DEEL I | de ontmoeting
1. SINNES WERELDEN
Sinne heeft de Grote Oorlog vrijwel in haar achtertuin zien afspelen, en wat heeft het opgeleverd? Geen vrijheid, niet voor haar. Niet voor de mensen om wie ze geeft, en ze gelooft zelfs niet voor de tegenstander, als zoiets als een tegenstander al bestaat. Ze ziet de intense tweedeling overal: in de politiek, op straat, binnen de families om haar heen. Meestal draait het op verlies uit. Vooral het verlies van ruimdenkendheid, het verlies van vrijheid in het innerlijke.
Er is zoveel weerstand, zoveel frustratie en woede, dat het onbegrijpelijk is dat er überhaupt een einde aan is gekomen. Sinne voelt aan alles dat er slechts een sluier over het geheel is neergelegd. Het gevecht is in feite nog in volle gang. Wat voorheen ook al het geval was. De strijd achter de schermen, de onzichtbare steken die uitgedeeld worden, is niet terug te herleiden naar de oorlog en richt des te meer schade aan. Vooral omdat de vijand onzichtbaar blijft en velen niet eens in de gaten hebben dat ze nog steeds 'under attack' zijn. Sinne heeft het wel in de gaten en vraagt zich terecht af waarom deze strijd plaatsvindt... en waar die eigenlijk precies over gaat.
***
In de nacht als Sinne haar reis maakt, wordt ze wakker op Omaria, de plek waar alles in elkaar overloopt, een spiegel van Sinne's verlangen naar een wereld zonder de starre grenzen van het kamp. Kleuren, lijnen, vormen en ook haar eigen gedachten en verhalen vloeien er samen, bevrijd van de beperkingen die haar in het kamp zo verstikken. Niets heeft een vaste vorm. Alles is constant aan verandering onderhevig op een vloeiende manier. Het is indringend en verwarrend, maar gek genoeg ook geruststellend. Want het is overduidelijk het geval en dus kun je erop rekenen. Je bent op reis door steeds variërende landschappen. Het gaat hier niet alleen om de uiterlijke landschappen; de binnenwereld van de reiziger beweegt mee op deze golfbeweging. Gedachten en emoties geven vorm aan wat je om je heen ziet. Het is een plek waar de logica van de wakkere wereld oplost, en waar Sinne zich thuis voelt in de verwarrende, zij de bevrijdende stroom van het onmogelijke. Intuïtief wist ze dat ze hier een passend vervoermiddel nodig zou hebben.
Sinne is nooit bang geweest haar intuïtie als kompas te gebruiken, terwijl anderen vooral hun hoofd volgen. Ze heeft haar gedachten voldoende opgeruimd om te begrijpen dat het belangrijk is dat een vervoermiddel meekan in de transities die hier zo vanzelfsprekend zijn. Haar schip heeft de verandering al in zich opgenomen; het is de verandering als het ware. Ze kan de zeilen hijsen die dan, volgeblazen, amper het verschil weten tussen boven en onder, water en lucht, dag en nacht. Het maakt hen niets uit; er hoeft niets gedefinieerd te worden om toch trefzeker vooruit te stuwen en haar aan boord mee te nemen naar het volgende verrassende moment.
Het indrukwekkende, mooie, bolle schip brengt haar steeds verder, daar waar ze op eigen kracht niet kan gaan. Ze staat zelf aan de wieg van het voertuig, al zou ze nooit een tweede op dezelfde wijze kunnen construeren. Ze heeft er nooit enig gereedschap voor in handen gehad; het is, zoals alles op deze wereld, ontsproten uit pure aandacht, liefde en vertrouwen. Meer was er eenvoudigweg niet voor nodig. Ze vermoedt dat ze nooit hetzelfde schip zal tegenkomen, omdat het net als een vingerafdruk voelt: eigen en uniek. Zij en het schip zijn één, met elkaar verbonden in deze wereld. Ze wordt erdoor naar haar vrijheid gebracht, dwars door woelige baren of over vlakke wateren.
