren. Ze wil hem de klootzak vinden die hij is en daar hoort een eng en onappetijtelijk uiterlijk bij. Ze laat haar blik zakken en kijkt naar de groeven in haar handen. Naast zich hoort ze hem haperen.
Toran zoekt naar woorden. Hij heeft zich namelijk iets voorgenomen, maar hij heeft er hulp bij nodig. Alleen gaat het niet lukken. De enige die hij kan bedenken die hem niet zal verlinken is deze kleine zwerver hiernaast hem, deze dame die blijkbaar iets in hem losmaakt. Hij heeft gewacht tot ze bij sectie 6 zou zijn, want de mannen hier zijn allemaal aan het werk in de groeven momenteel. Dat weet hij, want hij heeft ze daar aan het werk gezet.
Vrouwen wonen niet in deze sectie, vreemd genoeg of misschien toch niet zo vreemd... Het zijn nogal rauwdouwers, deze kerels, komen oorspronkelijk uit gevangenschap en hebben het niet gemakkelijk gehad. Ze zijn goed in te zetten voor zware klussen. Niemand mist ze als ze het loodje leggen en niet terugkeren aan het einde van de dag; iets wat hem eerder nooit op gedachten heeft gebracht.
Maar nu dus wel. Het houdt hem wakker 's nachts. Hij heeft vandaag zelfs overwogen de klus door fittere mannen te laten doen of in shifts. Een bijzondere idee. Precies daarom heeft hij haar hulp nodig. Voor zijn werk moet hij geen sentimentele gedachten hebben. Ze leiden af, maken alles nodeloos complex. Vooral hij kan dit niet gebruiken.
Er gaan allemaal laatjes open de laatste tijd, herinneringen die komen bovendrijven. Hij begrijpt het niet. Waar komen ze vandaan? Het is allemaal zeer verwarrend.
"Ik moet met iemand praten en diegene ben jij!", gooit hij er plompverloren uit.
Sinne kijkt hem verbouwereerd aan en knikt onzeker.
"We kunnen dit niet in het kamp doen, want dat valt teveel op en ik hoef je niet uit te leggen dat er met niemand over gesproken dient te worden, níemand! Zelfs niet die dropveter die bij je inwoont, Tónio, is het niet?", en hij benadrukt zijn naam.
Sinne's ogen staan nu wijd open en haar hart klopt sneller. Dit is niet goed, denkt ze. Maar ze zegt niets. Ze houdt haar lippen stijf op elkaar.
"Iedere dag om deze tijd spreken we hier af en lopen dan de bossen in, daar zullen we niet gestoord worden, begrepen?"
Sinne knikt langzaam, maar angst staat te lezen op haar gezicht. Hij komt iets dichterbij en fluistert nu: "Wie ben jij verloren in het bos?"
Ze houdt haar adem in en zegt nog steeds niets. Het antwoord zal hem niet interesseren. Alweer schat ze hem verkeerd in.
"Dat spijt me kleine zwerver, dat spijt me echt," zegt hij kalm en staat dan rustig op. Zonder te groeten loopt hij weg en Sinne kijkt hem zwijgend na tot hij uit het zicht is verdwenen.
Aan het einde van de dag meldt ze zich weer af en haalt het eten en drinken op. Ze heeft sinds hun gesprek lopen malen over wat hij van haar wil. Praten? Dat is toch ronduit raar? Dat kan het niet zijn en ze maakt zich ongerust… Hij had zich verzorgd, voor zover mogelijk natuurlijk… en hij wil haar meenemen naar een plek waar niemand hen kan zien…, de bossen in waar nooit iemand van terugkeert. Ze schudt haar hoofd uit pure afschuw.
Maar ze weet dat er geen keuze is, tenzij Tonio en zij vluchten en waarheen zou dat moeten zijn met hem op deze hoge leeftijd. Nee, haar conclusie was de juiste, ze heeft inderdaad geen keuze. Ze vraagt zich af waarom ze ineens zoveel weerstand voelt. Dit was het oorspronkelijke plan, hem verleiden en om haar laten geven. Uiteraard had ze gehoopt en gewenst dat ze daarvoor niet uit de kleren zou moeten.
Wie houdt ze voor de gek? Bij dit soort mannen weet je op voorhand hoe zoiets gaat. Helaas heeft ze het al te vaak mogen meemaken. Het feit dat ze nooit een man heeft gewild en zich afzijdig hield als het ging om intimiteit, heeft in het kamp flink wat frustraties opgeleverd toen ze nog jong was en haar ouders net had verloren. De mannen wilden haar des te meer en er was niemand om haar te beschermen op avonden als er gedacht werd dat ze het mochten nemen.
Ze is er trots op dat ze het niet één van deze kerels in die situaties makkelijk heeft gemaakt en er is nooit een teruggekomen voor meer. Ze heeft zich met hand en tand verweerd en daarmee haar zelfstandigheid verworven. Wat daar ook toe heeft bijgedragen is dat ze nooit om bescherming heeft gevraagd. Zo'n 'beschermer' zou haar tot de zijne hebben gemaakt en dan was ze net zo ver van huis, dat wist ze van andere meisjes.
Sinne wilde vrij zijn, ongebonden en de kampmannen lagen haar ook niet. De meesten waren humorloos, ruw, afgestompt… En dus heeft ze gevochten en verloren, meer gevochten en meer verloren, maar wel met als resultaat dat men haar uiteindelijk met rust liet. De mannen die het wel probeerden kwamen namelijk niet ongehavend thuis en hun moeder, vrouw, vriendin, zus kon het ze aanzien. Er stond nog net niet in tandafdrukken op hun lichaam gegraveerd: 'Blijf met je poten van Sinne af!'
Nu is het anders. Ze kan zich bij Toran niet verweren en beseft dat ze het moet ondergaan zoals ze niet eerder heeft gedaan. Deze Toran is bikkelhard, een moordenaar, zoals ze met eigen ogen heeft mogen aanschouwen en er gaapt een gruwelijke leegte in hem omdat zijn ziel elders verblijft. Zijn ware wezen woont in de persoon waar Sinne zich wel mee verbonden voelt en die op Omaria rondvliegt op een majestueuze draak.
Ze mist hem al na één dag en het idee samen te moeten zijn met deze lege variant van hem… de rillingen lopen over haar rug naar haar nek en ze wordt misselijk van het idee. Ze zal er het beste van moeten maken, voor de Toran die ze lief heeft en veel meer dan dat nog voor de mensen om haar heen die net als zij vastzitten in een bestaan waar geen ruimte voor ze wordt gemaakt en een leven moeten leiden zonder zingeving en betekenis.
Misschien kan ze zich inbeelden dat hij de Toran is die zij heeft leren kennen en die haar met zijn mooie groene ogen heeft verlicht en aangeraakt diep van binnen. Ze gaat vannacht naar Omaria om hem te zien… ze heeft hem nodig, zijn warmte, zijn gulle lach. Het zal haar helpen op het moment dat… en ze slikt. Ze wil er niet verder over nadenken.
***
"Waar ben je geweest?", zijn Torans eerste en venijnige woorden als Sinne de steiger afloopt op weg naar de Ascensie.
"Ben ik jou uitleg verschuldigd?", kaatst ze terug en Sinne begrijpt niet waar deze toon ineens voor nodig is.
"Ik reken er toch op dat je komt! We hebben plannen samen Sinne, dan kun je niet zomaar je snor drukken!", hij klinkt teleurgesteld en zelfs een tikje wanhopig. Sinne kan het niet goed plaatsen. Ze hebben helemaal geen vastomlijnde afspraken gemaakt, dat kan ze zich in ieder geval niet voor de geest halen.
Nu ze beter naar hem kijkt, ziet ze dat hij bloeddoorlopen ogen heeft, een verschoten huidskleur en dat zijn haar warrig bij elkaar gebonden is. Zo heeft ze hem nog niet eerder gezien. De lucht boven Omaria vangt deze spanning op; de wolken trekken langzaam samen, niet dreigend maar waakzaam en zijn een stille getuige van de emoties die tussen hen bewegen.
"Wat is er aan de hand Toran? Ben je niet lekker?", vraagt ze nu ongerust terwijl ze haar arm op die van hem legt bij het aan boord stappen.
"Nee, hoezo?", barst hij onvergenoegd uit.
Ze pakt met twee handen zijn gezicht beet en kijkt hem recht in de ogen aan. "Je ziet er niet goed uit. Wat is er gebeurd?"
Hij mompelt binnensmonds en Sinne verstaat hem niet: "Wat zeg je Toran?"
Hij kijkt haar nu vanonder zijn wenkbrauwen aan en zegt iets luider: "Ik heb je gemist, dat is alles…", en hij ploft neer aan stuurboordkant van de kajuit terwijl Sinne haar bootje opent en de frisse lucht erin laat. Het water onder de Ascensie rimpelt subtiel bij zijn woorden.
"Het spijt me, maar ik heb geen mogelijkheden om het je te laten weten voor zover ik kan nagaan. Is er iets wat ik over het hoofd zie?" Ik heb mijn slaap hard nodig, Toran. Ik was uitgeput. Het werk in het kamp is zwaar en het zijn behoorlijk lange dagen. Ik kwam hier steeds moeilijker en later weg en voelde me onvoldoende opgeladen als ik 's ochtends wakker werd. Ik heb nachtrust nodig en hier avonturen helpt daar niet bij. Ik ben een paar keer bijna te laat gekomen."
Toran zwijgt en kijkt alweer ontevreden. Een lichte schaduw glijdt over het dek, nauwelijks waarneembaar. "Bij wie?", vraagt hij dan nors,"… of hoef ik dat niet te vragen?", spot hij.
"Luister Toran. Dit is niet oké. Ik doe mijn best en het valt allemaal niet mee. Wat ik nodig heb van je is je steun en niet dit gezeur!", en ze loopt snel naar het voordek om de lijnen los te maken. Het hout onder haar voeten kreunt zacht, als een echo van haar verontwaardiging. Ze wil een dagje zorgeloos vliegen en had gehoopt op gezellig contact met de Toran die WÉL leuk is. Hij is dat dus helemaal niet op dit moment, dan kan hij net zo goed vertrekken. Dit kan ze er nu even niet bij hebben, niet vandaag.
Hij komt achter haar aan en pakt haar arm beet om haar naar zich toe te trekken. Het water onder de Ascensie rimpelt licht, een kleine verstoring in het normale patroon. "Waarom loop je steeds bij me weg? Weet je wel hoe onbeschoft dat is?"
Sinne staart hem nu met open mond aan. "Laat me los", sist ze tussen haar tanden door. Een koele windvlaag strijkt langs hen heen. "Degene die hier onbeschoft is staat nu mijn arm fijn te knijpen! Blijkbaar ben je met het verkeerde been uit bed gestapt Toran. Ik zit niet op dit humeur van je te wachten. Ga naar je nest en laat me met rust!", ze schreeuwt nog net niet. Dat is omdat ze graag degene wil zijn die nog wat controle heeft over haar emoties in plaats van…
Wat een eikel, denkt ze. Alsof hij ergens recht op heeft, wie denkt hij wel dat hij is? Toran laat haar los en kijkt verward en dan schuldig. Hij deinst achteruit en mompelt "Sorry", voordat hij verder naar achteren loopt en met een handige achterwaartse sprong over de reling op de steiger terechtkomt. De wolken boven de Ascensie verdichten zich even, een nauwelijks zichtbare ademtocht van onrust.
"Waar is Dali?", roept Sinne achter hem aan. Ze ziet hem nog net zijn schouders ophalen voordat hij verder haar steiger afloopt. Vreemd dit. Ze gooit de trossen los en vlucht, vlucht van hem en van de complexe emoties die nu door haar lichaam gieren.
Wie heeft ze net op de kade achtergelaten? Dat is zeker niet de Toran die zij kent. Ze schudt haar hoofd en probeert zo deze vervelende gedachten achter zich te laten. Oké, dan, geen fijne tijd met Toran. Ze voelt zich ontredderd. Ze is nu hier en even heerlijk onbezonnen vliegen in het mooie Omaria is zeker niet een slechte tijdsbesteding, denkt ze iets te geforceerd. Er blijft weinig anders voor haar over.
Ze stijgt op tot boven de wolken en voelt ineens een krachtige wind aan bakboord. Dali steekt haar hoofd over de achterboeg. "Meissie!", roept ze enthousiast en ze aarzelt niet en aait Dali over haar grote hoofd. De lieve draak doet haar ogen dicht en spint hartgrondig. De lucht om hen heen trilt even, een subtiele ademtocht van verbondenheid. "Pas op Dali, ik moet even opletten hier, want anders maak ik er een potje van", en ze stuurt geroutineerd bij zodat ze niet te dicht bij de bergkam langs komt.
"Waarom ben jij hier?", bedenkt ze plotseling en heeft ze blijkbaar hardop uitgesproken. Boven hen rimpelen de wolken even, een stilzwijgende vraag. Dali kijkt haar onbetekenend aan.
"Waarom ben jij niet bij Tora… "
Dat laatste wordt onderbroken door een gillend gegier dat vlak langs Sinne's hoofd gaat en haar verlamd van schrik achterlaat. "Was dat een rode-kogel-vogel Dali?" Dali knikt ja, en Sinne spert haar ogen wijd open. De wind rond hen valt weg, een moment van absolute stilte terwijl de realiteit tot haar doordringt. O nee, denkt ze. Niet mijn droom, alsjeblieft niet mijn droom!
"Ik moet terug Dali en jij moet je ontfermen over Toran. Hij staat op mijn steiger. Ga hem halen en doe wat jullie altijd doen, oké?" De paniek in haar stem moet de beschermende draak niet zijn ontgaan, want van het een op het andere moment is Dali verdwenen.
Sinne gaat haastig overstag en laat zich vervolgens met de wind mee van achteren terugbrengen naar de steiger. Ze gaat niet, zeker niet vandaag, tussen de rode-kogel-vogels doorvliegen. Ze is nog net niet gek, denkt ze ironisch. Nog nooit heeft ze er één gezien en nota bene na zo'n droom scheert er één rakelings langs haar hoofd! Het is toch om te gillen hoe slecht deze dag hier verloopt! De wolkenranden verzamelen zich, een subtiele schaduw die haar frustratie ademt.
Terwijl het enige wat ze nodig heeft een rustige en gemoedelijke dag op Omaria is om even bij zinnen te komen van de moeilijkheden in het kamp. In plaats daarvan is het hier een zootje. Toran is duidelijk niet zichzelf, Dali leek in de war, Omaria lijkt instabiel en zij zelf, ze is er niet beter aan toe.
Met de moed in haar schoenen legt ze haar boot aan en verdrietig besluit ze dit maffe land met zijn maffe inwoners achter zich te laten om een nog gekkere wereld te betreden… Ze slaakt een diepe zucht.
Terwijl ze haar ogen sluit om aan de andere kant wakker te worden, gebeurt er alleen niets, helemaal niets. Het hout van de steiger verstilt, het voelt alsof Omaria haar even vasthoudt. Ze opent haar ogen weer en doet ze ongeduldig weer dicht. Kom op, denkt ze erbij. Nu even niet zo moeilijk doen, daar heb ik genoeg van gehad op één dag. Het mag niet baten, er gebeurt alweer niets. Ze blijft op haar plek voor de steiger staan op Omaria.
"Niet dit! Niet nu!" En de paniek slaat alweer toe. Die stresshormonen van haar hebben een feestje de laatste tijd. De lucht boven haar trekt samen.
"Kom op!", spreekt ze zichzelf toe, terwijl zacht de wind langs haar wang strijkt: "Nu niet bij de pakken neerzitten, dat is totaal niet je stijl!"
Ze neemt plaats op de grote bolder die de steiger scheidt van het vaste land en laat haar hoofd tussen haar knieën zakken terwijl ze haar armen eromheen slaat. Ze kijkt richting de horizon en zucht even alles eruit terwijl ze langzaam haar omgeving gewaar wordt in zijn volledigheid. De golven aan de voet van de steiger worden rustiger, hun ritme vertraagt met haar ademhaling. En dan komt er toch nog iets van dankbaarheid tevoorschijn. Ze zal moeten wachten dus wacht ze… Dat is toch zeker geen straf hier…
***13. VERWARRENDE GEDACHTEN
Sinne wordt wakker. Een ongeruste Tonio staat naast haar bed. "Je wekker gaat al een flinke poos! Hoe kun je daar niet wakker van worden? Ik werd gek van het ding en heb hem uit moeten zetten. Ik vermoed dat de buren ook wakker zijn." Hij zucht diep en loopt weer terug naar zijn bed. Daar laat hij zich rustig op zakken. "Je moet direct weg Sinne, je hebt geen tijd meer. Over vijf minuten moet je je melden."
Sinne haast zich en begrijpt er ondertussen helemaal niets van. Ze had toch veel eerder wakker kunnen worden? Al dat nutteloze gewacht op die steiger en ondertussen gaat hier allang een wekker af. Nu heeft ze geen tijd om zich te wassen, op een dag als vandaag uitgerekend. Wat kan het haar ook schelen! Alsof Toran een schone vrouw verdient als hij gaat doen waar zij zo bang voor is.
En dat plan dat ze had waarin ze hem zou verleiden zodat hij haar leuk gaat vinden en ze een mooi contact kunnen opbouwen? Waarom? Zodat die halvegare Toran de kroon kan innemen en lijp kan lopen doen tijdens het besturen van het land? Nou, mooi niet. Hij bekijkt het maar. Ze bekijken het allemaal maar. Waar doet zij nu al die moeite voor, terwijl de rest voor geen enkele meter meewerkt! Niet eens een klein beetje…
Ze is teleurgesteld en moe als ze zich meldt voor de kampdienst sanitair. Toran zit alweer met zijn rug naar haar toe en doet slechts zijn vinger omhoog als seintje dat hij haar geregistreerd heeft. Geen woord of blijk van herkenning. Ze heeft hem niet eens kunnen zien daar in het halfdonker van zijn tent. Toran en Toran. Ze kunnen elkaar de hand geven. Eikels, denkt ze.
Ze zwoegt zich door de eerste vier toiletblokken heen en realiseert zich dan dat ze honger heeft. Dat zorgt direct voor een knoop in haar maag, het betekent dat ze in sectie 6 is aangekomen...
Ze kijkt om zich heen op zoek naar hem. Hij is er duidelijk nog niet. Ze gaat zitten waar ze eerder ook haar lunch heeft genuttigd op een kleine afrastering van de sectie. Ze wil haar zakje met eten pakken en realiseert zich dan dat ze vanochtend geen tijd heeft gehad om lunch te maken. Alsof ze een hap door haar keel zou kunnen krijgen, bedenkt ze wrang.
Sinne verstijft bij het horen van voetstappen. Toran heeft een hoed op en tikt er tegenaan bij wijze van begroeting. Hm, dat is vreemd. Zo kent ze hem helemaal niet. Het lijkt zowaar op een respectvolle manier van begroeten, zoals vroeger een heer een dame begroette. Ze staat op en durft niet omhoog te kijken.
"Ga je mee kleintje?", vraagt hij vriendelijk. Ze kijkt hem nu aan en daarna meteen weer naar haar voeten. Wat is er gebeurd met deze man? Hij heeft zowaar een glimlach op zijn gezicht en een sympathieke uitstraling. Misschien heeft hij voor de spiegel geoefend, denkt ze.
Ze veegt haar handen af aan haar schort en schaamt zich voor haar uiterlijk. Ze ziet eruit als een slons en ruikt niet veel beter. Het zou haar niets uit moeten maken, maar toch kruipt de onzekerheid omhoog. Toran daarentegen oogt verzorgd, een opvallende transformatie vergeleken met een week geleden. Doet hij zijn best om er beter uit te zien? Sinne kan er geen hoogte van krijgen.