Ieder zevenjarig jongetje zou gaan gillen van plezier bij het idee dat het schip zich kan losmaken van het water en dan weet op te stijgen tot aan het wolkendek of zelfs hoger dan dat. Met al het gemak van de wereld kan het schip manoeuvreren door de gedachten te volgen van zijn kapitein. Sinne heeft zich de trucjes inmiddels eigen gemaakt en bevaart Omaria alsof ze versmolten is met alles. Al is varen niet langer de term die de beweging die ze met haar schip maakt treffend uitdrukt, het komt eerder neer op voortdurend eleveren – opstijgen naar hogere sferen.
***
Het tegenovergestelde is het geval in het kamp ten tijde van en na de Grote Oorlog. Devalueren is het woord dat volgens Sinne de lading dekt als ze om zich heen kijkt en de beweging van de mensen duidt. Hoe geciviliseerd het oorspronkelijke idee hier mag zijn, zelfs als het intelligent is uitgedacht en eloquent is uitgedrukt, het blijft voor Sinne's besef steeds weer neerkomen op degradatie van het allergrootste goed: de liefde met en voor elkaar. Men lijkt er alleen nog maar afstand van te kunnen doen, omdat het zo moeilijk te bevatten is dat er nog van iemand wordt gehouden na alles wat ze hebben meegemaakt. Het is een begrijpelijke gemoedstoestand en ook Sinne is hier niet van verschoond. De uitzichtloze houding die door velen is aangenomen, vergroot deze hopeloosheid die haar dan overvalt. Het gemak waarmee men de schouders ophaalt en de affectie van een ander afdoet als toeval of slechts een manier om iets gedaan te krijgen, laat duidelijk zien waar het naartoe 'gedevalueerd' is. Alweer voelt Sinne hoe goed het woord past in deze omstandigheden en omgeving. Dat ze met regelmaat haar vlucht neemt naar Omaria, mag geen wonder heten. Soms moet je ontsnappen aan wat alleen maar omschreven kan worden als overleven.
***
Sinne heeft het reizen tot een ware kunst verheven. Het vergt namelijk iets meer van je dan alleen maar de wens te ontsnappen. Het vraagt inlevingsvermogen, het vermogen groots te dromen en niet te zeer gedreven te worden door realiteitszin. Het vereist humor en luchtigheid, het vergt grote gebaren en moed. En daarmee is het zeker nog niet allemaal gezegd, maar het is een mooi begin.
Terwijl Sinne de schoot laat vieren om de snelheid wat uit de zeilen te halen, vraagt ze zich af hoe ze ooit op Omaria terecht is gekomen. Het lijkt alsof ze er altijd al was, alsof het een herinnering is die ze zich niet kan herinneren. Misschien is het een geschenk, misschien een ontsnapping, maar in haar optiek is het het bewijs dat er meer is tussen hemel en aarde dan wat we met het blote oog kunnen zien. Het is haar gegeven, zo voelt ze het, en dat is voor haar het onuitwisbare bewijs van een hogere macht. Er kan niet meer aan getornd worden, door niets of niemand, en zelfs de nasleep van de Grote Oorlog kan haar rotsvaste geloof in het avontuurlijke leven, de overstijgende liefde en het verhelderende licht niet wegnemen. Ze noemt het de Triade, deze drie-eenheid. God was ook een prima woord geweest ervoor.
Sinne neemt een duikvlucht en ziet het zonlicht boven en daarna onder haar verschijnen, alsof ze erdoor verzwolgen wordt. Ze ontdekt hoe eenvoudig het tempo zich laat veranderen. Sinne kan niet terug op de tijdlijn, dat is overduidelijk. De verandering die ze ondergaat is permanent, maar het tempo heeft ze in eigen hand. Het geeft haar het vermogen bepaalde momenten uiterst minutieus te beleven, terwijl anderen in een flits voorbijgaan.