Ze loopt achter hem aan richting de rand van het bos en kijkt huiverig achterom. Er is hier geen ziel te bekennen. De mannen zullen wel weer aan het werk zijn. "Als ze een gil geeft zal waarschijnlijk niemand haar horen - en wie het wél hoort, durft het bos toch niet in." Wat een uitzichtloze situatie is dit. En alweer moet ze bekennen aan zichzelf dat ze een dom, dom meisje is geweest met naïeve plannetjes en dat ze nu op de blaren mag zitten.
Eenmaal de eerste rand van de bomen voorbij, ontdekt Sinne dat het behoorlijk dicht bebost is en ze kan niet anders dan om haar heen kijken en genieten. De bladeren ruizen zachtjes en het licht schijnt in stralen door het dikke bladerdek heen. Het is hier wonderschoon stelt ze vast. Zo lang geleden dat ze de frisse lucht van bomen mocht inademen en ze snuift de geur diep haar longen in. Sinne kan niet helpen dat het haar goed doet en haar humeur aanzienlijk aan het verbeteren is erdoor.
Neemt niet weg dat ze hier met hém is en ze geen idee heeft waar hij haar mee naartoe neemt in dit indrukwekkende bos. Ze voelt zich net roodkapje. Na een poosje stilzwijgend achter hem aan gesjokt te hebben houdt hij zijn pas in en gebaart of zij naast hem wil lopen. Ze doet wat hij verlangt en naast elkaar wandelen ze nog een poos zwijgend door.
Na een tijdje verbreekt Toran de stilte. "Ik weet wat je van me denkt kleintje en je hebt gelijk, het is allemaal waar en erger nog waarschijnlijk. Ik ga je niet vermoeien met alles wat ik op mijn kerfstok heb, de lijst is lang en geen van ons beiden zal er wat mee opschieten. Dat is dan ook niet de bedoeling hiervan, maar…", Toran hapert en Sinne kijkt verward opzij. Is hij nu onzeker?
"Vraag me niet hoe", vervolgt hij met zachte stem, "het lijkt erop dat ik onlangs een laatje geopend heb waar mijn geweten in zat en nu heb ik geen idee wat ik ermee moet doen!" Toran klinkt als een klein kind dat een te ingewikkelde rekensom voorgelegd heeft gekregen. Er komen allerlei tegenstrijdige gevoelens in Sinne op en ze raakt ervan in de war. Heeft ze nu medelijden met hem? Opstandig duwt ze haar kin omhoog en probeert er niets van te laten merken.
"Ik zie je denken – wat heb ik daarmee te maken? – en dat is je goed recht. Je bent me niets verschuldigd, maar misschien is een verwarde man aanhoren beter dan urinoirs schoonmaken?" Hij kijkt haar even aan en ze haalt enkel een wenkbrauw op. Hij schraapt zijn keel en zijn radeloosheid druipt van zijn gezicht af.
"Dit geweten komt zomaar ineens als een duivel uit een doosje en dat terwijl ik me schuldig heb gemaakt aan..." Toran breekt af, schudt zijn hoofd. Hij schopt een steen weg die over de bosgrond rolt en tegen een boomstam tot stilstand komt. De worsteling staat op zijn gezicht te lezen.
"Hoe moet ik hiermee omgaan?" Hij trekt een tak van een struik, breekt die doelloos in kleinere stukjes. "Ik neem orders aan van een koningin die ik nooit te zien krijg." Krak. De tak breekt. "Ik heb dezelfde naam als de koning die gekke Gerrit is geworden." Krak. Nog een stukje. "En dat is allemaal tot daar aan toe..."
Een vogel schiet over hun hoofden, laat Toran opkijken. Hij haalt diep adem, probeert zijn frustratie te bedwingen.
"Tot een paar dagen geleden was alles één vage mist: een in donker gehulde wereld van angst en boosheid, van vergelding en mateloosheid, van chaos en lelijkheid. Ik heb er niet de juiste woorden voor, maar dat is... was... mijn wereld tot voor kort. Klein, bedompt, zonder enig zeggenschap en ook niet het verlangen ernaar. Ik deed simpelweg wat mij opgedragen werd. Niets of niemand kon me raken. Vraag me niet waarom. Sinds kort raakt het me dus wel, terwijl de orders nog net zo meedogenloos zijn als voorheen. Er is verder niets veranderd, de wereld is net zo uitzichtloos als eerder. Ik kan alleen niet meer ophouden met tobben, met twijfelen, met me schamen, met spijt hebben en steeds maar weer in de spiegel kijken om daar een enorme eikel te zien die dingen doet die niet te verenigen zijn met het gevoel dat ik erbij heb. Bovenop dit alles mis ik een groot stuk van mijn geheugen! Wie ben ik eigenlijk? Ik kan het je niet vertellen. Sterker nog, ik weet niet eens wie mijn ouders zijn!"
Het verhaal stokt bij die woorden. Dat gegeven doet hem veel pijn. Het is zichtbaar en Sinne wordt erdoor geraakt, vooral omdat zij het antwoord op zijn vraag wél kent. Het voelt nogal hypocriet om hier te staan oordelen over deze man die zelf geen idee heeft dat hij gevangen is genomen. Hij leeft als in een grot, ziet schaduwen op de muur en denkt dat hij interactie heeft met de wereld om hem heen, terwijl deze in het echt zoveel groter is. Hij heeft geen idee van zijn eigen reikwijdte.
Alsof hij haar woorden heeft horen galmen in zijn oren vervolgt hij: „Ik weet niets over mezelf, mijn afkomst, hoe ik ben opgegroeid, waarom ik hier ben en vooral waarom ik doe wat ik doe. Ik kan er geen verklaring voor vinden, maar merk dat ik het anders wil en me dan waarschijnlijk beter voel. Alleen kán ik niet anders, omdat ze het nooit zouden toestaan. Ik ben waar ik ben, omdat ik zonder te vragen meedogenloos kan zijn. Ik ben een bestuurbaar monster!", Toran kijkt even weg. De stilte neemt het over en Sinne verbijt zich. Bijna onverstaanbaar mompelt hij: „...ik wás een bestuurbaar monster." Zijn stem klinkt wanhopiger als hij vervolgt: „Nu ben ik een ongeleid projectiel! Ik voer orders uit en kan daarna wel janken. Janken! Waarom? Waarom moet ik janken ineens, terwijl ik dat nooit gedaan heb?"
Sinne ademt zachtjes uit en heeft niet eens in de gaten gehad dat ze deze had ingehouden. De man voor haar lijdt. Ze kan niet anders dan erkennen hoe groot het lijden is en voelt medeleven. "Maar goed kleine zwerver. Ik moet iets doen om mijn schuldgevoel een plek te kunnen geven en niet door te draaien. Dus wil ik bij jou in de biecht... of zoiets…"
Sinne dacht even dat ze hem verkeerd verstond, maar dat blijkt niet zo te zijn. „Een collega heeft me daar niet zo lang geleden over verteld. Het is een manier om boete te doen en dan weer verder te kunnen gaan. Omdat niemand mag weten in welke staat ik ben en hoe mijn boetedoening eruit ziet, heb ik besloten het bij jou te doen. En als ik zeg dat niemand dit mag weten, dan bedoel ik dat NIEMAND dit mag weten. Mocht op wat voor manier dan ook iemand iets te horen krijgen van wat jij en ik bespreken, dan zul je daarna nooit meer iets te bespreken hebben met wie dan ook, begrepen? En hoe dat eruit ziet laat ik aan jouw levendige fantasie over. Ik vertrouw erop dat je die hebt", en ineens grinnikt hij terwijl hij die laatste woorden uitspreekt.
Volledig onverwacht staat er weer een man voor haar die weet wat hij wil en hoe hij dat moet aanpakken. Een man die bedreigingen uiten niet problematisch vindt en al helemaal niet aan haar adres blijkbaar. Sinne ondergaat dit laatste enigszins gelaten. Zij had verwacht inmiddels met scheuren in haar kleren en modder in haar haar te zijn achtergelaten in een bos waar niemand uit terugkomt. Dan is dit een meevaller, maar wel een hele absurde.
„O en denk niet dat ik je ineens mag… Ik respecteer je moed en ik begrijp dat je vecht voor wat je waard bent. Na onze wandelingen en gesprekken vergeet je alles wat ik tegen je heb gezegd. Zo simpel is deze afspraak. Nog iets: denk er over na wat ik voor jou kan doen, zodat ik niet bij je in het krijt sta. Daar heb ik namelijk een hekel aan."
Sinne haalt haar schouders op. "Je zet me onder druk, bedreigt min of meer mijn tentmaatje, je hebt een lange lijst van bevelen en je mag me niet, toch wil je hier iets voor terugdoen. Daar begrijp ik niet zoveel van, maar ik zal erover nadenken."
"O en ik weet niet hoe onze gesprekken eruit gaan zien, maar ik ga geen woorden op een weegschaal leggen. Dat werkt niet bij mij. Ik zeg wat er in mij opkomt en daar moet je het dan mee doen."
Ze strijkt een losse haar achter haar oor. "En nog iets…" en Sinne laat een indrukwekkende stilte vallen: "Ik mag jou ook niet. Wat mij betreft hebben we nu het speelveld enigszins geëffend."
Toran spant zijn kaak en kijkt haar strak aan. "Je bent een grapjas, geweldig," zegt hij vermoeid. "Dat kan ik er ook nog wel bij hebben."
Ze lopen een poosje stilzwijgend verder, waar Sinne zich niet gemakkelijker door gaat voelen.
"Ik kan niet zomaar iets over mezelf vertellen", meldt hij ineens. "Dat heb ik nooit gedaan. Je zult vragen moeten stellen."
Ah, dat had hij er nog niet bij verteld. Jemig, dit wordt steeds ingewikkelder. Wat voor vragen moet ze stellen?
"Maakt het uit wat voor vraag ik stel en krijg ik dan een eerlijk antwoord?" Hij aarzelt even en zegt dan ja. "Een eerlijk antwoord krijg je, anders is het geen biecht, toch?" Sinne knikt. Dat is waar.
"Heb je je ooit afgevraagd waarom je geen geheugen hebt dat verder teruggaat dan een paar jaren?" Sinne bijt op haar lip, want ze is hier nieuwsgierig naar. Hij kijkt haar aan en haalt zijn schouders op.
"Eerlijk? Nee, dat heb ik niet, dat heet..." Torans hand gaat naar zijn voorhoofd en wrijft langs zijn slapen. "Tot voor kort dus. Ik zou willen dat ik je kon vertellen waarom alles daarvoor in zo'n dikke mist lijkt te zijn gehuld. Bijvoorbeeld het handelen van afgelopen jaren en geloof me ik probeer me er niet makkelijk vanaf te maken, maar het is net alsof ik daarnaar heb zitten kijken als een buitenstaander. Ondertussen ben ik me meer dan bewust van het feit dat ik zelf die handelingen heb uitgevoerd."
Sinne is onder de indruk van hoe Toran zich weet uit te drukken. Ze beschouwde hem als een oppervlakkige, nietszeggende figuur, maar nu ontdekt ze een verrassende diepgang die doet denken aan de Toran uit Omaria.
Het is zo'n raar gegeven, deze van elkaar gescheiden Torans, die beide een leven leiden alsof ze twee verschillende personen zijn. Ze moet zich wel bewust blijven van het feit dat Omaria niet echt is. Enkel Torans geest verblijft daar, een deel ervan… Het andere deel lijkt wakker te worden in een verwaarloosd lichaam dat al die tijd is aangestuurd door een koningin die zijn bloed wel kan drinken. Zij heeft met hem te doen. Mooi niet dat ze daar ook maar iets van zal laten merken.
„Het piekeren over waarom ik gedaan heb wat ik gedaan heb, wat grotendeels orders waren die ik uitgevoerd heb, is hetgeen wat me 's nachts wakker houdt", vertelt Toran stoïcijns, waarmee hij Sinne's gedachtegang verstoort. Zijn mimiek en houding lijken tegenstrijdig te zijn met de inhoud van zijn woorden. Ze heeft allang door dat hij een meester is in het verbergen van zijn gevoelens.
Ergens in de diepte van zijn glazige blik denkt ze zijn wanhoop weerspiegeld te zien en de teleurstelling. Of geeft ze Toran nu te veel credit. Wat ze zeker weet is dat zij informatie heeft over hem die hij zelf niet heeft en dat voelt oneerlijk, maar ze kan deze nu nog niet bij hem kwijt. Hij zou haar voor gek verklaren en daarmee zou zij van het een op het andere moment een ongeschikte gesprekspartner worden. Dat risico wil ze niet lopen.
Deze overeenkomst is ronduit vreemd, maar het is ook een strohalm waar ze zich aan vastklampt. Deze deal maakt het mogelijk het leven samen met Tonio ter plekke te verbeteren, maar meer dan dat voelt ze een glimp van hoop op iets beters in de toekomst… Hoe, dat kan Sinne nog niet overzien. Ze wil erin geloven, want wat blijft er anders over? Stapje voor stapje, denkt ze bij zichzelf. Niet op de zaken vooruit lopen.
Ze weet nu wat ze terug kan vragen voor deze gesprekken met Toran: extra zorg voor Tonio. Zijn leven mag wel wat comfortabeler zijn. Een leesbril bijvoorbeeld is geen overbodige luxe voor deze oude man. Ze zal het later aan Toran voorleggen.
Die middag praat de kampleider behoorlijk wat van zich af. Hij heeft het over de context die hij niet begrijpt, waar hij geen vat op kan krijgen. Sinne weet waarom. Hij vertelt over zijn achtergrond die hij zich niet kan herinneren, alsof hij van een andere planeet komt. Sinne weet waarom.
Keer op keer moet ze op haar tong bijten en dat gegeven knaagt aan haar. Het is haar duidelijk waarom hij deze gesprekken nodig heeft. Hij verdwaalt in zijn onwetendheid en raakt gefrustreerd omdat er zoveel gaten in de kaas zijn dat hij zijn boterham niet belegd krijgt. Hij moet ventileren, anders draait hij waarschijnlijk door.
Sinne hmmt een eind weg. Een hmm hier en een hmm daar. En meer is er die middag niet nodig blijkbaar.
Als ze aan het einde van de dag haar eten en drinken haalt, bedenkt ze dat het een redelijk aangename middag is geweest. Ze heeft bijvoorbeeld niet verder hoeven poetsen, want speciaal voor dit doel heeft hij haar voor de komende middagen uitgeroosterd. Ze heeft een verkwikkende wandeling in het bos gehad (en is het bos ook weer uitgekomen!) Ze heeft een intelligente gesprekspartner mogen bevragen over zijn leven (en hij heeft haar met geen vinger aangeraakt!)
Alles bij elkaar een goede score, aangezien ze daar een andere voorstelling van had gemaakt op voorhand. Wie had dit nu aan zien komen? En ze lacht inwendig. En als bonus op deze onverwachte meevaller gaat Toran ook nog zorgen voor hulpmiddelen en extra zorg voor Tonio.
Terug in de tent neemt Tonio dankbaar het eten aan en dat vergroot het goede gevoel over de dag en de werkzaamheden in het algemeen. Ze kan nu zoveel beter dan voorheen voor Tonio zorgen. Hij is monter, merkt ze op en heeft zijn tekenspullen weer op tafel liggen. Dat is de laatste tijd vaker het geval en het doet haar goed. Ook nu weer is hij in gevecht met lijnen, waarbij hij ondertussen het puntje van zijn tong tussen zijn lippen uitsteekt. Ze moet lachen. Wat dat betreft, is hij nog maar tien jaar en geen dag ouder, totaal onschuldig en onbevangen in hoe hij met de materialen stoeit.
Tonio gaat er helemaal in op, verliest zich erin. Zouden oude mensen dat net zo goed kunnen als jonge kinderen vraagt ze zich af. Ach, wat weet zij ervan. Sinne gaat op het bed zitten en kijkt naar het tafereel aan de kartonnen tafel. Hij neemt niet eens de tijd om te eten, zo gaat hij op in wat hij doet. Hij zal het niet laten staan, dat weet ze, maar het is toch veelzeggend over de situatie waar ze ineens inzitten.
En inderdaad even later zitten ze samen gemoedelijk te eten, Tonio al tekenend… en neuriënd. Zowaar. Ze voelt de lach om haar lippen. Het leven is voor even goed. Van dit kleine moment in de tijd mogen ze genieten. Ver weg in haar gedachten beseft ze dat ze Toran ervoor te danken heeft.
***14. DIEPERE VERBINDINGEN
De volgende ochtend gaat de wekker weer vroeg, maar toch voelt ze zich uitgerust. Ze heeft wat sluimer- dromen gehad, die ze zich niet meer kan herinneren en precies zo wil ze het graag. Geen woelige, avontuurlijke nachten, goed uitrusten, diep slapen en vooral de kop erbij houden overdag.
Want waar ze in verzeild is geraakt, is niet zomaar iets. Ze beseft dat dit gevaarlijk is, extreem gevaarlijk en niet alleen voor Tonio en haarzelf, nu dus ook voor Toran die een groot risico neemt door haar, een kampburger, in vertrouwen te nemen. Als andere bewakers erachter komen wat zich hier afspeelt, heeft dat verregaande gevolgen voor iedereen. Het zal het klimaat in het kamp niet verbeteren en regels zullen nog strikter gehandhaafd worden als dit uitkomt. De grote baas die zijn uitlaatklep vindt bij een kampmeisje; zij die nota bene op de lijst staat van probleemkampbewoners. Zij moet dus oppassen en vooral niet haar hoofd boven het maaiveld uitsteken.
Terwijl ze zich klaar maakt voor de dag, ziet ze Tonio alweer bezig met zijn tekening. Hij heeft het moeilijk omdat het zo donker in de tent is. Toch weerhoudt het hem er blijkbaar niet van. Het is prettig dat hij iets heeft waar hij zich gedurende de lange dagen mee bezig kan houden en blij van wordt. Ze groet hem kort en loopt dan het centrum in voor melding van haar dienst.
Eenmaal in Torans tent aangekomen moet ze wachten. Het is rumoerig, twee commandanten staan met Toran uitgebreid naar iets te staren en winden zich blijkbaar enorm op. De baas haalt zijn schouders op en kijkt ernstig. Ze blijft rustig in de hoek staan en maakt zichzelf zo klein mogelijk. 'Zwerver!', buldert hij vanuit de hoek, 'Pak je spullen en aan de slag!', en daarmee zit dat gesprek erop. Ze draait zich snel om en vertrekt naar de voorraadkast.
Sectie 1 tot en met 3 en daarna de wandeling naar de uithoek en het bos. Ze weet niet waarom, maar ze is opgewonden. Het woord verheugen zou te hoog gegrepen zijn, maar ze merkt op dat ze nieuwsgierig is naar deze man, vooral nieuwsgierig naar wat hij gaat doen met de verantwoordelijkheid van het zelf beschikken.
Want het lijkt erop dat hij dat nu heeft, zelfbeschikking. Het lijkt erop dat hij zijn eigen keuzes maakt en niet meer intern gestuurd wordt door iets anders (waarvan alleen Sinne weet dat het een toverspreuk is geweest). Waardoor is het zover gekomen? Dat vraagt ze zich af en wat voor man is het eigenlijk als hij zich niet in de strikken bevindt van Mara, de heks.
Zal hij het goede willen doen (wat dat dan ook precies mag zijn) en is het mogelijk in zijn positie om het roer om te gooien? Íets van regie mist hij uiteraard, want helemaal compleet kan hij niet zijn zolang Toran ook nog op Omaria rondvliegt. De herinnering daaraan… ze voelt het ongemak in haar lijf.
Wat was het vervelend hoe Toran tegenover haar deed! Zijn bemoeizuchtige gedrag draagt niet bij aan de eens zo ontspannen sfeer op Omaria. Het is niet gek dat ze daar even helemaal geen zin in heeft. Ondertussen voelt ze de ongerustheid aan zich knagen en kan ze niet laten zich af te vragen wat er met hem aan de hand is. Het mág haar nu niet te veel in beslag nemen. Haar focus ligt overduidelijk even ergens anders…
Deze ochtend schrobt ze alsof haar leven ervan af hangt en is ze zomaar door de ochtendklus heen. Het gaat haar steeds wat makkelijker af, haar lichaam is sterker geworden en de routine helpt. De snack voor de middag eet ze op terwijl ze naar sectie 6 loopt en daar staat hij al op haar te wachten, lichtelijk uit zijn humeur. Hij gromt haar een groet toe en meteen daarop gaan ze op weg naar het bos.