Dit zeer individuele tijdsbesef had ze altijd al, maar nu heeft ze er grip op. Ze kan het moment fysiek innemen (vertragen), zodat elke seconde zich uitstrekt tot minuten, of juist laten passeren (versnellen), waardoor uren voorbij vliegen als seconden. Er lijkt een keuze te zijn en toch gaat het ook vanzelf. Grappig genoeg is dat met veel zo op Omaria. Het vergt wel een bepaalde mindset. Krampachtig vasthouden aan een situatie is er hier niet bij. Het is als baden in een oceaan van overgave. Dat is de enige mogelijke modus operandi en die heeft als uitkomst elke keer weer vrijheid.
Rondom haar lijkt Omaria haar verwondering te beantwoorden. Het licht dat door de wolken valt, krijgt een gouden gloed, glinsterend in patronen die haar bewegingen lijken te volgen. Wanneer ze de tijd vertraagt, tekenen de zonnestralen langzame banen door de lucht, als verlengstukken van haar eigen wil. Ze kan de individuele lichtdeeltjes zien dansen, opspattend als minuscule goudvonken. De wind streelt haar gezicht in precies de juiste sterkte, alsof hij mee ademt met haar opwinding. Het is een stille dialoog tussen haar en deze wereld, een dans waarin beide partners elkaars bewegingen voorvoelen.
Sinne gaat hierin graag kopje-onder. Ze geeft zich eraan over, waardoor ze moeiteloos beweegt in deze fascinerende en bevreemdende wereld. Alsof ze van meet af aan al wist hoe het er hier aan toe moet gaan. Ze herinnert het zich, zonder dit concreet te maken.
"Dat heeft op Omaria namelijk helemaal geen zin!" ... dingen concreet maken, bedoel ik dan. Het is je reinste tijdverspilling. ('Wie ben ik', zie ik je denken. Maar wees gerust, ik kom hier later op terug. Dit is nu nog niet zo belangrijk. Laten we eerst bij Sinne blijven.)"
***
Terug van haar nachtelijke reis naar Omaria ligt ze 's ochtends weer op haar bed in het kamp en peinst met meer vragen dan antwoorden. Dat is wat deze wereld met haar doet. Het heeft zoveel gewicht dat je niet anders kunt dan het voelen drukken op je. Ze ziet dit overal om haar heen. De mensen kunnen zich amper voortbewegen, alsof ze lood in de schoenen hebben. Gelukkig heeft Sinne Omaria om zich afwisselend lichter te voelen, zodat ze het gewicht hier weer even aankan.
Dan komt Tonio binnen, haar buurjongen. Hij kijkt haar aan met rood opgezwollen ogen en een lege, doffe blik die niets onthult. Sinne komt overeind en ze voelt de kou omhoog kruipen in haar lichaam. Het verdriet overmant haar zo plotseling dat ze enkel haar hand voor haar mond brengt, maar de vraag niet kan verwoorden. Deze blijft onuitgesproken in het vertrek hangen. Het ging zo slecht met Tonio's moeder, dat dit bijna een opluchting is, maar dat is het dan toch niet... De dood is een paradox.
Tonio is tien jaar oud, maar zijn ogen dragen het gewicht van iemand die veel ouder is. Eerder deze week was zijn moeder door een meedogenloze controleur volledig in elkaar geslagen, omdat ze zich niet aan de veiligheidsregels had gehouden. Daar had ze goede reden voor. Het interesseerde deze gewetenloze man niet. Het is in het kamp zo intens, warm en droog. Schoon water is ver te zoeken. Dus zocht ze het buiten de grenzen van het kamp. De jongen en de kleintjes van de buren leden aan uitdrogingsverschijnselen. Wat moest ze anders? Ze heeft er een onbetaalbare prijs voor moeten betalen.
'Zero tolerance' noemen ze het, omdat anders de grote hoeveelheid mensen niet in te tomen zou zijn. Sinne vraagt zich met tranen in de ogen af of een opstand niet te verkiezen is boven deze ellende en armoede. De ene restrictie na de andere en totaal geen transparantie. Waarom zijn ze zo streng en moet de regelgeving dusdanig rigide zijn?
Tonio loopt als een zombie naar Sinne’s bed toe en laat zich erop vallen. Hij huilt stille tranen, nadat er al zoveel uit hem zijn gevloeid. Zijn twee kleine zusjes zijn een paar jaar geleden omgekomen van honger en dorst. Zijn vader is gesneuveld in de Grote Oorlog en nu heeft hij zelfs zijn moeder niet meer.
Sinne is dankbaar dat Tonio nog kan huilen, want de meeste mensen hier zijn lege hulzen, emotieloos. Het vergt te veel van ze. Ze aait hem over zijn magere rug en belooft zichzelf dat ze er alles aan zal doen om hem te beschermen, zoals Tonio's moeder altijd deed. Zij was de moeder der moeders. Ze waakte over de kleintjes van de buurt met evenveel overgave als ze over haar zoon deed. Stiekem hield ze ook een oogje in het zeil als het om Sinne ging, al wilde Sinne niet toegeven dat nog nodig te hebben. De belangstellende vragen van deze vrouw waren als een warme deken op koude dagen. Ze kon zich erin nestelen en voelde zich dan geborgen. Nu hij de belangrijkste persoon in zijn leven ook heeft verloren, wil Sinne hem meer dan ooit meenemen naar Omaria, zodat ze misschien weer eens een glimlach op zijn gezicht kan zien. Ze heeft er veel voor over. Voor nu is stilzwijgend troosten het enige wat ze voor hem kan doen.
De volgende dag al vindt de verbranding van Tonio's moeder plaats op de grote stapel, samen met twee andere onbekenden die de dag ervoor zijn omgekomen. Er wordt een kleine ceremonie gehouden uit een soort plichtsgevoel vanuit het bestuur. Maar van een waardig afscheid kan amper gesproken worden. De woorden van de dominee klinken hol en missen betekenis en de gezichten van de omstanders zijn uitdrukkingsloos.
Sinne staat naast Tonio en houdt zijn hand vast. Er staan meer kinderen rondom hen. Ze hoopt dat die twee andere volwassenen die verbrand worden niet de ouders van deze kinderen zijn. Ze zien eruit als verloren schaapjes en zullen naar alle waarschijnlijkheid worden ondergebracht in het internaat, waar alle jonge wezen naartoe worden gebracht.
Tonio is net oud genoeg met zijn tien jaar om een keuze te mogen maken. Hij kiest voor een leven in het kamp bij Sinne en dat licht haar hart op, te midden van dit grote verdriet.
***
Zodra ze haar schoot, het touw dat het zeil bedient, aantrekt, voelt ze het schip, dat ze 'de Ascensie' heeft gedoopt, optrekken. Dat betekent op Omaria niet dichter naar de wind toe, maar dichter naar de wolken toe. Een golf van euforie overspoelt haar en ze laat het met een kreet van enthousiasme over zich heen rollen. Het wolkendek trilt licht. Een zachte echo van haar enthousiasme golft door Omaria heen. Het feit dat ze haar eigen boot mag besturen hier en dat deze zoveel mogelijkheden heeft, is een groter cadeau dan ze zich ooit had kunnen wensen.
Nu wil ze graag uitvinden hoe ze Tonio mee kan nemen aan boord. Ze gunt hem dit uitzicht en zo'n vlucht door het wolkendek heen. Dan kan hij net als zij genieten van de adembenemende, gekleurde vogels die waanzinnig mooie trucs in de lucht uithalen. Doen ze dit om een showtje weg te geven? Een gek lichtblauw vogeltje lijkt haar uit te dagen en maakt een kleine, haast toevallige bocht in haar richting. Binnen een oogwenk heeft Sinne met de Ascensie haar eerste looping gemaakt! Ongelooflijk! Dat ze dit kan? Ze lijkt het alleen maar te hoeven 'willen' en dan gebeurt het ook.
Tijdens de looping lukt het haar ook om de tijd uit te rekken terwijl alles op zijn kop hangt, zonder te vallen. Hoe kan dit? Daar zweeft ze in een gekke slow motion, die haar meer tijd geeft om de wolken om haar heen eens goed te bestuderen. Het moment strekt zich uit, alsof de tijd zelf haar nieuwsgierigheid opmerkt. Het wordt haar duidelijk dat de wolken kleine eilandjes in de lucht zijn met gekke, abstracte, transparante bewoners. Iedere wolk is een cluster met kleine belletjes waarin zich dit leven bevindt. Magisch vindt Sinne het. De clusters lijken georganiseerd te zijn. De belletjes staan op een bepaalde manier met elkaar in verbinding. Zelfs nu ze even de tijd heeft, is dit helaas nog niet genoeg om te ontdekken hoe de clusters gecategoriseerd zijn en vooral waarom.