Zodra de bomen hen afdekken en ze uit het zicht zijn, draait hij zich om. "Ik wil jou eerst wat vragen. Weet jij iets af van protest-memes die door het kamp gaan?" Sinne kijkt hem verbaasd aan en hij kan zien dat ze geen idee heeft. "Laat maar", mompelt hij bijna onverstaanbaar. Hij wil het er blijkbaar verder niet over hebben.
Terwijl ze lopen, merkt ze dat hij met zijn rechtervoet sleept. "Wat is er met je voet aan de hand?", vraagt ze brutaal. Geen idee of dat soort vragen ook toegestaan zijn, maar het is eruit voordat ze er erg in heeft. Toran kreunt. "O, dat valt op dus. Jammer. Ik heb gisteren hard tegen mijn archiefkast aan geschopt. Dat had ik niet moeten doen, sindsdien kan ik er niet goed op staan. Het gaat heus wel weer over", en hij versnelt zijn pas terwijl bij iedere stap zijn gezicht vertrekt.
"Toran, ik denk dat je voet pijn doet met een reden. Sneller gaan lopen lijkt me juist niet zo'n goed idee. Geef je voet rust. Hier, we kunnen op deze stam best wel even zitten. Dan wandelen we vandaag toch niet?" Toran kijkt naar de stam alsof er maden op krioelen, maar gaat dan toch zitten.
"Ik heb zoveel onrust in me, dat ik zitten amper volhoud. Ik word er helemaal gek van en dan wil ik ergens tegenaan rammen en naja, daar wordt het dus niet beter van zoals je ziet." Het is overduidelijk waar wat hij zegt. Zijn goede been is onophoudelijk aan het bewegen en hij kijkt onrustig steeds weer naast zich en achter zich.
"Heb je het gevoel dat iemand je achterna zit?", vraagt ze terwijl ze naar zijn been knikt. "Uhm, ik geloof dat het wel zo voelt. Ik heb er geen enkele reden voor. Er is niets veranderd in mijn omgeving voor zover ik weet, behalve ik dan."
"Denk je dat misschien iemand het aan je merkt, dat je niet meer op zombie-stand staat?", Sinne kijkt hem vanonder haar wimpers aan. Het is een gewaagde vraag van haar. "Zombie-stand hè?", hij lijkt ineens in overpeinzingen te verdwijnen en Sinne geeft hem wat tijd voordat ze zachtjes kucht om te laten weten dat zij er nog steeds is. Toran kijkt haar aan van opzij.
"Er komen langzaam steeds meer stukjes informatie bij me binnen. Ik heb geen idee waar ze vandaan komen en meestal kan ik er geen touw aan vast knopen! Zo had ik gisteren ineens een beeld in mijn hoofd van jou, terwijl je midden in een meer lag te dobberen", en hij kijkt er wat ongelukkig bij. Ondertussen lacht hij als een boer met kiespijn.
"Het is overduidelijk onzin, maar het voelt niet als onzin. En dat is nog maar het puntje van de ijsberg. Ik heb visioenen van werelden die helemaal niet bestaan en situaties die onmogelijk zijn! Snap je? Het is allemaal fantasie, onecht, een droom op klaarlichte dag. Ik ben bang dat dit de eerste tekenen van krankzinnigheid zijn. 's Nachts word ik erdoor achtervolgd. Ik slaap amper en probeer die beelden de kop in te drukken, maar ze blijven komen – fragmenten van iets wat nooit bestaan heeft, onsamenhangend en absurd..." De woorden stokken in zijn keel…
Sinne heeft haar hand op zijn arm gelegd, bij wijze van geruststelling. Hij kijkt naar haar hand en weer naar haar. Sinne trekt deze snel terug en vraagt zich af waar dat gebaar ineens vandaan kwam. Wat ongepast, vervloekt ze zichzelf. "Dank je", zegt hij zacht.
Ze blijven zwijgend zitten. In stilte vraagt ze zich af wanneer iemand deze man voor het laatst liefdevol heeft aangeraakt. Hij worstelt met demonen waarvan hij de oorsprong niet begrijpt, kwetsbaar en verloren.
Ze brandt van verlangen om haar inzichten te delen, maar angst houdt haar tegen. Hij kan nauwelijks zijn eigen fragmentarische herinneringen bevatten en hij lacht zijn verwarring weg door zichzelf krankzinnig te verklaren. Wat zou hij wel niet denken als hij haar verhaal hoorde?
Ze kijkt nogmaals opzij en ziet een verslagen man. Toch kan ze niet ontkennen dat hij, ondanks alles, steeds meer gelijkenissen vertoont met de Toran die ze op Omaria heeft leren kennen. Zijn verhalen raken haar, wat gezien hun gedeelde geschiedenis niet verwonderlijk is. De Toran van Omaria heeft immers een plekje in haar hart veroverd.
De man naast haar is onmiskenbaar dezelfde persoon, al verkeert hij hier in compleet andere omstandigheden. Ze moet zichzelf inprenten sterk en alert te blijven. Sinne weigert compassie te voelen voor deze persoon die zelf geen enkel medeleven toont voor wie dan ook en iedereen in het kamp de duimschroeven aandraait.
Als ze eerlijk is en terugdenkt aan haar laatste ontmoeting met 'haar' Toran, dan is het beeld van de overweldigend mooie en dappere man uit Omaria die kan vliegen op draken ook aan het wankelen gebracht. Ze weet het allemaal niet meer en dan is het beter waakzaam te zijn.
---
Bij thuiskomst zit Tonio alweer gebogen over een schets. Sinne kan haar genoegen daarover niet langer onderdrukken. "Wat geweldig dat je zo lekker bezig bent! Je mag gerust het papier uit mijn dagboek gebruiken als je dat wilt, oké? Ik kom wel aan nieuw papier. Tegenwoordig krijg ik nog wel eens wat voor elkaar", en ze knipoogt naar Tonio. Hij bedankt haar vluchtig en zit dan alweer met zijn hoofd in de tekening.
Sinne is enorm nieuwsgierig naar wat hij tot nu toe gemaakt heeft, maar wil hem niet op de huid zitten. Hij laat het haar wel zien als hij daar klaar voor is. Ze pakt het eten uit en wenkt Tonio. "Zullen we vanavond even samen eten?"
Tonio mompelt onverstaanbaar.
"Tonio?"
"Uh ja, wacht, ik kom eraan", waarna hij weer helemaal wordt opgenomen door zijn werkzaamheden en volledig van de aardbodem verdwijnt.
Sinne moet lachen. "Laat maar." Ze begint aan haar eten en laat haar gedachten over de dag gaan. De bijzondere dagen stapelen zich zo langzamerhand op. De gesprekken met Toran zijn zeer persoonlijk van aard en dat geeft hun ontmoetingen iets intiems. Hij is open en eerlijk tegen haar en het verwondert haar dat dit hem zo gemakkelijk afgaat. Ze snapt wel dat hij het kwijt moet en verder niemand heeft en toch voelt ze zich op een misplaatste manier gevlijd.
Hun gesprekken verlopen prettig. Toran ordent zijn gedachten door hardop te praten en staat open voor Sinne's input. De angst verdwijnt naar de achtergrond, al blijft ze op haar hoede. Zijn ondoorgrondelijke blikken doen haar soms twijfelen, maar ze beseft dat ook hij verrast is over hun groeiende band.
Sinne's theorie lijkt te kloppen: als Toran zijn gevoel bereikt, vindt hij zichzelf terug. Ze maakt zich zorgen of hij er wel tegen kan, maar voelt zich gesterkt dat ze er voor hem kan zijn. Ze is vastbesloten hem erdoorheen te loodsen, wetende dat er een bijzonder persoon schuilgaat achter de betovering. Ze hoopt dat hij als een verantwoordelijke leider tevoorschijn zal komen, maar beseft dat het geen gemakkelijke weg zal zijn.
***
Alweer een nacht goed geslapen en op tijd wakker geworden. Sinne voelt zich gesterkt in haar beslissing Omaria een poosje niet aan te doen. Ondanks dat mist ze het wel, mist ze Toran. Ze hoopt dat hij het begrijpt zodra ze kans ziet haar verhaal te doen.
Tonio was alweer vroeg wakker geweest en meteen in de weer gegaan met zijn tekening. Ze hadden weinig gesproken de laatste tijd. Gisteren, na het eten, kon ze hem een leesbril overhandigen die ze onder in de tas had gevonden in een speciaal daarvoor ontworpen koker. Het was geen goedkoop prulletje, dat zag ze meteen. Waarschijnlijk ooit van een of andere hoge pief geweest die het loodje had gelegd.
Hoe dan ook, op dat moment geloofde ze zelf haar ogen niet! Hoe Toran dat erin had gestopt zonder dat zij het doorhad? En Tonio! Hij was sprakeloos, ontroerd zelfs. Hij had de bril meteen opgezet en volgens eigen zeggen ging er een wereld voor hem open. Het was een mooi moment en alweer golfde er een gevoel van dankbaarheid over haar heen. Nog zo'n memorabel moment erbij. Ze ging ze sparen vanaf nu.
Daarna had Tonio zich, waar mogelijk, met nog meer overgave in zijn tekenen gestort, waardoor hun interactie tot niets gereduceerd werd. Sinne vindt het geen probleem. Ze is blij voor hem. Bovendien heeft zij alleen maar zaken te bespreken die ze met niemand mág bespreken, des te eenvoudiger is het om niet haar mond voorbij te praten.
Ze stapt de deur uit en treedt zowaar deze dag tegemoet met weinig tegenzin. Misschien verheugt ze zich zelfs om Toran later te spreken, al wil ze dat niet voor zichzelf toegeven.
Bij sectie 1, waar ze altijd start met het sanitair, is een kleine opstopping. Hoe kan dat nu? Meestal is er rond deze tijd niemand te bekennen hier. De mensen zorgen er altijd voor dat ze zo weinig mogelijk blijven hangen in de openbare ruimtes, omdat het vaak problemen geeft met de kampbewakers. Maar nu staan daar een aantal mannen rumoerig met elkaar te discussiëren. Zodra ze Sinne zien, verstomt het gesprek. Een van de mannen kijkt nog eens scherp naar de ander, maar dan druipen ze af naar huis.
Sinne is wel opgelucht, want een debacle met mannen die zulk vuur in de ogen hebben, daar zit ze op de vroege ochtend niet op te wachten. Wat heet, daar zit ze nooit op te wachten eigenlijk. Ze vraagt zich wel af waar de stennis over te doen is geweest.
Terwijl ze ijverig de potten boent en de wandjes schrobt, bedenkt ze dat het misschien wel vreemder is nog dat ze niet vaker geagiteerde mensen ziet samenkomen. Er is genoeg om boos over te zijn, lijkt haar. Maar mensen hier zijn over het algemeen gedwee. Nee, tam is het juiste woord. Ze laten zich de regels voorschrijven en lopen in het gareel. Alles om niet in de problemen te raken. Begrijpelijk ook, want afwijkend gedrag kost je altijd meer dan je ervoor over hebt, mede dankzij Toran en zijn vaak radicale sancties.
Ze heeft de vloer geschrobd en is vrijwel klaar, als ze per ongeluk tegen haar emmer aan schopt. "Shit!", wat onhandig. Er is al zo weinig water en nu moet ze terug voor meer. Terwijl ze de emmer opraapt en haar doekjes bij elkaar verzamelt, ziet ze tot haar grote blijdschap een klein lief bloemetje verstopt achter een houten afzetting.
Jeetje, wat doet deze hier, vraagt ze zich af. Hoe overleeft zij het onder de barre weersomstandigheden in dit kamp? Geen water, alleen maar zon en droogte. Pas vanaf sectie zes begint het wat groener te worden. Het zijn daar voornamelijk de uitwassen van het nabijgelegen bos. Maar verder is in het hele kamp geen plantenleven te bekennen. Het is er gewoonweg de habitat niet voor.
Bijzonder, besluit ze en giet het laatste beetje water wat ze over heeft uit de emmer over het plantje heen. "Kijk eens meissie. Dat kun jij best gebruiken volgens mij", en ze straalt omdat ze voor haar gevoel iets heeft kunnen bijdragen. Terug naar het kamp voor water moest ze toch al en ze loopt met ferme stappen, zodat ze niet te veel achter gaat lopen op haar rooster.
Later die dag bereikt ze net iets te laat sectie zes en ziet Toran al ongeduldig wachten. "Dat is niet hoe we dit afgesproken hebben kleine zwerver. Ik kan hier niet zo lang in het zicht staan te lummelen, daar gaan mensen wat van denken!" Sinne bijt op haar lip. "Het spijt me, ik had een klein ongelukje in sectie 1 en heb daardoor vertraging opgelopen." Torans norse blik verdwijnt en ze verbeeldt zich dat hij bezorgd kijkt. "Vanochtend was er gedoe in de sectie hoorde ik van een collega. Hebben ze je lastig gevallen?" Sinne weet niet wat ze moet denken. Maakt hij zich nu zorgen om haar? "Kom, laten we snel gaan", gebaart ze naar hem en legt uit dat ze de mannen wel heeft gezien en dat ze vertrokken toen zij eraan kwam. Toran knikt en loopt in stevige pas mee.
Eenmaal in het bos uit het zicht draait hij zich om. "Het is onrustig in het kamp. Ik weet niet wat er aan de hand is precies, maar de mannen vinden dat er opgetreden moet worden. Ik hoef alleen een startsein te geven en merk dat ze me erop aankijken dat ik dat niet allang gedaan heb. Maar wat valt er te doen? Er zijn wat opruiende pamfletten in omloop, memes, zoals ze dat noemen. Ik kan het niet traceren en vertik het om zomaar wat mensen ervoor te laten opdraaien, alleen om een statement te maken. Maar het is wel hoe we het hier aanpakken en nu ineens laat ik, de grote baas in hun ogen, het afweten."
"Als je eens wist hoezeer de bewakers staan te popelen om een verzetje. Er is de laatste tijd weinig te doen geweest rondom de tent en de mannen beginnen zich te vervelen." Sinne begrijpt zijn dilemma. Hij zal binnenkort wel wat moeten, anders neemt een ander een voorschot en wordt hij van zijn alfa-troon gestoten. Het is net een troep wolven wat dat betreft.
Wat voor impact kan hij hebben in het kamp, als hij niet meer gezien wordt als de opperbaas? En wat doet Tatuma als ze merkt dat haar afgerichte hond zijn valse haren aan het verliezen is? Wat als het haar opvalt dat de betovering verbroken is? Oef, ze hebben echt meer tijd nodig. Vooral Toran heeft meer tijd nodig om de boel helder te krijgen.
Zij is wel voor een opstand, maar het zou mooi zijn als die opstand ook echt iets kan opleveren in plaats van alleen maar meer gewonden en doden. En met Toran aan hun zijde zou het tij kunnen keren, maar zonder Toran geeft ze het geen enkele kans.
"Ik heb wel een idee", zegt ze. "Mag ik wat voorstellen?" Ze trekt aan een plukje haar, wat Sinne een ietwat onzekere houding geeft.
Toran knikt bedenkelijk.
"Misschien kun je een soort van worstelwedstrijden organiseren voor je team. Ze moeten wat van hun energie kwijt en dat werkt uitstekend in competitieverband. Het leidt ze af en houdt ze lekker bezig. Ondertussen kunnen ze stoom afblazen." Toran kijkt haar aan met grote ogen. Hij zou haar bijna willen omhelzen. Ze heeft helemaal gelijk! Eenvoudigweg een goed plan! Dat laat hij alleen niet merken. Deze vrouw moet niet denken dat hij ook maar iets van haar aanneemt. Híj heeft het heft in handen.
"Nu, het is maar goed dat jij het niet voor het zeggen hebt in het kamp. Vrouwen!", zucht hij met overdreven nadruk en schudt zijn hoofd heen en weer. Sinne staat versteld van zijn reactie! Wat een arrogante klootzak! Wat ze voorstelde is een prima plan. Hij heeft geen verstand blijkbaar. Sinne ontploft bijna en Toran ziet het op afstand gebeuren.
"Wat een opgewonden standje", denkt hij van binnen genietend. Hij vindt deze vrouw op zoveel manieren leuk, dat het pijnlijk wordt voor hem. Toch is dat van ondergeschikt belang. Hij mag zijn focus niet verliezen. Het zou gevaarlijk kunnen worden als hij zijn gevoelens voor deze vrouw etaleerde, niet in de laatste plaats voor haar. Nee, typisch gevalletje van "wrong time, wrong place", denkt hij wrang.
"Rustig maar, vrouwspersoon", zegt hij, "het is niet helemaal slecht. Ik neem het mee in overweging en daarmee uit."
Sinne bijt bijna haar tong eraf, maar ze kan een weerwoord vermijden. Deze man zuigt het bloed onder haar nagels vandaan. "Wat is dat toch met die Torans", denkt ze geërgerd.
***
Geboeide lezers. Schrik niet, hier ben ik weer... Geef toe, jullie waren me vergeten… Het lijkt erop dat Toran iets te goed bij zijn emoties kan momenteel. Zo goed zelfs dat hij gevoelens ontwikkelt voor Sinne. Zij kan hem ondertussen wel achter het behang plakken. Het wordt nog een hele uitdaging voor de kampleider om zijn gevoel de baas te blijven op alle fronten… en wat is Tonio ondertussen aan het doen? Ondergedompeld in de kunsten? Werkelijk…?
Ondertussen spoelen we langzaam door… de worstelwedstrijden halen de druk bij de mannen er wat af. Er wordt gelachen, gezopen, elkaar enorme optaters verkocht en verbroederd. De burgers lopen weer op hun tenen, vanwege serieuze bedreigingen in niet mis te verstane woorden op kleine pamfletten die de ronde doen tijdens geheime bijeenkomsten. Tonio komt zenuwachtig over op Sinne bij wie langzaam een lampje gaat branden, maar ze zegt er niets over tegen hem. Hij heeft voorlopig de potloden weer onder zijn bed verstopt en haar dagboek is sindsdien niet meer dunner geworden. En dan zijn daar nog de dagelijkse ontmoetingen tussen Toran en Sinne. Beide houden zich schuil achter de gemaakte afspraken met elkaar. Het is een uitstekende dekmantel en geen van beide hoeft met de billen bloot, want wat verborgen blijft achter de façade van wederzijds belang is… zoveel meer...
***
15. ONRUST GROEIT
Sinne heeft haar draai gevonden in het dagelijkse ritme van het kamp. Latrines schoonmaken is geen droombaan, maar ze heeft nu een doel, en belangrijker nog: zekerheid over eten en onderdak voor haar en Tonio. Ze voelt vaste grond onder haar voeten.
Haar gesprekken met Toran in het bos zijn veranderd. Niet langer zijn het monologen van zijn kant, maar echte uitwisselingen over alledaagse dingen én diepere kwesties. Er is een onverwachte wederkerigheid ontstaan. Ze maken grapjes, delen inzichten, voelen een verwantschap die in deze context bijna ongepast is. Toch staat ze zichzelf toe zich beschermd te voelen in zijn bijzijn. Deze opbloeiende vriendschap is wonderlijk, maar welkom.
Ondanks haar verbeterde omstandigheden blijft Sinne scherp zien hoe het kampleven anderen sloopt. Mensen gaan dagelijks gebukt onder regels en beperkingen, vaak direct opgelegd door Toran zelf. Hij moet voor de buitenwereld de genadeloze leider blijven, terwijl hij nu worstelt met zijn geweten over de pijn die hij heeft veroorzaakt. Zijn spagaat wordt steeds onhoudbaarder. Sinne voelt de spanning opbouwen. Deze situatie kan niet lang meer standhouden zonder te breken.