"Alweer een interessant raadsel", denkt Sinne. Uitermate grappig. Ze stuurt de Ascensie naar een bepaald cluster dat zich heeft gevormd tot een slapende hond met grote oren. Ze had vroeger zo graag naar boven gestaard, gefascineerd door de figuren die als vanzelf ontstonden in de mooie witte, zachte wattenbollen boven haar.
Ze wenst daar langer te mogen vertoeven, dit moment uitgerekt te ervaren, en haar wens wordt onmiskenbaar verhoord. De tijd rekt zich uit, schenkt haar lange, volle minuten waarin ze de kans krijgt een zwevend belletje te benaderen en aan te raken.
Als een zeepbel spat het uiteen bij haar aanraking, en de gedachte die erin huisde, vloeit naadloos over in haar bewustzijn. Een vreemd besef van verbondenheid overspoelt haar; ze voelt zich voor een kort moment heerser van de vliegende dieren, alsof ze hun koningin is geworden door dit simpele contact.
Al snel vervliegt de sensatie, maar de echo ervan blijft hangen als een subtiele geur. "Vliegende dieren?" mompelt ze hardop. "Vogels!" Ze grinnikt inwendig om haar eigen domheid. Natuurlijk, vogels! Ze vindt het raar dat ze deze voor de hand liggende ontdekking niet meteen maakte.
Ze laat het schip langzaam weer zakken en geeft het meer vaart. De tijd neemt zijn normale loop, begint samen te trekken, en voor ze het goed en wel in de gaten heeft, dobbert haar mooie bootje weer aan de aanlegsteiger in de kleine haven, vakkundig aangelijnd.
Van boord stappen doet altijd licht pijn, een afscheid van de onbegrensde mogelijkheden die Omaria haar biedt.
***
Tonio kijkt haar met grote, verbaasde ogen aan. "Hoe bedoel je, Sinne?"
Sinne moet lachen om de uitdrukking op zijn gezicht. Alsof ze hem gevraagd heeft zijn onderbroek op zijn hoofd te doen. Terwijl ze dat plaatje in haar gedachten ziet verschijnen, schiet ze in de lach.
Tonio vindt het niet leuk. Hij voelt zich uitgelachen. "Je doet raar vandaag, Sinne!" roept hij, en hij rent het kamp in tussen verschillende tenten door, zonder nog eens om te kijken.
Sinne bijt op haar lip, bang dat hij nu het gevoel heeft dat ze hem niet serieus neemt. Wat ze juist wel doet! Ze neemt hem en zijn ontluikende fantasiewereld juist serieus. Alleen hijzelf doet dat niet!
Tot nu toe heeft ze moeite een ingang te vinden op Omaria voor Tonio. Het komt omdat hij niet durft te dromen, vermoedt ze. De zwaarte van het kampleven heeft zijn vermogen tot overgave aangetast, die essentiële staat tussen waken en dromen die Omaria vereist.
Natuurlijk begrijpt hij niet wat ze van hem wil. Ze is daar vaag over en ontwijkend, omdat ze hem met zoveel woorden niet over Omaria kan vertellen. Hij zou haar voor gek verklaren! Dus dacht ze op subtiele wijze hem te sturen, zijn verbeelding te prikkelen. De kans op een gezamenlijke reis zou dan groter worden.
Maar nee dus. Hij vindt haar raar! Terecht vindt hij haar raar. Ze vindt zichzelf ook raar en haar niet doordachte plan al helemaal. In het kamp voelen haar ideeën over Omaria als loodzware dwaasheid, terwijl ze op Omaria zo licht en vanzelfsprekend zijn.
Sinne heeft de indruk dat het reizen haar goed afgaat, omdat ze helemaal op kan gaan in haar rijke fantasie. Haar moeder maakte zich er vroeger weleens zorgen over dat ze altijd met haar hoofd in de wolken zat en veronderstelde dat het met de jaren zou slijten. Maar dat heeft het mooi niet gedaan. Haar innerlijke universum is er alleen maar groter op geworden.
Sinne heeft de droomwereld altijd serieus genomen. Waar ze zich 's nachts bevond, in de surreële wereld van de droom, gaf haar overdag stof tot nadenken. Ze kon er altijd wel iets uit destilleren dat haar een handvat gaf voor het leven in de feitelijke wereld. Ook overdag kon ze lange, uitgebreide wandelingen maken in haar dagdromen en er zelfs in verdwalen als ze niet uitkeek.
Voor haar is het droomdomein fascinerend en ze heeft zich meer dan eens afgevraagd aan welke wereld ze de voorkeur zou geven, mocht er een keuze mogelijk zijn. Hoe weten mensen eigenlijk wanneer ze dromen en wanneer ze wakker zijn? Soms voelt voor Sinne de 'wakkere wereld' helemaal niet zo wakker. Het lijkt hier allemaal zwaarmoedig, platgeslagen, alledaags, tamelijk banaal zelfs en ronduit saai!
Sinne vraagt zich af wie heeft gezegd dat je iedere dag vroeg moet opstaan om dan samen met alle andere jongeren van je leeftijd naar school te gaan? Wie bepaalt dat en waarom? En waarom doen we allemaal hetzelfde? We leven in huisjes, we gaan naar school, werken, hebben een paar hobby's, sporten, eten, plassen, poepen, slapen... Er zijn maar weinig variaties op dit thema, en hoe gek is dat?!
Er zijn ook maar weinig mensen die het anders durven te doen en die worden meestal niet voor vol aangezien of zelfs als gevaarlijk beschouwd. Op dit moment zou men willen dat werk, school, hobby's, sporten... zelfs eten een vanzelfsprekend onderdeel van de dag mocht zijn. De dagen zijn zo mogelijk nog saaier geworden, maar het 'overleven' van nu is volgens Sinne slechts de uitgeklede versie van wat ze eerder deden.
Was het eerdere leven inderdaad verheffend, zoals sommigen beweren? Misschien in het contact met anderen; daar valt wel wat moois te halen, maar de omgeving is altijd al weinig inspirerend geweest. Zo kijkt Sinne ernaar, en precies deze houding maakt dat ze de weg naar Omaria heeft gevonden. Tenminste, dat is haar overtuiging. Haar onbedwingbare verlangen naar een avontuurlijk leven, een van de elementen uit de drie-eenheid, is nu eenmaal niet te stuiten!
Als Tonio nu in ieder geval een plaatje in zijn hoofd zou kunnen maken van zijn ideale voertuig, dan heeft ook hij een stap gezet in de richting van meer avontuur in zijn leven. Hoe moeilijk kan het zijn? Maar hij bekijkt de wereld niet zoals zij dat doet, dat weet ze diep van binnen. Ze wiegt heen en weer en voelt zich enigszins schuldig. Ze had niet zoveel druk op hem moeten leggen. Voor hem is dit plan van haar onbeduidend, vooral na het verlies van zijn moeder. Geduld.
De volgende dag, na het eten van wat kruimels, die helaas alweer niet de buikjes hebben kunnen vullen, pakt Sinne haar dagboek erbij en scheurt ze er wat lege pagina's uit. Met pijn in haar hart weliswaar, want papier is hier schaars en zij heeft het meer dan nodig om regelmatig haar gedachten van zich af te schrijven. Maar voor haar zijn er belangrijkere zaken.
Zij heeft het op zich genomen Tonio deelgenoot te maken van Omaria, dus zal ze er alles aan moeten doen om dit mogelijk te maken. Ze gedraagt zich semi-nonchalant in de hoop dat hij niet merkt hoe belangrijk dit voor haar is. Ze gaat met het papier aan het kleine doosje zitten, dat hun tafel moet voorstellen, en begint al neuriënd te tekenen.