Ze beseft al te goed dat het voor Toran niet eenvoudig is. Sinne zou graag het contact intensiveren, meer diepgang zoeken, de onmogelijke vragen stellen... hem een knuffel geven. Ze schrikt van haar eigen gedachte en realiseert zich dan dat ze hem mist. Dat gevoel komt binnen als een hamerslag. Natúúrlijk mist ze hem...
Door alle consternatie en het harde werken is ze niet meer toegekomen aan Omaria, de plek waar haar goede vriend Toran vertoeft. Nu overvalt haar een hevig verlangen – naar hem, naar de vrijheid daar, naar het gevoel dat alles steeds anders mag zijn in plaats van iedere dag hetzelfde. Want ook al is het voor Sinne comfortabeler dan het lange tijd geweest is, de sleur is des te verpletterender. Het alleen maar bezig zijn met het waarborgen van de meest primaire behoeften en de veiligheid drukt haar creativiteit plat. Ze hunkert ernaar weer geïnspireerd te raken, opnieuw in de ban te zijn van het onwaarschijnlijke. En waar anders dan op Omaria zou dat mogelijk zijn?
Besloten. Vanavond gaat ze er weer heen.
Met Tonio kon ze nog wel eens een boom opzetten over het een of ander, maar hij is de laatste tijd niet meer zo toegankelijk, stug zelfs. Het voelt alsof hij haar iets verwijt.
Sinne is in gedachten aan het mijmeren over haar reis naar Omaria vanavond en loopt met haar sopje naar de volgende sectie. Achter haar klinken zachte voetstappen, maar die gaan verloren in haar geneumel. Neuriënd vervolgt ze het werk, dankzij haar goede humeur onaangedaan door de troep die de kampers hebben achtergelaten; normaal had ze hier staan foeteren over de rotzooi.
Als een wervelwind raast ze erdoorheen en vervolgt in hetzelfde tempo de werkzaamheden in sectie vier, zodat ze ruim de tijd heeft om naar sectie zes te wandelen met haar lunchzakje onder de arm.
De laatste tijd wacht Toran in het bos op haar en ze loopt met zekere tred naar de rand ervan, totdat er plotseling een luide stem klinkt die haar doet stilstaan.
"Waar ga jij heen?"
Sinne kijkt achterom en ziet een man van middelbare leeftijd staan. Voor zover ze weet heeft ze hem niet eerder gezien. Ze realiseert zich plotseling dat ze hier absoluut niet mag zijn. Ze is onvoorzichtig geworden door de routine van de afgelopen tijd samen met Toran. Wat dom van haar. Het bos is nadrukkelijk en voor iedereen verboden terrein. Hoe legt ze dit uit?
Ze loopt een stukje terug zodat ze niet hoeft te schreeuwen naar de man. Ondertussen maken haar gedachten overuren en haar stem klinkt veel zekerder dan ze is als ze de woorden spreekt: "Ja, dit gaat wat gek klinken, maar in het bos groeit een klein plantje dat gebruikt kan worden voor de schoonmaak. Het doet wonderen, vooral bij hardnekkige vlekken... Ik heb het van mijn grootmoeder geleerd."
De man kijkt haar spottend aan en ze beseft dat hij er geen woord van gelooft.
"Luister meissie, ik hou je al een poosje in de gaten en voor iemand die op zoek is naar een plantje ben je steeds wel erg lang weg."
Sinne weet niet wat ze hoort.
"Waarom hou je mij in de gaten?" roept ze vol afgrijzen uit. "Wie geeft jou dat recht?!"
De kerel komt dichter bij en pakt haar bij de arm. "Doe niet zo bijdehand, ik kan je hiervoor aangeven en dat weet je!" Zijn stem zakt tot een dreigend fluisteren, zijn toon messcherp.
Sinne rukt zich los, voelt de angst als ijskoude vingers langs haar ruggengraat kruipen. Wat wil deze woesteling van haar? Hij keurt haar van onder naar boven met een blik die haar huid doet kriebelen. "Je ziet er goed uit, veel voller dan veel van de dames in het kamp."
Ze doet een stap achteruit, voelt zich betast. Waar haalt deze vent het gore lef vandaan! Ze aarzelt geen moment (want aanval is de beste verdediging) en springt in een razendsnelle beweging op hem af.
De belager schrikt, maar herstelt zich verrassend snel. Zijn pezige lichaam blijkt een onverwachte kracht te herbergen. Hij rolt achterover en draait haar behendig op de grond, klemt haar vast met zijn volle lichaamsgewicht. Sinne spartelt wild, gilt vlak bij zijn oor en krabt met haar nagels overal waar ze bij kan.
De aanvaller geeft niet op. Met een behendige greep fixeert hij haar polsen boven haar hoofd. Ze probeert wanhopig een kopstoot te geven, te bijten. Hij weet haar telkens met een kat-en-muisspel van bewegingen te ontwijken. Sinne vecht verbeten door, elke vezel gespannen, maar moet na al dat verzet erkennen dat haar tegenstander de overhand heeft.
Ze blijft nu stokstijf liggen en vraagt zich af waarom hij niet allang haar jurk heeft geprobeerd omhoog te rukken, zodat hij er goed bij kan. De keren dat ze dit heeft meegemaakt verschilden gek genoeg amper van elkaar qua handelingen, alsof de perverse hufters het elkaar voordoen. Waarom gaat dit nu dan anders? Hij kijkt haar aan met samengeknepen ogen en Sinne voelt zijn minachting.
"Jij weet wel hoe je in verzet moet komen. Van mij kun je het alleen niet winnen. Ik heb een vuur in me die jij je niet meer kunt voorstellen, vuile overloper!", en hij spuugt het woord eruit alsof het vergif is op zijn lippen. Sinne's adem stokt van pure ontzetting en ze kijkt haar belager die zo dichtbij is en zoveel afschuw op zijn gezicht heeft staan, stomverbaasd aan.
Langzaam trekt de mist op en begint het haar te dagen… wat hij mogelijk gezien heeft, ...de conclusies die er onvermijdelijk op gevolgd zijn... Wat ongelofelijk naïef van haar dat ze met dit scenario geen rekening heeft gehouden! Natuurlijk denkt deze kamper dat zij is overgelopen.
"Ik wil met jou liever niets te maken hebben. Mijn vrouw zou me de ogen uit mijn hoofd krabben als ze zou zien dat ik hierboven op je lig... Je bent niets anders dan een ordinaire hoer!"
De tranen springen Sinne in de ogen bij het besef hiervan. Want op een bepaalde manier heeft zij zichzelf verkocht en ziet hij het vrij helder. Verkocht aan de vijand voor een beter bestaan. Dat hij geen weet heeft van de onderliggende motieven, die hij overigens nooit zou kunnen begrijpen, doet daar niets aan af. Dít is hoe er naar haar gekeken zal worden als het bekend wordt en wat ze altijd heeft geprobeerd te vermijden.
Hoe kan zij hem duidelijk maken dat ze aan hun kant staat, de kant van de hongerigen. Hij heeft verdomme gelijk dat ze tegenwoordig meer vlees op haar botten heeft dan de gemiddelde kampbewoner. En ze kreunt inwendig omdat ze weinig uitweg ziet in deze situatie. De aanvaller duwt haar hardhandiger tegen de grond en vervolgt: "Ik heb je helaas nodig en daarmee heb jij alle geluk van de wereld. Jij gaat me jouw eten geven!"
Eten. Daar gaat dit om, denkt Sinne. "Laat me los dan! Hier kunnen we prima over praten, dat hoeft toch niet op deze manier?", hoort ze zichzelf stamelen onder de adem van deze woedende man.
"Ik laat je helemaal niet los! Alsof vrouwen zoals jij redelijk zijn en in gesprek willen, ha!", roept hij bijna waanzinnig uit. De hongerige kerel is woedend en ze lijkt het met haar laatste woorden niet beter te hebben gemaakt. "Je werpt je bovenop mij en denkt dan dat ik je loslaat? Hoe gek denk je dat ik ben? Jij hebt je ziel verkocht aan de duivel en daarvan mag je nu de vruchten plukken!"
De duivel in hoogst eigen persoon verschijnt ineens achter de man en pakt hem aan zijn jasje beet om hem in één beweging van haar af te trekken. Een intense grom klinkt achteruit Torans keel en de man ligt een paar seconden later een eindje verderop met zijn rug tegen een hek aan te creperen van pijn. Sinne ziet de bezeten blik in Torans ogen en vreest het ergste. Hij zet grote stappen in de richting van de man die nu haastig overeind probeert te komen als Sinne gilt: "Nee! Toran, niet doen! Alsjeblieft!"
De verslagen kamper kijkt van zijn indrukwekkende tegenstander die uit het niets kwam naar haar en weer terug naar de man die hij vreest. Zijn gezicht is vertrokken van angst. Toran staat in één keer stil en voor een kort moment lijkt niemand zich te verroeren, maar dan krabbelt Sinne overeind en loopt snel naar hem toe.
"Deze man heeft honger Toran en ik ben oké, hij heeft me niets aangedaan." Sinne trilt over haar hele lichaam en ze ziet de spot in Torans ogen verschijnen.
"Niets! Noem je dit niets, kleintje! Hij lag bovenop je en als ik niet was gekomen dan had hij waarschijnlijk… ", verder komt hij niet en zijn stem klinkt gesmoord.
De vreemdeling kreunt nu hulpeloos en voordat Toran kan bewegen is Sinne langs hem geschoten en zit op haar knieën bij hem. Haar hart bonst nog van de schrik, haar handen trillen, maar iets in zijn gebroken houding raakt haar.
Hij deinst voor haar achteruit, zijn ogen wild van angst en honger.
"Blijf van me af!" sist hij zwakjes.
"Ik... ik ga je geen pijn doen," stamelt Sinne, nog beduusd van de aanval. Ze aarzelt, haar verstand schreeuwt dat ze moet vluchten, maar zijn holle wangen en trillende handen vertellen een ander verhaal.
Een lange stilte. Dan, voorzichtig: "Je hebt honger."
De man kijkt weg, beschaamd nu zijn woede is weggeëbd.
"Ik begrijp het," zegt ze zacht, meer tegen zichzelf dan tegen hem. "Het is oneerlijk, echt vreselijk oneerlijk. Ik heb de laatste tijd alleen maar aan mezelf gedacht, mezelf verwarmd, mezelf gevoed." De woorden komen langzaam, alsof ze ze nu pas echt begrijpt. "Jij hebt net zoveel recht op eten en drinken."
Ze kijkt naar Toran, zoekend naar... wat? Toestemming? Begrip? Hij staat er met een verbaasde blik naar te kijken.
"Kun je overeind komen?" vraagt ze de man uiteindelijk.
Ze helpt hem overeind en reikt in de zak van haar werkbroek. "Ik heb het meeste gegeten, maar hier, dit is voor jou", en ze geeft hem het zakje aan. "Ik heb meer voor je zodra ik mijn vergoeding ophaal. Ik kan zorgen dat jij en je vrouw vanavond wat te eten hebben, oké?"
De hongerige kreunt nog eens en vloekt hardop. Sinne ziet de woede plaatsmaken voor wanhoop. "Mijn zoon is ziek en heeft eten nodig om aan te sterken", de woorden van hem blijven zwaar in de lucht hangen.
Sinne kijkt weer achterom naar Toran en weet dat hun afspraak op straat ligt, dat ze betrapt zijn op contact en dat deze wanhopige het waarschijnlijk binnen de kortste keren door het hele kamp zal verspreiden. Haar blik verraadt haar gedachten echter niet, maar is juist bedoeld als smeekbede aan Toran. Ze hoopt op zijn inlevingsvermogen, zijn medeleven en vergiffenis en bovenal hoopt ze op de bereidheid om deze ongelukkige te helpen, zoals hij haar ook geholpen heeft.
Toran weet duidelijk niet wat hij met de situatie aan moet en Sinne wendt zich weer tot de persoon naast haar. "Ik zorg dat jullie de komende tijd met regelmaat eten krijgen, zodat je kind beter kan worden. Ik beloof het", en ze strijkt over haar hart terwijl ze de belofte doet.
Haar voormalige belager kijkt haar aan met een blik van verwarring. Zo had hij dit absoluut niet zien aflopen en hij moet schakelen naar het besef. Het besef dat Sinne geen hoer is, dat Toran haar beschermt en dat hij, als hij het accepteert, vanavond eten voor zijn gezin heeft. Hij knikt en geeft Sinne voorzichtig een hand. "Afgesproken?" stamelt hij eruit. Sinne schudt zijn hand en zegt met stelligheid: "Afgesproken!"
Ze wisselen nog wat praktische informatie uit. Sinne vraagt niet van hem om zijn mond te houden. Dat is zinloos. Als de man wil praten, kan zij hem niet tegenhouden. De desperado verdwijnt daarna snel uit het zicht en dat is het dan, denkt Sinne, we kunnen geen invloed meer uitoefenen op wat er vanaf nu staat te gebeuren.
16. HART EN ZIEL
Ze pakt Toran bij de hand en gebaart naar het bos. Hij kijkt naar hun verstrengelde handen en loopt enigszins timide met haar mee. Hij zwijgt de hele wandeling lang en Sinne durft hem amper aan te kijken. Ze weet in wat voor kwetsbare situatie hij is terechtgekomen. Een situatie die hij boven alles wilde vermijden en waarom hij zulke strikte afspraken met haar heeft gemaakt.
Eenmaal over de bosrand heen, uit het zicht, staat Sinne stil en laat zijn hand los. Ze ademt rusteloos in en uit en merkt dat zenuwen haar parten spelen. De hele situatie is haar niet in de koude kleren gaan zitten. Toran zwijgt nog altijd en voor Sinne is het een onheilspellend zwijgen geworden.
Hij gaat zitten op een omgevallen boom en kijkt stuurs voor zich uit. Sinne ploft naast hem neer en laat een diepe zucht horen. Ze zit wel erg dichtbij, beseft ze ineens en wil net opschuiven als hij zijn arm van achteren om haar heen slaat en haar nog dichter naar zich toe schuift.
"Hoe moet ik zo'n wezen als jij beschermen, kleintje?" Hij fluistert het schor en Sinne krijgt er kippenvel van.
Ze kijkt hem verlegen van onder haar loshangende haren aan en schudt zachtjes met haar hoofd. Hij is nauwelijks herkenbaar veranderd. Zijn verwaarloosde look heeft plaatsgemaakt voor een nonchalant, verzorgd uiterlijk. Ongeschoren, met een tanige, ruwe huid en een robuust postuur met breed gespierde schouders en stevige benen.
Duidelijk geen kasteelkind, maar gevormd door hard werk en daardoor zo anders dan de atletische Toran uit Omaria. Zijn groene, intense ogen wekken echter een herkenning in haar die ver voorbij hun eerdere ontmoetingen reikt.
Zijn donkerrode haar glanst in het zonlicht tussen de bomen. Het is inmiddels wat langer. Het kapsel past hem. Hij is niet langer de gefragmenteerde man die ze zich herinnert van de begindagen. Misschien is hij wel meer Toran dan degene die ze kende uit Omaria. Hij bezit meer nuance en heeft diepere lagen. Ze voelt het leven en de aarde in hem, anders dan op Omaria.
Wat had Toran gedaan als dit wezen naast hem er niet geweest was? Hij zou ronddolen in een wereld zonder houvast. De beelden die bij hem bovenkomen zijn contextloze herinneringen – gedachten die een ander lijkt te hebben geleefd. Het idee dat hij misschien nooit zijn eigen geschiedenis kan achterhalen maakt hem vreselijk onrustig. Waarom is dit zo belangrijk? Alles in hem schreeuwt dat het cruciaal is. Die urgentie trekt dagelijks aan hem, terecht of niet.
In de nachten wordt hij overspoeld met waanzinnige visiioenen waarin zij veel te vaak voorkomt. Rationeel begrijpt hij dat hun vele gesprekken hieraan bijdragen. Maar dat verklaart niet waarom ze in zijn nachtelijke beelden zo dichtbij is, waarom hij zoveel voor haar voelt. De dromen zijn levensecht, alleen de omgeving verraadt dat het een verzonnen wereld is. Bijzonder fascinerende wolkformaties vormen het landschap waarin ze samen vliegen, ja echt vliegen! Belachelijk natuurlijk, kleine jongensfantasieën zijn het, symbolisch voor de vrijheid die hij zo verlangt, maar niet heeft. Het is niet eenvoudig 's ochtends te ontwaken en dat alles achter zich te laten.
Dankzij deze dromen voelt hij zich dieper verbonden met haar dan hun voorgeschiedenis rechtvaardigt. De band groeit zowel overdag als 's nachts. Haar aanwezigheid maakt het hem mogelijk de strijd met zichzelf aan te kunnen. Zij drijft hem vooruit, motiveert hem nooit meer terug te vallen in die sluimerstand. Hij wil helder blijven, elke nieuwe herinnering vastgrijpen.
Hij verlangt naar een leven met haar, wetende hoe onverantwoordelijk die gedachte is. Maar op dit moment, voor de storm losbarst, wil hij haar simpelweg bij zich. Dat haar been tegen de zijne aan leunt en hij haar warmte zo dichtbij voelt, is folterend. Hij wil zoveel meer. Sinne kijkt hem aan met die intrigerende grote donkere ogen. Alleen in zijn dromen hebben ze elkaar op deze manier aangeraakt en aangekeken, en zelfs daar houdt hij zich altijd in. Dat is toch niet te geloven! Waarom? Waarom zelfs in zijn dromen? Hij krijgt dat verlangen naar haar maar niet van zich afgeschud, en dan wint zijn opstandigheid het en trekt hij haar in één snelle beweging op schoot. Even verstijft ze, verrast door zijn plotselinge daadkracht, maar dan ontspant ze tegen hem aan.
Hij wil iets zeggen, maar de woorden zouden het moment breken. Sinne’s aanwezigheid voelt bedwelmend, weet zijn redelijkheid te omzeilen. Hoe is ze zo moeiteloos onder zijn huid gekropen? Sinne vlijt zich tegen hem aan, haar hoofd in zijn hals. Zijn hart klopt tegen haar gezicht, de ademhaling een warme bries op zijn huid. Die zijdezachte haren kietelen zijn kin. Hij sluit zijn ogen en ademt diep in, vangt de geur: een vleugje lavendel en iets wat alleen van Sinne is.
Dit voelt goed. Verontrustend goed. Alsof ze hier thuishoort, tegen zijn borst, onder zijn kin. Hij wil haar niet meer loslaten en dat maakt hem bang. Ze mompelt iets in zijn nek. De woorden zijn ongrijpbaar, maar zijn lichaam reageert alsof hij ze begrijpt. Een rilling trekt langs zijn ruggengraat. Sinne's hand glijdt over zijn borst, omhoog naar zijn schouder. Teder, maar vastberaden. De andere volgt, en samen vouwen ze zich achter zijn nek. Ze verankert zich op zijn schoot, kijkt hem aan met een verwachtingsvolle blik. Hij slikt. Die moed blijft hem verbazen. Ze twijfelt nooit, terwijl hij...
Voorzichtig buigt hij naar haar toe. Zijn lippen raken het kuiltje in haar wang, dat ene kuiltje dat hem al zo lang bezighoudt. Het voelt als thuiskomen, als het vinden van iets dat hij niet wist kwijt te zijn. Dit gevoel wil hij vasthouden. Hij verdwaalt in haar geur, haar huid, de manier waarop ze naar hem kijkt. Deze vrouw is werkelijk onvergetelijk.
Sinne sluit haar ogen en laat zich gewillig leiden, haar wimpers een halve maan tegen de wangen. Hij voelt een lichte trilling gaan door haar lichaam. Het is geen aarzeling, eerder overgave. Toran buigt zich naar de slanke hals toe en plant een vlinderkus, teder en voorzichtig; dan zacht zijn lippen op haar kaak, de rechter mondhoek... Hij doet zijn best om zich in te houden, langzaam te gaan. Het is een uitdaging zichzelf te beheersen met dit prachtige wezen in zijn schoot. Als ze haar ogen opent, overrompelt die blik hem. Zo open, zo onvoorwaardelijk, dat hij even niet weet waar hij zijn adem gelaten heeft. In die ogen ziet hij geen spoor van de vrouw die hem ooit gevreesd had. Alleen vertrouwen, verlangen en iets wat hij nog niet durft te benoemen. Ze nodigt hem uit, lijkt hem volledig te vertrouwen. Hij had nooit durven hopen dat ze hier zouden aankomen, na alles wat er achter hen ligt. De muren die hij om zich heen had opgebouwd, de haat die in hem was gezaaid, het lijkt allemaal weg te smelten onder Sinne's aanraking.
En nu Sinne zichzelf zo in al haar weerloosheid aanbiedt aan hem, voelt hij de verantwoordelijkheid zwaarder wegen dan ooit. Hij wil haar vertrouwen beschermen, het zachtste binnenste bewaken en koesteren. Zelfs als dat betekent dat hij zichzelf moet terughouden.
Vederlicht raken zijn lippen de hare en dan is het Sinne die zich niet meer kan inhouden. Ze trekt hem tegen haar aan, haar vingers vervlochten met zijn haar en verstevigt de kus. ‘Oh hemel Sinne wat doe je met me?’, zijn de woorden die in Torans gedachte haar intense kussen begeleiden. Hij verliest zich in haar smaak, zoet en warm en kan dan niet anders dan alles los te laten. Alle bezwaren, alle onmacht, alle strijd. Hij laat de woede los die hem jarenlang heeft verteerd, de terughoudendheid die hem heeft geïsoleerd, de schaamte en de angst dat hij nooit meer compleet kon zijn. Alles laat hij los in deze ene ademtocht van volledige verbondenheid. Sinne’s lippen zijn zacht, maar haar kus is krachtig en laat geen twijfel bestaan over haar wens.
Toran beantwoordt haar kus gretiger nu, verdrinkt in de gevoelens die over hem heen spoelen. Trekt haar dichter zijn ruimte in. Voor zijn gevoel kan het niet dichtbij genoeg zijn. Het is alsof er niets anders op de wereld bestaat, alsof de tijd is opgeschort in hun kleine bubbel van ademhaling, aanraking en warmte.
Te snel worden ze teruggetrokken naar de realiteit door een veraf geluid, een vogel die zingt. Hun lippen scheiden, maar hun ogen blijven verstrengeld. Ze grijpen het moment aan, wetend dat er geen garanties zijn. Wie weet wat hierna komt, hoeveel momenten ze samen nog krijgen? Elkaar loslaten is moeilijk vooral met de wetenschap dat wellicht alles anders is vanaf vandaag op zoveel manieren meer dan één.
Hij kan geen spijt hebben van het moment dat ze met elkaar genomen hebben, al fluistert een stemmetje in zijn achterhoofd dat hij ook in het kamp de schade had kunnen beperken enkel door niet samen met Sinne te schitteren door afwezigheid. Hij had de bullebak uit kunnen hangen, zodat mensen zich misschien uit angst helemaal niets meer zouden afvragen.
Maar stel dat dit het enige moment is dat ze krijgen. Dan heeft hij deze gegrepen en niets had hem een groter gevoel van vervulling kunnen geven. En nu weet hij meer over zichzelf dan hij ervoor wist en ook dat is waardevol, want er is maar weinig in zijn leven waar hij zich zeker over voelt. Dit met haar weet hij zeker. Hij voelt tot in elke vezel van zijn lichaam dat deze kleine dame belangrijk voor hem is en dat hij meer om haar geeft dan verstandig voor hem is.
***
Zoals altijd komen ze niet gelijktijdig het bos uit lopen, dus zit Sinne in haar eentje een poosje de tijd te verdrijven en te mijmeren over de afgelopen uren. Het voelde hemels, al had ze zich nooit kunnen voorstellen dat ze elkaar ooit, zo, hier, zouden vinden in de tederheid van deze ontmoeting. Hij is lief geweest voor haar, zacht en gevoelig, heeft niet meer genomen dan zij bereid was te geven en net zo goed was hij verslindend geweest op een manier die Sinne nog steeds de adem ontneemt als ze eraan denkt. Dat hij in staat is gebleken deze beide in balans te brengen zegt veel over de man die hij geworden is en diep van binnen waarschijnlijk altijd is geweest.
Ze staat op en wil naar de rand lopen als ze een klein eekhoorntje voor haar ziet in de boom. Het beestje kijkt haar recht in de ogen aan, ernstig lijkt het, alsof ze wil zeggen: "Dom, klein, naïef meisje!" Sinne weet dat ze het zich verbeeldt, dat ze haar menselijke emoties op het dier projecteert en toch kan ze het gevoel niet van zich afschudden dat ze dit kleine moment van geluk duur zal moeten betalen.
Ze zwaait naar het pluizige beestje die nu de boom in snelt met een air van: "Dan moet je het zelf maar weten." Sinne grinnikt. Het wordt weer eens tijd om haar vleugels uit te slaan, want haar fantasie slaat op hol en haar gedachten maken bokkensprongen.
Ze loopt het bos uit, rechtstreeks naar de voorraadtent. Daar krijgt ze meer dan anders. Blijkbaar is Toran hier al geweest en heeft instructies gegeven. Het is zelfs in twee zakken verpakt. Niemand stelt gelukkig vragen. Niemand interesseert het wat. Iedereen is hard aan het werk en probeert zijn hoofd boven water te houden.
Buiten bij de voorraadtent staat de man, op zijn hoede blijkbaar, steels om zich heen te kijken. Hij ziet eruit als iemand die al veel te verduren heeft gehad en Sinne merkt dat ze medelijden voelt en raar genoeg ook boosheid. Niet op hem, maar voor hem. Waarom moet het allemaal zo'n gevecht zijn, voor een schamel leven dat velen liever niet zouden leiden? Begrijpelijk dat er zoveel zelfmoorden gepleegd worden in de kampen.
Ze overhandigt hem het zakje en kijkt hem aan met een gemeende glimlach om haar lippen. "Laten we elkaar proberen te helpen, oké? Ik ben Sinne trouwens, maar dat wist je al."
De man kijkt van zijn zakje naar haar. "Ramon", zegt hij met een beschaamde knik. "Het spijt me van eerder mevrouw." Schoorvoetend vervolgt hij: "Ik heb het niet goed aangepakt. Mijn vrouw was behoorlijk boos op me, moet u weten. Ik ben normaal niet zo, echt niet, maar ik was ten einde raad en dacht dat u schijt had aan ons allemaal. Ik dacht als ik u bang maak, dan heeft mijn zoon misschien een kans. Mijn vrouw zegt dat ik tegen u moet zeggen dat Toran een zwijn is en u maar beter kunt omkijken naar een andere man. Maar ze zegt ook dat als u het beste in hem omhoog kunt halen, we daar allemaal beter van worden. Ik hoop dat u weet wat u doet mevrouw," en dan knikt hij bij wijze van groet en verdwijnt snel achter de tenten.
Terwijl ze in gedachten het gesprek met Ramon nog eens de revue laat passeren, neemt Sinne de rest van het eten mee naar haar eigen tent waar ze voor de zoveelste keer geen begroeting krijgt van Tonio. Ze pakt het eten uit en overhandigt een deel aan hem terwijl ze probeert oogcontact te krijgen. Tonio kijkt expres weg en Sinne begint pissig te worden.
Ze gaat voor hem staan met haar handen in haar zij: "Oké. Wat is hier aan de hand Tonio? Sinds wanneer ben ik het niet meer waard om een groet of een dankjewel te krijgen?"
Tonio tilt zijn hoofd op en ze ziet de minachting in zijn ogen. Hij wrijft met zijn hand over zijn been en het is duidelijk dat hij zich moet beheersen: "Ik heb genoeg van jouw geslijm met de kampleider Sinne. Hij is een beest en wordt verafschuwd door iedereen en jij... jij..." zijn stem sterft weg en Sinne schrikt van de afschuw die blijkt uit zijn woorden.
Ze laat zich op de rand van haar bed zakken. "Jemig Tonio. Je weet toch wat er aan de hand is? Ik heb mijn plan toch min of meer uitgelegd?"
Tonio snuift afkeurend en zijn hand blijft rusteloos heen en weer bewegen. "Ik weet niet wie jij voor de gek houdt, maar dit is duidelijk geen reddingsactie Sinne. Ja, jezelf redden, je eigen hachje, dat is wat het is! Hou op met die verdomde schijnheiligheid van je! Wij baden hier in luxe terwijl onze buren op een houtje zitten te bijten. Hoe moet ik dat in godsnaam uitleggen aan andere kampers?"
Sinne zwijgt en kijkt hem aan, verbijsterd door zijn reactie. Dat hij boos wordt na alles wat ze heeft gedaan om hun situatie te verbeteren, dat kan ze niet bevatten. Ze hebben eindelijk fatsoenlijk eten, betere omstandigheden, en juist nu keert hij zich tegen haar? Ze zoekt in zijn grimmige gezicht naar een verklaring, terwijl hij ondanks zijn woede toch het eten uit de tas pakt. Wat is er toch gebeurd in haar afwezigheid?
Sinne begint nu echt kwaad te worden en staat abrupt op. "Wie is er nu schijnheilig Tonio? Jij zit wel mooi mijn zuurverdiende eten naar binnen te werken! Enig idee wat ik daar allemaal voor heb moeten doorstaan?" Tonio verblikt of verbloost niet. Hij gaat iets verzitten en kijkt eerder nog vastberadener.
"Ik weet hét Sinne", zegt hij verbeten en Sinne ontgaat de klemtoon op hét niet.
"Wát weet je Tonio?!", ze knijpt haar vingers fijn in haar vuisten en staat op het punt om te gillen, "wat in hemelsnaam weet jij?!"
Tonio schuift het eten aan de kant en kijkt haar uitdagend aan. "Ik weet dat jij je laat doen door die eikel in het bos!" zegt hij nu venijnig. "En denk maar niet dat ik de enige ben die het weet. Het gaat als een lopend vuurtje door het kamp heen." Tonio leunt nu achterover en kijkt haar door half dichtgeknepen ogen aan.
Sinne snapt er niets van. Ramon heeft dit niet zo snel kunnen verspreiden, wat is hier aan de hand? Haar radeloze blik ontgaat Tonio niet. Er ontsnapt hem een vloek en dan mompelt hij binnensmonds: "Ik zit bij een verzetsgroep."
"Wat?" roept Sinne uit.
"Ik zit bij het verzet Sinne!", Tonio leunt nu naar voren om zijn woorden kracht bij te zetten, "Zij hebben iemand op Toran gezet die jullie het bos in ziet gaan al geruime tijd. Hij zegt dat jij mensen verraadt en jezelf verkoopt. Hij zegt dat je anders nooit zoveel voor elkaar kunt krijgen van zo'n wrede bullebak! ... dat jij waarschijnlijk een gouden..." en hij slikt de volgende woorden in. "Ik moest bijna kotsen Sinne, wist me geen houding te geven. Jij bent als een moeder voor me. Waarom verkoop je jezelf zo goedkoop? Voor een lullige bril en een wc-pot? Ik schaam me voor je!"
De woorden zijn als een klap in Sinne's gezicht. Nooit had ze verwacht van Tonio zulke woorden te horen, zoveel wantrouwen te krijgen, terwijl ze juist niets anders dan stinkend haar best aan het doen is. Ze hoeft geen dankbaarheid, maar respect en vooral vertrouwen heeft ze van hem wel verdiend.
"Ik dacht dat het je duidelijk was wat ik hier probeer te doen Tonio. Ik dacht dat je vertrouwen in me had?", ze staat er verslagen bij en neemt even tijd voordat ze de juiste woorden heeft gevonden. "Jij bent net zo beschadigd als ieder ander hier in het kamp. Sinds wanneer vraag je mij niet eerst hoe het zit voordat je een oordeel klaar hebt?"
Snel loopt ze de tent uit met tranen in haar ogen en Sinne voelt zich besmeurd. Hij heeft haar nog net niet een hoer genoemd, al zullen dat wel zijn gedachten zijn. Hoe kan hij zo over haar denken? Ondertussen weet ze dat ze niet te lang buiten rond kan lopen. Het is laat en de echt vervelende mannen die drinken komen vaak op deze momenten tevoorschijn.
Ze heeft de gedachten nog niet gevormd of een man komt de hoek om zeilen. Ze schrikt even, maar dan blijkt het Ramon te zijn. Ze begroet hem. Hij is schichtig en komt dichterbij staan om haar iets te vertellen. Zenuwachtig kijkt hij een paar keer achter zich en fluistert dan snel: "Mevrouw, het nieuws is u vooruit gesneld en geloof me, ik heb niets gezegd."
Sinne knikt bevestigend naar Ramon.
"Het is het verzet dat mensen aan het opruien is. Ze willen een opstand! Ik was er ook bij betrokken mevrouw, maar deze mensen doen dingen waar ik niet achter kan staan. Ze slaan uit pure frustratie en woede wild om zich heen en het lijkt hun niet uit te maken wie ze raken. Daar heb ik al genoeg van gezien in dit oord. Ik bedank daarvoor. Mijn vrouw zou het trouwens nooit toestaan."
Ramon heeft blijkbaar een bazige vrouw en hij is duidelijk gek op haar. Alweer kijkt hij achterom. De man is niet op zijn gemak.
"Ik zoek het verder uit, dank je Ramon," zegt ze snel, waarna hij als de bliksem ervandoor gaat.
Sinne is blij verrast met haar nieuwe vriend. Hij is fijnbesnaard en ziet de boel redelijk scherp. Het maakt haar nieuwsgierig naar wie hij voor het kampleven geweest is. Hier zijn we allemaal arme sloebers waardoor het lijkt alsof we dertien in een dozijn zijn, maar niets is minder waar. Dit kamp is een bonte verzameling van zeer diverse en uiteenlopende achtergronden. Van ingenieur tot putjesschepper, van kunstenaar tot ambtenaar.
Het is jammer dat deze diversiteit steeds meer in het gedrang komt. Authenticiteit is een luxe die men zich niet kan veroorloven. De kampers zijn overgeleverd aan het regime dat de piketpaaltjes steeds dichter bij elkaar zet totdat er geen bewegingsruimte meer is. Sinne is van mening dat je iemand zijn uniciteit niet van hem af kunt nemen, ongeacht de omstandigheden. En ze denkt ook dat de autoriteiten er te lichtzinnig mee omgaan en de noodzaak voor zelfbeschikking vreselijk onderschatten.
Ja, daar komt ellende van. Het zijn niet allemaal zachtaardige, welbeschouwde mensen als Ramon. En zelfs híj lag gisteren nog als een bruut bovenop haar. Waar mensen toe in staat zijn als ze in het nauw gedreven worden, vooral als hun kinderen gevaar lopen, is beangstigend.
Ze wandelt terug naar de tent om daar opnieuw Tonio onder ogen te komen. Hij is er beroerd aan toe zo te zien. Zijn ogen zijn bloeddoorlopen en hij lijkt ineens echt oud. Hij ís echt oud, maar ook nog jong, dat moet Sinne zich keer op keer weer in herinnering brengen. Het verklaart waarom hij op onvolwassen wijze naar haar uithaalt en vooral ook waarom hij zich geen raad weet met de situatie. Hij laat zich waarschijnlijk snel iets aanpraten door anderen en kan nog niet voldoende op zijn eigen kompas varen. Sinne moet daar rekening mee houden en begrip voor opbrengen. Af en toe vergeet ze dat hij zich nog aan het ontwikkelen is als mens.
Ze doet een stap in zijn richting en kijkt hem begripvol aan. "Tonio, het is oké, echt waar. We zullen wat vaker even bij elkaar moeten inchecken. Dat is er de laatste tijd flink bij ingeschoten, vind je niet? We kunnen er niet vanuit gaan dat de ander begrijpt wat er in ons hoofd omgaat." Ze zakt door de knieën zodat ze hem beter aan kan kijken voordat ze vervolgt: "Jij bent mijn familie, ik hou van jou Tonio en geloof het of niet, ik heb het beste met je voor, zelfs als het niet zo lijkt. Dat wil niet zeggen dat ik geen fouten maak natuurlijk…"
Tonio trekt een wenkbrauw op en kijkt haar verbaasd aan. Zijn handen trillen in zijn schoot. "Misschien moeten we daar wat meer op vertrouwen. Geen van ons beiden heeft de intentie de ander te kwetsen, al is het onvermijdelijk dat dit af en toe wel gebeurt. Familie maakt het dan weer goed, praat het uit, vergeeft elkaar en is er voor elkaar wanneer nodig."
Sinne komt overeind en raakt hem kort op zijn schouder aan. Het valt allemaal niet mee, verzucht ze in zichzelf.
***17. VERVAL EN WANHOOP
Als ze de steiger oploopt, weet Sinne niet wat ze ziet. Haar steiger heeft niet het gebruikelijke plankje los zitten, maar de hele steiger hangt er versplinterd en verrot bij. Er zijn grote donkere wolken samengepakt aan de hemel te zien en de wind giert als een bezetene in haar oren. Het water onder de steigerplanken zuigt zich terug met onnatuurlijke kracht, vormt kolken die het hout doen kraken. Het ergste is dat haar boot vrijwel onherkenbaar is door spinnenwebben en groene aanslag. Zo lang is ze toch niet weg geweest? De moed zakt in haar schoenen.
Ze had zich juist verheugd op een klein uitstapje, weg van de perikelen in het kamp, maar het schip ziet er zo verwaarloosd uit, dat ze eerst grondig aan de schoonmaak zal moeten. De lucht boven haar hoofd verdicht zich nog verder, wordt bijna tastbaar in zijn zwaarte. Zelfs de zeilen, die niet meer goed opgeborgen zijn onder de huikjes, hangen er verslagen bij en ziet Sinne daar een scheur in het onderlijk? Ze begrijpt er niets van.
Ze houdt zich vast aan de meerpalen die zijlings hier en daar het vrijwel onbegaanbare steigertje nog wat bij elkaar houden en hopt heen en weer over de steiger, hopend dat ze haar schip, zonder nat te worden, haalt. Het hout onder haar voeten zucht en kreunt bij elke stap, beweegt mee alsof het een levend wezen is dat op instorten staat. Daar aangekomen is het erger nog dan ze op afstand heeft kunnen inschatten. Ze durft amper aan boord te stappen, de groen uitgeslagen gangboorden zien er glad uit en die vieze spinnenwebben overal, ze gruwelt ervan.
De touwen liggen verhard en in de knoop op het voordek, het kluivernet ligt gek genoeg vol met afval, hoe apart! Een windvlaag blaast over het dek, scherp en kil, tilt het afval even op en laat het weer terugvallen, als wilde het haar aandacht erop vestigen. De giek zit niet meer vast aan zijn schoot en beweegt rusteloos heen en weer over het achterdek dankzij de harde wind. Met elke zwaai krast het metalen eind over het dek, een onmiskenbaar geluid van verwaarlozing dat door de stilte snijdt.
De vlag op het achterdek lijkt aan flarden gescheurd, de fenders liggen in de kajuit in plaats van het schip te beschermen van zijn gebonk tegen de steiger aan, waardoor er krassen en deuken ontstaan zijn op de lak.
Wat moet ze hiervan denken?
Maar dan herinnert ze zich dat hier op Omaria alles valt en staat met een positieve mindset en genoeg inlevingsvermogen. Sinne kan veel doen in weinig tijd en hoeft niet eens haar handen vuil te maken. Deze boot kan op dezelfde wijze schoongemaakt worden als dat zij gebouwd is. Er hoeft geen emmer, water, sop of doekjes aan te pas te komen en haar humeur knapt meteen op van deze gedachte.