Ze tekent de Ascensie, al is het moeilijk voor haar om iets zo vloeiends en veranderlijks in vaste lijnen te vatten. De essentie van het schip laat zich niet zomaar vangen op papier – hoe teken je iets wat gedachten volgt, dat verandert met de stemming van zijn kapitein?
"Wat doe je?" vraagt Tonio eindelijk.
"Gewoon, ik had zin om te tekenen. Vroeger tekende ik veel en het is leuk om te doen."
"Wat teken je dan?" De jongen buigt zich voorover om het beter te kunnen bekijken.
"Alles wat in me opkomt. Meestal begin ik en zie ik wel waar ik eindig."
Hij knikt, alsof hij het begrijpt. "Het lijkt op een schip", zegt hij dan stilletjes. "Is het een schip?"
"Ook", zegt Sinne zonder op te kijken.
Hij volgt iedere streep die ze op papier zet nauwkeurig, totdat Sinne ineens opstaat. "Ik moet nodig, ben zo terug!" waarna ze verdwijnt.
Tonio trekt de tekening naar zich toe en is verward. Het lijkt op een schip, maar toch ook niet. Sinne kan echt niet tekenen, denkt hij zonder kwade bedoelingen en met een grijns op zijn gezicht. Een vage herinnering komt boven: zijn eigen tekeningen van vroeger, de trots die hij voelde wanneer zijn vader ze bewonderde. Nog voordat hij het goed en wel in de gaten heeft, pakt hij een papier en begint strepen te zetten met Sinne’s potlood.
Eerst een grove opzet, maar al snel begint er een bepaalde lijn in te komen. Hij ziet een vorm verschijnen, onbedoeld, maar wel een mooie vorm, vindt hij zelf. Hij zet wat lijntjes scherper aan en knikt dan tevreden. Hij had altijd graag getekend. Zijn vader zei toen hij nog leefde vaak iets in de trant van: "Mooi hoor jongen, helaas is er geen droog brood mee te verdienen." Tonio voelde zich daardoor uit het veld geslagen, ondanks het compliment. Want op het land bleek hij twee linkerhanden te hebben. Bij het aardappels rooien bijvoorbeeld was hij helemaal niet handig en daarmee konden ze tenminste wat eten bij elkaar scharrelen.
Waarom moest hij nu zo nodig uitblinken in iets waar je niets aan hebt? Zo had hij zijn eigen ontmoedigingsbeleid opgetrokken, zonder dat hij het in de gaten had. Op een dag verdwenen de potloden in de kast en zijn ze er niet meer uit gekomen.
Sinne verschijnt weer in de opening en neemt daarmee het licht uit het vertrek weg. Hij kijkt op. Hij is ver weg geweest, in gedachten verzonken, en heeft ondertussen zijn tekening verder afgemaakt. Nu kijkt hij er weer naar en is verbaasd over wat hij voor zich ziet. Hij heeft een raket getekend en toch ook weer niet. Zijn dat de motoren? Het lijkt alsof zijn hand een eigen wil heeft gehad.
Hij wil het als een propje van zich afduwen, maar Sinne snelt ernaartoe en laat een zucht van verlichting horen. Opgewonden roept ze uit: "Wat is deze mooi, Tonio! Echt waar, schitterend! Je bent een ware kunstenaar! Wil je me, zodra je eraan toe bent, het verhaal van je tekening vertellen? Ook als deze steeds weer anders is?"
Tonio moet lachen om haar uitgelatenheid. Wat heeft hij toch een goede vriendin aan haar, al is ze wel een beetje gek! Wel de leuke soort gek, heeft hij besloten. De soort gek die hem regelmatig uit zijn verdriet haalt. De soort gek die hem hoop geeft op iets beters. De soort gek die weinig anderen hier lijken te hebben, die maar somber door het kamp sjokken en hun schouders laten hangen, alsof een onzichtbaar gewicht hen naar beneden trekt. Met Sinne valt er tenminste nog iets te beleven.
"Hij zou gauw genoeg merken hoeveel hij met haar mocht beleven. Het wordt nog een hobbelige rit..."