Grappig genoeg trekken de wolken uiteen bij haar eerste glimlach, spleten van blauw verschijnen in het donkere dek, en de windkracht neemt merkbaar af. Het water rond de Ascensie verandert subtiel van kleur, de duistere kolken verminderen in kracht.
"Magnifiek!" roept ze met een grote glimlach op haar gezicht. Dat is een hele vooruitgang. Sinne staat ervan te kijken hoe eenvoudig het op te lossen is hier op Omaria.
Vergezeld door goede moed, een flinke portie vertrouwen en genoeg fantasie heeft ze binnen een handomdraai de situatie volledig onder controle. De Ascensie reageert direct op haar emotionele staat, de groene aanslag trekt zich terug als door een onzichtbare hand weggeveegd. Het hout onder haar voeten warmt op, krijgt zijn oorspronkelijke glans terug naarmate haar stemming verbetert.
Ze onderdrukt de tijd, waardoor ze veel gedaan krijgt. Ze heeft nog net geen toverstokje, maar als een dirigent draait ze rondjes op het dek en geeft elk hoekje en gaatje de nodige aandacht. Met elke zwaai van haar arm verdwijnen de spinnenwebben, herstellen touwen zich, komen zeilen terug onder de huikjes. De vlag op het achterdek knapt zichzelf op; vezeldraden weven zich samen tot een frisse nieuwe banier.
Tegen de tijd dat ze duizelig is van het rondzwieren glimt de buitenboel en lijkt het net of de Ascensie een upgrade heeft gehad. Ze is nog gestroomlijnder, de kleuren schitteren helderder dan voorheen en alle touwen zijn voorzien van nieuwe katrollen en aanlegkikkers. Het metaal pinkelt in het zonlicht dat nu steeds krachtiger door de wolken breekt, het dek resoneert met een bijna muzikale toon bij elke stap die ze zet.
Wauw! Ze is alweer onder de indruk van wat er mogelijk is op Omaria en kan bijna niet geloven wat ze net gepresteerd heeft. Onderdeks krijgt eenzelfde behandeling en als ze ook daar klaar is, maakt ze een klein vreugdesprongetje. Het hout zingt zachtjes onder haar voeten, een subtiele melodie die haar blijdschap weerspiegelt.
Ze steekt haar hoofd naar buiten en de zware bewolking is helemaal weggetrokken. De lucht straalt nu in een diep, warm blauw. De steiger is ondertussen een kronkelig bamboe paadje geworden op palen die er zeer smaakvol en exotisch uitziet en past bij het vernieuwde uiterlijk van de Ascensie. Het water onder de steiger kabbelt zacht en uitnodigend, weerspiegelt het herstelde vertrouwen van Sinne in deze wereld.
"Tada!" roept Sinne enthousiast Omaria in.
Ze bedenkt dat dit misschien wel precies is wat ze nu nodig had: een project waar ze haar tanden in mag zetten en waar het resultaat met zoveel gemak verkregen wordt, en niet onbelangrijk, verbluffend is! Als je daar niet optimistisch van wordt, waar dan wel van. Ze is realistisch genoeg om te begrijpen dat het in het kamp er anders aan toe gaat, maar toch heeft deze ervaring haar een inzicht gegeven. Je kunt veel bereiken als je er mentaal toe in staat bent. Je moet het uiteraard echt willen, het vertrouwen hebben dat het gaat lukken, de daadkracht om de actie te ondernemen, het uithoudingsvermogen voor als het tegenzit en het geduld voor de puntjes op de i. En niet te vergeten, het genieten tijdens de weg ernaartoe.
Dan hoort ze luid gewapper achter het schip en ze voelt haar hart een kleine slag overslaan. Het geluid doet de lucht vibreren, een melodische rimpeling die haar naam lijkt te fluisteren. Ze kan haar vreugde niet onderdrukken en roept: "Toran!" Ze heeft zoveel zin hem te zien, dat ze spontaan opspringt en bijna over de reling het water invalt.
Gelukkig houdt ze zich net op tijd vast en al giechelend om haar eigen onhandigheid ziet ze Dali dichterbij komen. Het lachen vergaat haar als ze ziet dat Dali alleen is gekomen. Toran is in geen velden of wegen te bekennen. De hemel boven haar hoofd dimt even, een kortstondige schaduw die haar teleurstelling weerspiegelt.
"Waar is je baasje?" fluistert Sinne terwijl Dali een dikke knuffel krijgt. De huid van de draak pulseert warm onder haar aanraking. Haar hartslag stemt zich af op die van Sinne. De lieve draak schudt heen en weer met haar grote hoofd. "Niet bij jou hè, nee dat had ik al gemerkt. Gaat het wel goed met hem?" en tot Sinne's grote spijt gaat Dali's hoofd weer heen en weer. De lucht trekt samen boven hen.
De trouwe draak blijft met haar hoofd heen en weer schudden en Sinne vindt het gebaar een tikje verontrustend. Normaliter is Dali waar Toran is en Toran waar Dali is en nu kan Dali hem niet eens vinden? Of, wat is er aan de hand? Sinne wil ook niet te snel conclusies trekken, maar vorige keer was Toran ook al niet helemaal zichzelf geweest... Ze moet hem zoeken, zoveel is haar duidelijk. Grote kans dat hij hulp kan gebruiken.
De Ascensie kan zich nu mooi bewijzen en het kriebelt in Sinnes buik bij het idee dat ze op het punt staat weer te vliegen. Het hout onder haar voeten vibreert subtiel. Het schip maakt zich blijkbaar klaar voor wat komen gaat. Ze vraagt zich af of er iets mooiers is dan door de lucht te zweven zo vrij als een vogel en ook al maakt ze zich ongerust, ze kan haar enthousiasme niet beteugelen. De laatste keer voelt als veel te lang geleden.
Ze maakt de trossen los, haalt de fenders binnen en dobbert eerst rustig het meertje af. Het water onder haar kiel wordt levendiger, kleine stromingen duwen haar zacht richting de open ruimte, aanmoedigend. Nadat ze alle checks gedaan heeft en zeker weet dat alles op de goede plek hangt en staat, trekt ze de zeilen omhoog en zorgt voor voldoende snelheid om op te stijgen. De zeilen vullen zich meteen, strak en krachtig, hun stof zacht zingend in de wind.
Met de schoot in haar hand wacht ze het juiste moment af en als het daar is, geeft ze een gilletje van blijdschap. De neus van haar mooie betrouwbare schip komt omhoog en de wind neemt haar mee de wolken in. In haar buik maken de vlinders radslagen en ze kan niet anders dan te lachen van oor tot oor. Ze blijft versnellen en geluk overmeestert haar.
"Joehoe, Omaria, ik ben er weer!" roept ze vreugdevol tegen de wolken, tegen de bergkam die ze ver achter zich laat, tegen het betoverende uitzicht en de wind die haar voortstuwt. De herinneringen aan de eerste dagen op Omaria toen ze zich nog alleen gewaand heeft staan weer helder op de lens. Dit geeft zo'n enorme kick! De snelheid en het zweven door de lucht is onbeschrijfelijk en met weinig anders te vergelijken.
Ondanks haar overgave aan de wind en de blijdschap van het vliegen, realiseert ze zich dat ze een missie heeft en al snel koerst ze in een rechte lijn, dankzij de gunstige windrichting, op het nest af. Ze gaat volledig op in het navigeren en trimmen van de zeilen en probeert uit alle macht de optimale snelheid te bereiken. Het hout van het roer warmt zich onder haar greep, de lijnen worden soepeler in haar handen.
De wind giert om haar oren en ineens vraagt ze zich af waarom ze haar lange haren niet in een paardenstaart gedaan heeft. Die plukken in haar ogen zijn ronduit irritant! Ze baalt er wat van, merkt dat haar focus verschuift, wat totaal niet handig is met deze snelheid en wijst zichzelf terecht.
Snel vist ze een elastiekje uit haar broekzak en zet het helmhout vast tussen haar benen zodat ze haar handen vrij heeft. De lucht rond haar hoofd verdicht zich een fractie, een bijna onwaarneembare verandering terwijl haar aandacht verslapt. Nog voordat ze goed en wel haar staart te pakken heeft, klinkt er een oorverdovende knal en daarna het beangstigende geluid van gescheurd zeil.
Haar mond valt open als ze een gat in haar grootzeil ziet en een rode snavel voorbij ziet suizen met de snelheid van het licht. "Shit!" denkt ze. "Shit, shit, shit! Laat het niet waar zijn!" De wolken boven haar trekken abrupt samen, verdichten tot een donkere massa die de zon volledig afsluit. De woorden zijn amper uitgesproken of er volgt een lawine van kleine rode-kogel-vogels die allemaal op één of andere manier dwars door haar schip heen gaan; door de romp, de kajuit, door de giek, door de zeilen...
Ze suizen als gevaarlijke raketten om haar heen en het enige dat Sinne kan doen is bukken en hopen dat ze haar niet raken. Voor het schip hoeft ze geen gebedje meer te doen, ze weet dat daar op deze manier niets van over blijft.
Dan voelt ze een moment van bewegingloosheid, alsof ze met haar schip stilstaat in de lucht. De tijd zelf lijkt te bevriezen, de lucht verstilt in een perfect moment van suspensie. De snelheid is eruit en intuïtief weet ze dat ze binnen enkele seconden ter aarde zal storten. Het water ver onder haar trekt zich terug in anticipatie, vormt een perfecte cirkelvormige opening alsof het zich voorbereidt om haar val te breken. Sinne voelt zich licht van de valsnelheid en in een flits van een seconde dringt het tot haar door dat ze niet aan boord kan blijven wil ze de val op het water overleven. Met alle kracht die ze in zich heeft stort ze zich over de reling van de boeg heen. Het water onder haar trekt zich even samen, een onhoorbaar kermen bij deze rampspoed.
De val lijkt eindeloos. Wind giert langs haar oren, haar maag komt omhoog, de wereld wordt een waas van kleuren. Ze knijpt haar ogen dicht, bereidt zich voor op de klap van het water…
...maar die komt niet.
In plaats daarvan voelt ze iets warms, iets schubachtigs dat haar opvangt. Even is ze volledig gedesoriënteerd, haar lichaam nog in vrije val terwijl haar geest probeert te begrijpen wat er gebeurt is. Dan dringt het tot haar door: de vertrouwde geur, de beweging onder haar.
Dali. De lieve trouwe draak heeft haar gered!
Ze schuift nog een stuk door over haar nek totdat ze zich stevig kan vastgrijpen aan Dali's manen. De lucht rond hen verdicht, een beschermende omhulling die hun val afzwakt.
Mijn hemel! Over snelheid gesproken! Zo snel is ze nog nooit door de lucht gegaan! De kick heeft nu wel plaatsgemaakt voor een doodsangst. Haar hart klopt nog hevig in haar borst en ze kan amper geloven wat ze net heeft meegemaakt. Verdrietig kijkt ze naar het wateroppervlak waar ze bijna zelf op terecht was gekomen en ziet haar schip in rap tempo scheefzakken en dan volledig ten onder gaan. Het water opent zich, een donkere mond die haar geliefde Ascensie verzwelgt. Een dikke klomp van woede en verdriet balt zich op in haar buik en ze begrijpt niet hoe dit heeft kunnen gebeuren. Nooit eerder heeft ze ook maar iets te maken gehad met deze gevaarlijke kleine vogeltjes en nu waren er zoveel tegelijk die zich door haar mooie schip heen geboord hebben!
"Wat doen al die kamikazevogels hier, Dali!?" De tranen stromen nu over haar wangen en ze is dankbaar dat ze niet in het magische water terecht is gekomen met zoveel verdriet. Waar haar tranen de drakenschubben raken, vormt zich een subtiele gloed, snel vervagend in de wind. Ze gaat met haar hoofd op Dali liggen en aait haar aan beide kanten zachtjes in haar flanken. Ze wordt er vooral zelf iets rustiger van. Haar schip is verdwenen en dat maakt dat ze hier op Omaria geen bestaansrecht meer heeft. Hoe zou ze zich moeten verplaatsen?
"Dali!" roept ze luid, om de wind te overstemmen. De luchtstroom buigt even van hen weg, creëert een stille ruimte waarin haar stem helder klinkt. "Kun je me alsjeblieft naar Toran brengen voordat ik hier vanavond vertrek? Zonder schip kan ik voorlopig niet terugkomen en ik wil weten of het goed met hem gaat." Dali kijkt angstig naar haar en het geeft Sinne een onbestemd voorgevoel. "Alsjeblieft Dali. Ik beloof je, het komt goed." Ze heeft geen idee of ze die belofte kan waarmaken, maar ze kan toch onmogelijk vertrekken zonder te weten hoe het met Toran gaat?
---
Dali is de richting al ingeslagen van het nest en Sinne houdt het lieve dier stevig vast. Ze gaan snel en het duurt niet lang of het nest is in zicht. De lucht rond hen koelt subtiel af naarmate ze naderen, een onuitgesproken waarschuwing. Voor de tweede keer vandaag valt haar mond open en kan ze amper bevatten wat ze voor zich ziet. Al op deze afstand kan Sinne zien dat er sprake is van extreme verwaarlozing en ze zet zich schrap voor wat ze nog meer gaat aantreffen.
Op het ergste voorbereid zijn heeft één voordeel: het kan nooit tegenvallen... of toch wel?! Zo'n zwijnenstal als dit heeft ze in haar leven niet eerder meegemaakt en ze weet niet waar ze moet kijken, terwijl ze over de veranda loopt. De planken onder haar voeten zakken millimeters door, het hout zucht onder haar gewicht. De spinraggen, zoals ook oververtegenwoordigd op de Ascensie vanochtend, hangen als dikke zwart-grijze wandkleden aan de balustrade, aan het dak, aan de vensterbanken, de meubels, overal waar ze kijkt.
Rondom ligt rotzooi opgestapeld alsof er al maanden niet meer is opgeruimd, wat waanzinnig is want weken geleden was ze hier nog. Zoveel troep kan een mens niet in zo'n korte tijd maken, toch? Ze ziet vogelpoep overal waar ze kijkt, grote en kleine wit-groene plakken, zacht en hard. Op bepaalde plekken heeft het zich zelfs opgestapeld en zijn er druipende poep- torentjes ontstaan. Het licht in de kamer vervaagt, trekt zich terug als een schuwe vreemdeling.
Sinne kan zich niet voorstellen dat een mens in deze ellende kan leven, toch roept ze een tikje nerveus zijn naam. "Toran?" Er komt niets op terug. Ze hoort vreemde geluiden op haar afkomen, maar geen reactie. De lucht vertraagt, dikker en zwaarder rond haar lichaam.
Voorzichtig baant ze zich een weg tussen alle viezigheid en troep door naar binnen en slaat dan van schrik haar hand voor haar mond. Er hangen vrijwel in elke hoek nesten, hele grote nesten met meerdere ingangen en door de hele kamer heen ziet ze rode-kogel-vogels rondlopen. Ze tikken als spechten tegen de muren, meubels en grond aan, en gepaard met zachte en soms iets hardere plofjes perforeren ze de hele omgeving. De voorkamer, de plek waar ze hun nesten hebben hangen, lijkt wel gatenkaas! Het is ongelofelijk!
Uit de ingangen van de nesten steken kleine rode snavels en Sinne begrijpt dat ze hier dus al even zijn en in ieder geval dit gedeelte van de woning volledig hebben overgenomen. Ze loopt verder de leefruimte in. Ze is niet per se bang voor de kleine diertjes. Ze doen haar niets, zijn in principe lieve beestjes, tenminste dat heeft ze van Toran begrepen, maar wat een schade die ze kunnen aanrichten, absurd! Als ze het niet met eigen ogen aanschouwd had, had ze het niet geloofd!
Ze ziet in gedachten de Ascensie weer naar de bodem zinken en slikt haar verdriet daarover weg. "Toran?", probeert ze nog eens. "Toran!", roept ze een stuk luider nu. Het geluid van haar stem rimpelt door de ruimte, weerkaatst onaangetast. Ergens komt gekreun vandaan.
Ze verplaatst een aantal dozen waar blijkbaar ook nesten in zitten, duwt boeken aan de kant, kapotte meubels, allerhande paperassen en probeert al klimmend en vooruit schuivend een weg te banen door het geheel zodat ze de volgende kamer kan bereiken. Het stof rond haar dwarrelt traag, beweegt tegen de natuurlijke patronen in, als reageerde het op haar wanhoop. Na een hoop gehannes en gedoe lukt het haar de deur te openen naar het aangrenzende vertrek, waarna ze een geërgerde zucht laat horen. De doorgang wordt nog steeds belemmerd door stapels huisvuil en al wat niet meer. Sinne wrijft in haar ogen. Waar komen al die spullen vandaan?
Weer hoort ze gekreun en probeert verder de kamer in te komen. "Toran?" Ze gaat rigoureuzer te werk en gooit afgebroken meubels, dozen, plastic zakken met van alles erin, stukken van het dak en noem maar op boven op de reeds aanwezige troep zodat ze in ieder geval zicht krijgt op de rest van de kamer. De vloer onder haar kraakt, protesteert tegen de verschuivende gewichten. In de hoek staat een bed. Ze duwt nog een paar dozen, kledingstukken en vuilniszakken aan de kant en… en daar ligt hij dan... bovenop een stapel troep.
Hij ligt daar alsof hij ter plekke in elkaar gezakt is. Hij lijkt op een zwerver met scheuren in zijn kleren, vette vieze haren, een doffe grijze huid met grote ondefinieerbare vlekken erop... Hij is mager geworden, heeft ingevallen wangen en holle ogen. Sinne krijgt spontaan de tranen in haar ogen en wist deze snel weg voordat ze een weg naar hem toe graaft.
In dit moment breekt iets in haar. Dit is niet een vreemde in een verwaarloosde ruimte, dit is Toran, de koning van Omaria, haar vriend, haar vertrouweling. De man die haar leerde vliegen, die haar Dali's vriendschap schonk. Een scherpe pijn steekt onder haar ribben. Het contrast tussen de Toran die ze kende – sterk, waardig, vol leven – en wat ze hier aantreft, slaat haar bijna fysiek tegen de grond. Het doet pijn om iemand waar je om geeft zo ver te zien vallen.
"Toran", haar stem is een fluistering. Hij reageert met een zacht gekreun. Het geluid trilt door de ruimte, een zwakke echo die nauwelijks verder komt dan haar oren. Ze weet ondanks alle obstakels een weg naar hem toe te vinden en probeert naast hem op het bed te zitten, bovenop… naja bovenop van alles…
"Toran, zeg iets tegen me… Wat… hoe…," ze stamelt en weet niet wat ze als eerste moet vragen. "Kom even overeind", moedigt ze hem aan. Ze trekt hem ondertussen met al haar kracht en in een snelle beweging naar voren en duwt een kussen in zijn rug als ondersteuning. Hij kreunt en doet kort zijn ogen open. Het duurt enkele seconden voordat ze weer dichtvallen en hij zijlings terugvalt op het bed. Zijn achterhoofd raakt een houten schaal. De man is zo ver heen dat het hem niet deert. Hij krult zich op als een klein kind om zijn slaap (als dat het al is) te hervatten. Het licht door de ramen vervaagt, trekt zich samen in een smalle baan die precies over zijn gezicht valt.
"Toran!" roept ze luid uit. "Godsamme Toran! Wat is er gebeurd met je? Hoe kan dit?" En ze laat zich zakken op de vloer voor zijn bed en vloekt nogmaals binnensmonds. Hoe moet ze dit aanpakken? Wat kan zij in haar eentje betekenen voor een man die bewusteloos in zijn eigen rotzooi ligt en blijkbaar niet eens in staat is zijn plas op te houden.
De geur van oude opgedroogde urine in combinatie met de vogelpoep is niet te harden en Sinne moet haar best doen om haar opkomende kokhalsneigingen te onderdrukken. De lucht in de kamer wordt dikker, zwaarder, raakt verzadigd met de verrotting en verval dat Torans leven is geworden.
Ze moet hier weg! Maar ze kan Toran onmogelijk op deze manier achterlaten. Als ze niet beter zou weten, zou ze denken dat hij bezopen is, maar hoe is dat mogelijk? Op Omaria bestaan geen kroegen of supermarkten. Er wordt niet eens thee gedronken of water. Alles wat hier fysiek genomen wordt is schijn, want deze wereld bestaat alleen in gedachten. Stel dat hij kan doen alsof? Dat zou kunnen. Of iets wat erop lijkt…
Voorlopig heeft ze nog geen enkel flesje of blikje kunnen ontdekken en het zou haar verbazen als hij díe wel ineens opgeruimd zou hebben, denkt ze sarcastisch. Wat een klotezooi, letterlijk en figuurlijk. Ze navigeert weer naar buiten waar Dali geduldig staat te wachten op haar. "Ik heb je hulp nodig lieve Dali. Kun jij hier omheen vliegen en met je hoofd door het raam van zijn slaapkamer komen? Daar is nog een stuk veranda waar je op kunt staan. Ik krijg hem in mijn eentje niet al te ver vervoerd en ik wil hem naar het achternest brengen waar de buitendouche is, kijken wat er gebeurt als ik hem daaronder zet."
Dali knikt bevestigend en vliegt meteen weg. Sinne klautert weer binnendoor over de spullen heen en zet zich dan schrap. Ze moet Toran bij het raam zien te krijgen en daarvoor een behoorlijke krachttoer uithalen.
Ze ademt even diep in en uit en gaat weer naast hem op het bed zitten waar ze hem in één beweging overeind trekt, zoals ze eerder ook gedaan heeft, en nu één van zijn armen om haar schouder kan slaan. Met haar andere hand houdt ze zijn slappe hand stevig vast, zodat deze haar niet ontglipt. Ze duwt haar schouder eronder en probeert hem met een soort van hefboomeffect op haar rug te krijgen, terwijl ze zich strekt en gaat staan. De vloerplanken onder haar versterken zich, geven haar een vastere ondergrond voor haar inspanning.
Nu er geen beweging meer is waarmee de stuwkracht in haar voordeel werkt, voelt ze zijn dode gewicht zwaar op haar schouders en rug leunen en kan ze onmogelijk helemaal overeind komen. Gebukt houdt ze hem aan zijn arm over haar schouder heen stevig vast en begint met hem te slepen. Het is oneerbiedig, maar anders lukt het haar niet.
Ze sleept hem over spullen heen en bij afgebroken meubels langs. Hij zal er zeker wat blauwe plekken aan over houden, maar na een hoop gepuf en gehijg komen ze bij het raam aan waar Dali hen opwacht. Het hout kraakt zacht, bijna bemoedigend, bij elke stap die ze zet.
Ze laat Toran in de raamopening zakken, duwt met haar vrije hand het venster open en dan steekt de draak haar hoofd naar binnen. Het dier is nog minder voorzichtig dan Sinne net geweest is, pakt hem aan zijn jasje beet met haar bek en trekt hem zo het raam uit, waarna ze hem behendig op haar rug gooit.
Toran belandt nogal onelegant op de draak, een wereld van verschil met hun vroegere vloeiende samenwerking. Dali knippert even met haar ogen bij de impact. Dan kijkt de draak haar weer aan en steekt Sinne haar duim op. "Ga maar alvast Dali, ik klim zo ook uit het raam en wandel via de veranda die kant op, ja?"
Aangekomen op de achterveranda, ziet ze het hoopje ellende al liggen op de natuurtegels in de speciaal daarvoor ontworpen houten uitsparing. Boven hem aan de muur hangt de douchekop. Er is maar één standje en dat is standje koud. Het enige standje dat wat uit kan halen hier denkt ze verbitterd.
Ze hoopt dat ze hem niet een hartverlamming bezorgt, want eigenlijk heeft ze geen idee wat er met hem aan de hand is en wat hier op Omaria allemaal fysiek mogelijk is. Op hoop van zegen en ze kruist haar vingers terwijl ze de kraan open draait en de douchekop na wat pruttelen een goede straal geeft, meer dan Sinne voor mogelijk had gehouden. Het water glinstert abnormaal helder in het gedempte licht, elke druppel een klein universum van intentie.
Het hoopje in de houten uitsparing begint te bewegen en zelfs wat geluiden te maken. Sinne houdt haar hart vast als ze de eerste vloek haar kant uit hoort komen en ziet dat hij zich langzaam probeert op te richten. Ze deinst achteruit, want een warme begroeting zal het niet worden.
Er klinkt nog meer gevloek en gekreun. Dali kijkt met een schuin oog naar haar oude vriend en Sinne ziet dat het dier bang is… Ze wil er niet te lang bij stilstaan, maar vermoedt dat Dali nogal wat verbaal geweld naar haar hoofd geslingerd heeft gekregen de laatste tijd.
Terwijl Toran probeert volledig overeind te komen, stopt de draak haar hoofd tussen haar achterpoten en lijkt het alsof ze zich probeert te verstoppen achter haar staart. De lucht rond het dier trekt samen, een beschermende cocon die haar angst erkent. Er ligt duidelijk een waarschuwing in besloten.
Toran is tot leven gewekt, of ze daar blij mee moeten zijn is een tweede. Na zijn ontwaken strompelt hij doodeenvoudig en kletsnat zijn slaapkamer weer in, waar hij harder vloekt dan ze ooit iemand heeft horen doen. Als afsluiter van deze scheldkanonnade klinkt een gigantische knal uit het vertrek en dan is het stil.
Geschrokken holt ze zo goed en kwaad als het gaat met alle obstakels in de weg naar hem toe en ziet Toran op de grond liggen tussen de bank en wat ingedeukte dozen. De schaduwen in de kamer trekken samen waar hij gevallen is, een donkere poel die zijn lichaam omringt. Het lukt hem niet om zich tussen de obstakels uit te wringen en overeind te komen. Het is bijzonder slecht gesteld met deze man en ze heeft geen idee wat hij zichzelf precies heeft aangedaan en hoe hij zo gemankeerd kan zijn ineens. De overeenkomst met een oude clochard die in een doos onder de bruggen van Parijs zichzelf in coma heeft gezopen is huiveringwekkend.
Sinne probeert hem overeind te helpen. Het heeft geen zin, hij is alweer buiten bewustzijn. Ergens vindt ze hem hier beter liggen dan net op het gebroken servies, dus is hij er in ieder geval op vooruit gegaan. Wat moet ze nu doen? Hem zijn 'roes' uit laten slapen? Dat kan nog wel even duren en zij zal ergens gedurende de avond terug moeten zodat ze wakker kan worden in het kamp. Zo kan ze hem toch niet achterlaten? Een lichte paniek overmant haar en ze loopt snel naar buiten voor wat frisse lucht en heldere gedachten.
Daar aangekomen wordt het duidelijk dat Dali verdwenen is. De horizon pulseert subtiel, een zacht ritme dat de afwezigheid van de draak benadrukt. Hoe moet ze hier nu wegkomen? Voor zover ze weet is haar aanlegsteigertje het portaal terug naar huis en ze heeft geen idee wat er gebeurt als ze hier op het nest in slaap valt. Bovendien wil ze hier niet blijven met al die troep om hen heen en die vreselijke geur die door de hele woning wasemt.
Ze loopt terug naar het achterterras en gaat even zitten op het trap van de schuur met uitzicht op de achterkamer waar Toran ligt te slapen. Het hout onder haar past zich aan haar vorm aan, biedt een moment van comfort in deze wanhopige situatie. Ze moet de tijd nemen en haar gedachten ordenen.
Tijd verstrijkt, maar Sinne ziet Dali niet terug, waardoor er weinig keuze overblijft. Ze vertikt het om tussen de dozen te gaan slapen en dus probeert ze een ronde schoonmaken en repareren uit zoals ze dat ook met de Ascensie gedaan heeft. De voorwerpen die ze oppakt voelen zwaarder dan ze zouden moeten zijn, verzadigd met de emotionele uitputting die in het nest hangt. Haar enthousiasme is beduidend minder aanwezig dan eerder die ochtend, waardoor ze langer aan het werk is en de echt spectaculaire resultaten uitblijven.
Toch is de ruimte na wat inspanning leefbaar te noemen. Waar ze schoonmaakt, keert een fractie van de oorspronkelijke glans terug in het hout en de kleuren verdiepen zich subtiel. Ze heeft een bed opgemaakt, gevonden in de opslagruimte en geaccepteerd dat ze op deze wijze de nacht in moet gaan, niet wetende wat deze haar zal brengen. De stilte in het nest verdicht zich rond haar, een onuitgesproken vraag die in de ruimte hangt.
Wordt het een reis terug of is dat alleen mogelijk op haar steiger? Zal ze deze Toran, zijn nest en Dali voorlopig niet meer zien? Iets in haar zou het liefste zo snel mogelijk ervandoor gaan en dit vreselijke nest achter zich laten. Aan de andere kant heeft ze dan het gevoel Toran in de steek te laten.
Toran is niet compleet en misschien kan zij iets voor hem betekenen... Hij leeft in gevangenschap en lijdt eronder, dat mag duidelijk zijn. Het dualiteitsprincipe, dat zij deze naam gegeven heeft, lijkt hier bewaarheid te worden. De Toran in het kamp heeft zich positief ontwikkeld, zowel fysiek als mentaal, terwijl deze Toran volledig is ingestort en afgebrand.
Wat kan ze nu doen om ervoor te zorgen dat de twee verenigd worden, zodat Toran zoals ieder mens kan tappen uit beide vaatjes. Yin en yang. Wat kan zij überhaupt betekenen voor hem als ze niet eens weet wat de volgende dag haar gaat brengen of hoe vannacht eruit gaat zien. Schaduwen en licht dansen over de wanden, een visuele manifestatie van haar worsteling met tegengestelde krachten. De frustratie bouwt zich in haar op.
***18. LAATSTE CONFRONTATIE
Een lange uitgerekte gaap en de dag kan weer beginnen. Sinne wil zich uit haar te kleine bedje rollen zoals altijd, maar dan blijkt dat haar bedje helemaal niet te klein is en eruit rollen niet een optie. Wat is hier aan de hand? In paniek opent ze haar ogen. Ze wil haar armen naar beneden doen, maar die zitten vast. Ze wordt gedwongen snel de slaap achter zich te laten en merkt dat haar handen vastgebonden zitten aan de voorkant van het ledikant! "Wat is dit!", roept ze gealarmeerd uit. Het touw schuurt aan haar polsen die daardoor pijnlijk en beurs zijn geworden. Ze is onrustig geweest in haar slaap, vandaar waarschijnlijk… haar linker pols is pijnlijk opgezwollen en rood. Ze kan haar benen vrij bewegen, maar als ze die uit bed slingert, neemt de pijn in haar linker pols alleen maar toe. "Shit!" Gedesoriënteerd laat ze haar ogen wennen aan het duister en concludeert dat ze nog op het nest is op Omaria.
Het hout van het bed voelt ongewoon koud aan tegen haar huid. De gebruikelijke warmte van Omaria's materialen ontbreekt volledig, het nest trekt zich terug van haar aanwezigheid. De lucht beweegt nauwelijks, verstikt en zwaar.
Plotseling hoort ze vanuit de hoek een donker en hees geluid. Ze herkent zijn stem bijna niet. Het is Toran en hij klinkt niet vriendelijk, allesbehalve vriendelijk zelfs.
"Wat een eer dat je me na al die tijd weer komt opzoeken Sinne. Ik had je niet meer verwacht. En van alle dingen die je hier had kunnen doen heb jij besloten mijn huis overhoop te halen, bemoeizuchtige trut die je bent!"
Sinne is verward, overhoop gehaald?!
"Ik weet niet hoe je het voor elkaar hebt gekregen, het was niet bepaald een overzichtelijke klus, maar ik kan met een gerust hart zeggen dat ik er niet op zat te wachten. En dan druk ik me bijzonder mild uit!" Hij is buiten zichzelf van woede. "Jij hebt wérkelijk ...géén enkel idee …wat je hier aangericht hebt!!!"
Sinne slikt. Ze probeert omhoog te komen zodat ze hem beter kan zien. Het lukt niet en bezorgt haar tranen in de ogen van pijn. Zou er nog iets van de oude Toran in hem zitten, vraagt ze zich hulpeloos af. Deze variant lijkt haar onvoorspelbaar en niet voor rede vatbaar.
Toran komt op haar af en buigt zich over haar heen. Het beetje licht in de kamer valt precies door het raam op zijn gezicht en als Sinne achteruit zou kunnen deinzen had ze het gedaan. Hij is rood, opgezwollen en zweterig, maar meer nog dan dat heeft zij nooit eerder zo'n blik in zijn ogen gezien, zelfs niet bij de Toran in het kamp. Een mengvorm van pure minachting, scherp venijn en ziedende woede leest ze eruit af. En ergens ver weg in de diepte van zijn starende blik denkt ze verdriet te bespeuren. Verbeeldt ze zich dat?
De schaduwen in de kamer trekken zich samen rond zijn gestalte, worden één met zijn woede, versterken zijn dreigende aanwezigheid. Het weinige licht dat door het raam valt vervaagt net wanneer een wolk buiten voorbijtrekt. Een sluwe grijns verschijnt op zijn gezicht. "Je kunt geen kant op Sinne, zelfs niet als ik je loslaat…" Hij grinnikt hees en diep waarna hij zich nog verder voorover buigt en met een zweterige hand haar kin aanraakt.
Dan deinst Toran ineens achteruit en Sinne kan niet duiden waarom. Hij kijkt in haar richting alsof hij een geest ziet. Ze probeert uit alle macht achter zich te kijken, te zien wat hij ziet, maar het lukt haar niet.
"Waarom ben je zo kwaad over het feit dat ik heb opgeruimd?", vraagt ze wanhopig.
Toran is nu volledig in paniek de hoek ingedoken, waar hij diep en dierlijk gromt. Sinne krijgt er kippenvel van.
"Toran?"
"Je hebt de nesten weggehaald stom wijf! Wat denk je dan?"
Sinne denkt diep na, kan er alleen geen touw aan vast knopen. Zij heeft eerder inderdaad alle diertjes naar buiten gebracht en ze daar losgelaten. Ze waren steeds al vrij, maar gedroegen zich niet zo. De grote vogels vlogen weg met de kleintjes op hun rug, het was een vertederend gezicht. In herinnering zag ze de futen voor zich die als kind altijd om de deur hadden gezwommen met hun jongen op de rug. Zowel de mannetjes als vrouwtjes deden dat en ze kon er eindeloos lang naar zitten kijken. Ze heeft ook lang naar de rode-kogel-vogels getuurd terwijl ze langzaam uit het zicht verdwenen.
Sinne kan niet veel zien, maar hoort een zacht gekras achter haar. Als ze Torans blik mag geloven is het de duivel zelf die achter haar bed tevoorschijn is gekomen. Ze begrijpt er niets van en probeert uit alle macht achter zich te kijken, maar het lukt haar maar niet om de draai naar achteren te maken zolang haar polsen vastzitten.
De lucht in de kamer verdicht rondom het gekras, wordt drukkender, geladen. Ineens beweegt er een oranjerood snaveltje haar blikveld in. Ze schrikt. Het beestje tikt met zijn indrukwekkende snavel tegen de voorkant van het bed aan en een kleine knal is hoorbaar. Daar waar eerst de vogel zat, is nu een gat zichtbaar, zwart geblakerd aan de zijkanten alsof zijlings een meteoor door het hout van het bed gesuisd was.
De rand van het gat smeult na. De materialen van het bed reageren op de aanraking van de snavel door te ontbinden. Precies. Niet verbranden, maar ontbinden is wat ze doen, alsof ze terugkeren naar een primitievere staat van bestaan. Het hout van het bed trilt, een subtiele maar onmiskenbare reactie op de verstoring van zijn integriteit.
Niet te geloven en levensgevaarlijk realiseert ze zich! Dat deze beestjes vliegend veel schade aan kunnen richten is haar nu wel bekend, maar zelfs als ze rustig zitten en pikken heeft hun snavel een verwoestende uitwerking. Ze beseft dat ze geen kant op kan en begrijpt ineens Torans paniek.
Tegelijkertijd zijn dit nogal tegenstrijdige signalen die hier afgegeven worden…, hij heeft nota bene met ze samengewoond en gaf net aan dat hij nogal baalde van het feit dat zij de nesten heeft weggedaan! Daarbovenop is hij ook nog de koning van alles wat vliegt en zou de allerlaatste persoon moeten zijn die bang is voor de gevederde kleine diertjes. Ze kan het niet met elkaar rijmen.
Het rode vogeltje stuit lichtjes omhoog op een onzichtbare luchtstroom, die niet door ramen of deuren komt, maar spontaan ontstaat, een manifestatie van de spanning in de kamer. Het diertje komt dichter bij haar hand zitten en Sinne moet een gil onderdrukken. Toen ze eerder al die gevleugelde wezens naar buiten heeft gebracht, heeft ze zich dit helemaal niet gerealiseerd en gek genoeg deden ze haar niets. Ze waren eerder rustig en coöperatief. Waarom zou deze hij haar nu ineens wat aandoen?
Het gevederde beestje springt nog iets dichterbij op het schot van het bed en met een kort en snel gebaar tikt hij tegen het touw aan waarmee Sinne's hand vastzit. Deze schroeit ter plekke door. Ze kan nu eindelijk haar linkerhand naar beneden doen. Het vogeltje hoeft niet verder aangemoedigd te worden en hupt naar de andere kant van plan om daar hetzelfde te doen.
In de hoek hoort Sinne gerommel en nog voordat ze een gedachte kan vormen, vliegt een groot en hard voorwerp door de lucht en landt vlak boven haar hoofd tegen het hoofdeinde van het bed aan. De ruimte tussen haar en Toran verkleint, het nest zelf comprimeert de afstand, reageert op de plotselinge agressie.
"Toran!", roept Sinne geschrokken uit. "Doe normaal idioot!" De vogel springt kort op en komt daarna meteen op de juiste plek neer waar hij de andere helft van het touw doorbrandt. Sinne grijpt met haar rechterhand meteen haar linker pols vast en begint er voorzichtig over te wrijven terwijl ze inwendig kreunt. Ze heeft geen tijd te verliezen en rolt zich van het bed af.
Tegelijkertijd komt er uit de hoek weer iets haar kant op gezeild en spat tegen de muur boven het bed kapot. Het hout van de wand absorbeert de impact niet zoals normaal, maar protesteert met een scherpe krak. Torans trefzekerheid laat het afweten en het vogeltje verdwijnt als de wiedeweerga door het raam naar buiten de vrijheid in.
De getergde man, die Sinne ooit eens als beheerst en vriendelijk gekend heeft, komt zonder enige aankondiging de hoek uitgevlogen en stort zich met zijn volle gewicht bovenop haar. "Wat doe je hier in godsnaam Sinne? Waarom zo lang wachten en dan alsnog komen? En waarom het enige van mij afpakken waar ik nog plezier aan beleef!?", schreeuwt hij terwijl zijn woede als een vuurstorm losbarst. Zijn gezicht vertrekt in blinde razernij, Sinne ziet de aderen in zijn nek opzwellen. Het nest kreunt zachtjes, muren en plafond resoneren met zijn emoties, een doffe echo die door de structuur golft.
"Ga van me af!", gilt ze vol walging. Ze duwt en schopt hem onafgebroken en raakt hem blijkbaar op een gevoelige plek, want zijn grip verslapt even. Sinne grijpt het moment aan en wurmt zich onder hem uit. Hij pakt haar direct weer vast en heeft behoorlijk wat kracht voor iemand die eruit ziet alsof hij op het punt staat het leven te laten. Een andere strategie heeft ze nodig en bijt hem nu keihard in zijn rechterhand. Vloekend van pijn laat hij haar een moment lang los en Sinne worstelt zich onder hem uit en bereikt de deurpost.
Toran mag dan wel sterk zijn, maar zijn uithoudingsvermogen is bijna non-existent. Daar maakt Sinne handig gebruik van. Ze grijpt het handvat van de deur, net voordat Toran haar weer naar de grond trekt. De onderkant van het kozijn is nu haar houvast en op pure wilskracht weet ze haar positie te verankeren. Het hout van de deurpost wordt warmer onder haar vingers, voegt zich naar haar greep.
Hij zweet en puft als een otter. Hoelang houdt hij dit nog vol? Vast niet zo lang als dat zij het volhoudt. Ze heeft een kans aan hem te ontsnappen! Dan hoort ze zijn woorden weergalmen in haar hoofd: "Je kunt geen kant op!" Hij heeft misschien wel gelijk, maar zich zomaar aan hem overgeven is iets wat zeker niet gaat gebeuren en ze zet haar tanden op elkaar en strekt zich zo lang mogelijk uit.
Met haar vingers raakt ze net de schoen die daar verderop ligt. Zij heeft die schoen nodig en nog voordat Toran het goed en wel doorheeft, heeft ze al friemelend het lompe exemplaar dichterbij gebracht. Ze heeft nu grip erop en wikkelt haar vingers er ferm omheen om vervolgens in één snelle beweging en doelgericht ermee op zijn hoofd te meppen. Eén, twee, drie keer, zo vaak als nodig. Het gewicht van de schoen verandert met elke slag, wordt zwaarder op het moment van impact.
Toran brult het uit van pijn en frustratie en Sinne grijpt het moment aan om op te staan en naar buiten te strompelen. De deur zwaait open zonder dat ze hem volledig hoeft te bedienen, een fractie van een seconde voordat haar hand het handvat bereikt.
Ze kan nergens heen! Wat moet ze nu?! Toran vergeet de klappen helaas veel te snel. Hij zet de achtervolging in en als een uitgehongerde panter springt hij bovenop haar... waarmee hij hun lot bezegelt...
Als in slow motion ziet Sinne de hele film afspelen van hun gezamenlijke val dwars door de reling van de veranda heen. De reling versplintert niet, maar desintegreert onder hun gewicht, lost op in zijn bestanddelen. Toran krijgt het voor elkaar in de beweging naar beneden haar nog steviger beet te pakken alsof ze een reddingsboei is. De lucht onder hen verdicht zich, probeert weerstand te bieden aan hun val, maar bezwijkt onder het gewicht.
Ze duiken dwars door de wolken heen in volle vaart naar beneden. Toran brult luidkeels. Sinne geeft geen piep. Ze weet het al. Ze heeft in milliseconden de situatie opgemaakt en geconcludeerd dat geen van beide dit kan overleven. Het wateroppervlak onder hen zal als cement aanvoelen vanaf deze hoogte en magisch water of niet, dat zal het verschil niet maken.
De wolken waardoor ze vallen reageren paniekerig, trekken samen en uit elkaar, een chaotische dans rond hun vallende lichamen. Het water beneden verandert van kleur, donkerder, dieper, absorbeert het naderende onheil.
Ze krijgt geen grip op de tijd, daarvoor zijn haar stresslevels te hoog en toch weet ze haar gedachten te bedaren, wonderbaarlijk genoeg. In de chaos van het moment vangt ze een glimp op van Torans gezicht. Zijn woede en waanzin maken plaats voor iets anders—een blik van verwarring, van herkenning. Zijn ogen zoeken de hare en voor een fractie van een seconde ziet ze de Toran die ze kent, gevangen in dit verwilderde lichaam. Zijn greep verzwakt even, niet om haar los te laten, maar uit de schok van deze herinnering.
Acceptatie en rust komen over Sinne heen en ze knijpt haar ogen stevig dicht. Ze voelt de verbinding met de Heilige Drie-eenheid en ontdekt in haarzelf nieuwsgierigheid naar wat hierna komt, de reis die ze nu mag maken, het avontuur dat daarin besloten ligt...
---
Sinne klapt hard tegen een oppervlakte aan die vervolgens meeveert en meebeweegt. Ze opent geschrokken haar ogen. De wind woelt nog steeds door haar haren, maar het gesuis in haar oren is niet meer zo genadeloos en de trek aan haar lichaam volledig verdwenen. Haar adem stokt als ze zich realiseert waar ze terecht is gekomen – op Dali, trouwe Dali! Het behulpzame dier is voor haar teruggekomen en heeft haar alweer gered! Dankbaar en behendig klemt ze haar handen om één van de uitstekende harde manen en weet zo haar positie te bewaren.
Toran is minder gelukkig en stuitert het luchtledige weer in. Hij schreeuwt om hulp. Sinne moet zich schrap zetten want Dali zet direct een nieuwe duikvlucht in. De manen onder Sinne's vingers verwarmen licht, worden soepeler en steviger tegelijk. Het lukt Dali nogmaals om Toran uit de lucht te scheppen en dit keer zekert hij zichzelf door zijn benen te klemmen en zich angstvallig aan een maan vast te klampen.
Je zou niet zeggen dat hij weken geleden niets anders deed dan vliegen op deze spectaculair moedige draak en koning van de vliegende dieren was, zo ongemakkelijk ziet zijn houding eruit. Ondanks het hele spektakel dat zich net heeft afgespeeld kan Sinne haar lachen bijna niet inhouden. Misschien juist wel daarom, de spanning moet er blijkbaar uit. De wolken boven hen openen zich een fractie, het licht wordt warmer en verspreidt zich over hen heen, een stille medeplichtige in haar opborrelende vrolijkheid.
Het is Sinne duidelijk waar ze naartoe vliegen en binnen afzienbare tijd is haar eigen aanlegsteiger in zicht. Ze mist de aanblik van de Ascensie en slikt het onbehagen weg. Na een wat ruwe landing, waarschijnlijk omdat Dali niet eerder op de steiger geland is en overduidelijk angstig is voor het water, laat ze haar staart rusten op de houten ondergrond. De boodschap is luid en duidelijk: het is tijd om af te stappen. Sinne laat de maan los, glijdt in een soepele beweging via de staart de steiger op en komt netjes op haar voeten terecht.
Met Toran is het anders gesteld. Hij kijkt naar beneden met paniek in zijn ogen en is niet van plan het dier los te laten. De draak kijkt liefdevol naar het hoopje ellende dat zich aan haar vastklampt en krijgt dan een onverbiddelijke trek om haar snoet. Dit is het eindstation, er is geen weg terug voor hen, niet voor Toran en ook niet voor Sinne. De reis door Omaria eindigt hier en nu. Het licht boven de steiger verdiept zich, de schaduwen worden scherper.
Sinne roept naar Toran. "Laat haar los Toran. Het is tijd om te gaan."
Toran kijkt naar beneden en schudt hardnekkig met zijn hoofd. "Ik ga nergens heen, hoor je, en al helemaal niet met jou! Breng me naar het nest Dali!" De wanhoop in zijn stem is hoorbaar. Een koude bries streelt het wateroppervlak, kleine golven vormen zich.
De draak heeft genoeg meegemaakt en knijpt haar ogen even dicht voordat ze kort en snel met haar hoofd schudt waardoor Torans grip het niet langer houdt. Hij hobbelt als een zandzak naar beneden en komt op zijn kont op de steiger terecht, helaas iets te dicht bij de rand. Zonder de kans te krijgen zich ergens aan vast te houden tuimelt hij achterover het water in. De steiger kraakt bij de impact, het hout fluistert een bezorgde waarschuwing.
Sinne slaat haar hand voor haar mond. Dit kan niets goeds betekenen met dat humeur van hem. Dali reageert snel en vist hem aan zijn kraag, kletsnat het water uit en dan gebeurt er precies wat Sinne verwacht had van deze situatie: Toran ontploft! Hij huilt en vloekt dwars door elkaar heen en weet van kwaadheid niet wat hij met zichzelf aan moet. De wolken boven hen trekken samen.
Dali maakt zich klein en staat op het punt te vertrekken, Sinne ziet het in haar houding, maar dan richt Toran zijn woede ineens op Sinne in plaats van de onzekere draak. Hij kijkt haar aan met vuurspugende ogen. Dit is menens! Het water heeft van deze zwaarmoedige gefrustreerde man een monster gemaakt!
Niets zal hem nu tegenhouden en haar instinct zet haar aan tot rennen, zo hard als ze kan. Ze moet het einde van het steigertje zien te halen en hopen dat ze meteen naar huis kan. Angstig kijkt ze achterom. Hij is snel, ongelofelijk wat is hij snel! Hij loopt het verschil in en ze voelt van achteren zijn hand naar haar grijpen. Bijna automatisch maakt ze het kleine sprongetje over de kapotte steigerplank heen en dan hoort ze achter zich een luide knal. Ze draait zich om en ziet dat Toran door de steiger gezakt is en nu vastzit in het krappe gat dat daar is ontstaan. Het hout rond het gat buigt mee, kraakt zacht. Het steigertje zelf lijkt te beslissen wie wel en wie niet mag passeren.
De man voor haar zit vast, letterlijk en figuurlijk. Hij worstelt en trappelt maar komt daardoor alleen maar meer vast te zitten. Hij vloekt en tiert en stookt zijn eigen woedende vuurtje hoog op. Het wateroppervlak rond de steiger trekt zich terug, creëert een kleine leegte rondom zijn vastgeklemde lichaam.
Het kan niet voor altijd doorgaan. Toran heeft amper uithoudingsvermogen. Alles wat hij dusver heeft laten zien was op pure wilskracht en ook die breekt eens. Hij verstomt na wat een eeuwigheid lijkt en laat zijn ledematen hangen. Waar Sinne eerder woede las wordt nu angst zichtbaar en binnen enkele seconden is de meter uitgeslagen naar pure paniek.
Sinne die het op veilige afstand heeft gade geslagen doet nu voorzichtig een paar passen naar hem toe. "Rustig maar Toran, ssshhh, rustig…" Ze praat tegen hem alsof hij een kleine jongen is. Ze durft nog een stap dichterbij te zetten en blijft zachtjes tegen hem praten: "Dali en ik krijgen je er wel uit, … rustig maar, het komt goed, het komt allemaal goed…" Het licht om hen heen verzacht, wordt warmer.
Toran lijkt naar haar hypnotiserende zachte gefluister te luisteren en begint rustiger te ademen… En dan komen de tranen, harde snikken die diep van binnen naar buiten komen. Een intens hartgrondig verdriet komt over hem heen en verzwelgt hem. De wind valt volledig stil, de hele wereld houdt haar adem in voor dit moment van waarheid.
Daar was het al, denkt Sinne, die daarin het verdriet dat ze eerder dacht te zien bevestigd ziet. Deze man voelt zich alleen en is bang. Sinne voelt dat ze de kern van zijn pijn heeft geraakt, de diepe waarheid achter zijn onvermogen om dit paradijs te verlaten. Er is niemand om hem gerust te stellen, bij de hand te nemen. Hij staat er moederziel alleen voor en durft eenvoudigweg niet die stap vooruit te maken.
Hij is zijn hele leven in de steek gelaten door de mensen die het dichtst bij hem stonden. Eerst overlijdt zijn vader plotseling, dan wordt duidelijk dat zijn moeder niet de juiste keuzes heeft weten te maken en serveert ze hem, vlak voor haar eigen overlijden, haar vreselijke chaos. Zijn vrouw verraadt hem op onvoorstelbare wijze en alsof dit allemaal niet erg genoeg is komt zijn beste vriendin na lange tijd zonder enig tekst en uitleg ineens niet meer terug naar Omaria. Dat laatste doet Sinne pijn, want ze heeft hem in de steek gelaten zonder het te beseffen. Natuurlijk is zijn boosheid gericht op haar. Zij staat hier recht voor hem. Hij is alleen niet enkel boos op haar, hij is boos op het leven zelf. Het valt hem amper kwalijk te nemen.
Waterdruppels stijgen op van het oppervlak onder de steiger, zweven een moment in de lucht voordat ze terugvallen. Het is een kleine, onmogelijke gebeurtenis die Torans doorbraak van emotie beantwoordt.
Het water werkt als een vergrootglas. Sinne houdt haar hart vast, maar realiseert zich ook dat het er toch een keer uit moet en nu met het water als hulpmiddel kan hij niet anders meer dan erkennen dat al deze emoties er zijn en verstoppen niet langer zin heeft.
Misschien werkt de versterking van zijn emoties wel therapeutisch, wie weet, als hij er ondertussen maar niet aan onderdoor gaat. Sinne's gedachten gaan alle kanten op. Het is moeilijk om hem zo te zien lijden en het gaat haar niet in de koude kleren zitten. Dali blijkbaar ook niet en het lieve dier komt dichterbij gevlogen en landt direct naast hem. Ze legt haar hoofd naast hem neer, als wil ze zeggen: 'Rustig maar. Ik zal je niet verlaten. Ik ben er voor je.' Het hout van de steiger onder hen verwarmt subtiel, een stille getuige van dit moment van verbinding.
Toran barst in een nog groter huilen uit. Hij heeft berouw, merkt Sinne op. Hij aait met zijn vrije hand over het hoofd van de draak en blijft lang naschokken. Dan kijkt hij haar aan en begint bijna weer te snotteren, maar zegt in plaats daarvan met gesmoorde stem: "Het spijt me vreselijk Dali. Ik was een hele slechte vriend voor je!" Dali nestelt zich nog dichterbij en geniet zichtbaar van de zachtheid en het gekrioel van Toran. "Terwijl jij misschien wel als enige me nooit in de steek hebt gela...ten...", en de laatste woorden komen er amper uit, omdat zijn mond en kin trillen van ingehouden verdriet.
De draak blijft dicht bij hem liggen en begint zachtjes te trillen, zoals een kat zou doen bij een goede knuffelpartij. Een zachte, bijna onzichtbare gloed verspreidt zich van Dali's lichaam naar de houten planken, eerst rond haar, dan langzaam verder reikend. Sinne begrijpt het meteen. Zo troost ze haar dierbare vriend. Zij voelt zich ook altijd beter nadat ze een trillingsbad van Dali heeft gehad. Het werkt helend.
Sinne is gaan zitten en bekijkt het liefdevolle schouwspel op afstand. Het licht rond hen stabiliseert, warm en goudkleurig. Ze heeft het gevoel dat het ergste nu achter hen ligt en dankbaarheid overspoelt haar.
Even later hebben Dali en Sinne Toran tussen de planken van de steiger weggehaald en Sinne is verbaasd dat hij schijnbaar geen kneuzingen heeft. Zou dat spinnen van Dali daar misschien wat mee te maken hebben?
Toran zit op de steiger bij te komen en kijkt bijna verlegen naar Sinne op. Het ontroert haar. Zo'n sterke, robuuste man en tegelijkertijd een klein onzeker jongetje. Het licht streelt zijn gezicht zachter nu, accentueert niet langer de scherpe hoeken maar de kwetsbare rondingen.
Hij snuift, veegt met zijn hand langs zijn neus en zegt dan zachtjes: "Dali vindt dat ik met je mee moet gaan. Ze zegt dat het tijd wordt om deze plek te verlaten en me mijn geboorterecht toe te eigenen. Ze denkt dat ik het aan kan, alleen..." Hij zucht diep, zijn schouders zakken verder in. "Zo voel ik me helemaal niet. Ik voel me leeg. Uitgehold." Hij wrijft traag over zijn gezicht. "En ik ben moe, Sinne. Niet moe... ik ben uitgeput!" En met die woorden laat hij zijn hoofd demonstratief hangen.
Sinne knikt. Ze snapt het als geen ander. Ineens hoort ze een stem in haar hoofd. Nee, het is meer dan dat: ze ontvangt beelden, gevoelens en woorden in één. Het is een bijzondere ervaring en ze begrijpt dat het Dali is die met hen communiceert. De lucht rond hen verstilt volledig, zelfs de kleinste windvlagen houden in, een ruimte creërend waarin deze ongewone verbinding kan bestaan.
Dali wendt zich tot Toran terwijl Sinne meeluistert: "Dat komt, doordat je niet compleet bent Toran en je net al je emoties hebt laten passeren, mede dankzij het wonderlijke water hier. Je voelt je leeg, maar dat is niet erg. Leeg is een prima beginpunt. Je bent, zodra je samengevoegd bent met je fundamentele zelf, in staat om te bouwen op die leegte en van nu af aan heb jíj de regie in handen."
"Jij bepaalt wie je bent, wat je waarden zijn en hoe je verder wilt, maar dan moet je Omaria achter je laten. Hier ben je niet vrij, al lijkt dat wel zo. Omaria is droomachtig, je hebt je gevangenis goed uitgezocht, maar je bent nog steeds een gevangene."
De wolken boven hen openen zich, onthullen een diepere, intensere blauwe lucht dan voorheen zichtbaar was.
"In deze hoedanigheid is het niet mogelijk te zijn wie je zou moeten zijn in het grote geheel. Geloof het of niet, maar jij hebt een plek en het is belangrijk om die in te nemen. Wát jouw plek is, daar mag jij een beslissing over nemen. Je zult het weten als je er eenmaal bent gearriveerd. Hier ga je die plek niet vinden. Hier zit je de tijd uit, letterlijk en figuurlijk."
De draak houdt even in en staart de getormenteerde man meelevend aan. Een nauwelijks merkbare trilling gaat van haar uit, die een serene rust schept waarin haar woorden tot Toran kunnen doordringen. "Ik heb geen reden om tegen je te liegen lieve Toran. Jouw thuis is ergens anders, altijd al geweest. Je hoeft mij niet te missen, want ik ben altijd in één of andere vorm bij je en zal je vleugels geven als je die nodig hebt."
Sinne voelt een traan over haar wang lopen. Het water waar de traan in valt, vormt een perfecte kleine cirkel die zich uitbreidt in steeds wijdere ringen. Toran staat langzaam maar zeker op, knippert even met zijn ogen en valt dan Dali om de hals. "Wat moet ik zonder jou Dali?!" De wijze draak draait zich zoveel mogelijk om Toran heen bij wijze van knuffel. Daarna drukt ze met haar immense neus licht tegen zijn neus aan en zodra Toran haar los laat komt zij onmiddellijk van de grond in de wetenschap dat de man haar maar moeilijk kan loslaten. Ze geeft hem geen tijd en ruimte om zich te bedenken. De steiger beeft zacht onder haar afzet. Dali beweegt naar Sinne toe waar ze haar bij wijze van aanmoediging en afscheid een klein duwtje richting einde van de steiger geeft. Sinne denkt een knipoog te zien, maar ze krijgt geen tijd er verder over na te denken.
Dali stijgt verder op en vliegt weg om aan de horizon helemaal te verdwijnen. De lucht vormt zich als een pad voor haar, subtiele kleurveranderingen markeren haar vluchtroute, zoals water dat zich opent voor een zwemmer. Samen staan ze de vliegende draak nog lang na te kijken, zelfs als ze haar allang niet meer zien. Ze turen naast elkaar de verte in en zijn omringd door de stilte van Omaria.
Na wat een eeuwigheid lijkt te zijn, draait Sinne zich langzaam om naar de man naast haar en zegt zachtjes: "Ben je er klaar voor?" Toran kijkt haar slechts aan, geeft haar zijn hand en dan lopen ze de steiger af richting het einde… of is het eerder het begin? Hier op Omaria is het waarschijnlijk beide tegelijk en Sinne neemt in gedachten afscheid van deze wonderbaarlijke plek.
Het hout onder hun voeten zingt zacht bij elke stap, een melodie die alleen zij kunnen horen. De lucht rond hen verandert subtiel, wordt dunner, transparanter, als een gordijn dat op het punt staat opzij geschoven te worden. Of ze hier ooit nog terug zal komen? Het water onder de steiger rimpelt in een patroon dat bijna aan schrift doet denken, een boodschap zonder woorden die ze nu nog niet kan lezen.
***